Marco Hendriks is al jarenlang Spookrijder. Alleen. Maar Spookrijden doe je krachtiger als collectief, is hij gaan beseffen. Daarom rijden op de Zuid-Hollandse fietspaden tegenwoordig diverse fietsers rond in dat prachtige Spookrijders-tenue. Zelfs het Spookrijders-blog is opengesteld door Marco, die inmiddels als geen ander weet dat je samen altijd sterker staat dan alleen. Zeker als je ertegenin moet!

Daarom vandaag een blog van de hand van Bas Pronk, zijn mede-teamgenoot, die met plezier twee andere Alpe d’HuZes-teamgenoten aan jullie voorstelt. Twee prachtkerels: Martijn van Willegen en Ruud Maaskant. Namens Bas een dankwoord aan Marco, voor het openstellen van zijn mooie en goed gelezen platform!

 

Martijn, de vierder van het leven

2015-09-30 16.52.48

We staan ergens in de buurt van Maastricht. Op een heuveltje. We zijn verkeerd gereden en moeten wachten. Ik baal. De man naast me niet. Hij is ontspannen en vertelt enthousiast over zijn gloednieuwe fiets. Speciaal aangeschaft voor de Stelvio, die hij over een maand met dit gezelschap gaat beklimmen. Hij stelt zich voor als Martijn van Willegen. Hij geniet vandaag, zegt hij. Niet alleen vandaag, concludeer ik. Naast mij staat een levensgenieter pur sang. Ik zie het aan zijn fysiek. Ik hoor het aan zijn bulderende lach. Hij heeft nog nooit een berg beklommen. De Stelvio wordt zijn debuut. En wat voor één. Hij gaat plezier beleven. Daar gaat het hem om. In alles wat hij doet, zegt hij. Ik weet op dat moment nog niet hoe gemeend die opmerking is.

Een maand later begrijp ik het beter. Ik heb Martijn beloofd de laatste kilometers bergop te helpen. Dat wil zeggen: ik fiets eerst zelf de Stelvio op. Daarna daal ik af tot ik Martijn tref om met hem de laatste, loodzware kilometers naar de top te overbruggen. Het loopt deels hoe we het hebben gepland. Nadat ik boven ben gekomen en me met Leontien van Moorsel en een aantal mede-klimgeiten op de foto heb laten zetten, me warm heb aangekleed, nog een foto heb gemaakt, een blikje cola heb gedronken, vooruit nog een foto dan maar, iets te eten heb genomen, nog even van de berg heb geürineerd, en ondertussen bedenk hoe ik nog meer tijd kan rekken, hoop ik dat Martijn zo onderhand ook bij de top is. Helaas. De één na de ander komt boven. Maar geen Martijn.

Ik werp me in de afdaling. Eén kilometer gedaald. Ik passeer klimmers. Geen Martijn. Twee kilometer. Geen Martijn. Drie. Vier. Vijf. Ik zie een man naast zijn fiets staan. Martijn! Met telefoon in de hand. ‘Bas man, moet je kijken wat een uitzicht’. Hij maakt een foto. De zoveelste. ‘Gaat ie Martijn?’ Hij begint te lachen: ‘Man wat geniet ik hiervan. Ik laat mijn hartslag oplopen tot 170 en dan stop ik om ‘m te laten dalen. Kan ik meteen foto’s maken.’ Ik kijk bedenkelijk. Hij lacht opnieuw. ‘Werkt perfect Bas’. We vervolgen de rit. Driehonderd meter later moeten we stoppen. 170, zegt zijn hartslag. Martijn maakt weer een foto. Als zijn hartslag 130 aangeeft, gaan we weer. Ik begin het koud te krijgen. ‘Lekker omdraaien Bas, ik kom er wel, man wat is dit mooi allemaal’, zegt hij. Ik ben nog even koppig –afspraak is immers afspraak- maar twee kilometer onder de top tril ik als een rietje. Ik keer om. ‘Zet een biertje voor me klaar straks’, zegt hij. Ik kijk nog één keer om voor ik afdaal. Martijn ziet het niet, want hij is gefocust op het maken van de zoveelste prachtplaat. ‘Dit is toch geweldig’, hoor ik hem nog net zeggen.

Uren later zie ik een foto langskomen. Van Martijn op de top, vergezeld door twee dames met ski’s in de hand. Hij in korte wielerkleding, wat het een interessant contrast maakt. Hij staat er –uiteraard- lachend op. Later hoor ik van hem dat hij ook gehuild heeft. De tol van zijn inspanning en trots dat hij dit heeft bereikt. Het was zwaar voor hem, maar wat heeft hij genoten.

Maanden later loop ik zijn juwelierszaak binnen. Van Willegen Juweliers, een parel van een zaak. Mij overvalt een intens gevoel van service en gevoel voor detail. Hier kan ik als startend ondernemer van leren. Net als van Martijn, die hospitality als geen ander snapt. Voor elke klant –en dat zijn er nogal wat zo vlak voor Kerst- neem hij tijd. Net als zijn charmante vrouw Cecile, diens zus Marie-Anne en de rest van het personeel. De ene na de andere fles champagne gaat er deze dagen door, vertelt hij al nippend aan een ‘verrukkelijk glas’. Er passeert een dame met hapjes, gefabriceerd door sterrenkok Mario Ridder. Het is om je vingers bij af te likken. Ik kijk om me heen en zie een wereld die door Martijn is gecreëerd. Dit ís Martijn. En de mensen die zijn wereld betreden, worden onderdeel van het grote genieten. ‘Weet je Bas, het gaat om het vieren van het leven, dat is waar alles om draait.’

Ik heb sindsdien vaak over die opmerking gedacht en weet één ding zeker. Martijn van Willegen weet als geen ander waar het straks op 2 juni bij de Alpe d’HuZes over gaat. Niet om één, twee of zes beklimmingen. Het gaat om het vieren van het leven. Want dat is de beste remedie tegen de dood; met kanker maar al te zeer aanwezig die dag. Ons team is ontastbaar. Wij vieren het leven, dankzij ons levenscaptain Martijn.

Steun Martijn via zijn Actiepagina!

 

Parkeren die emotie en trappen maar, Ruud!

2015-09-30 17.29.38

Ik ken Ruud Maaskant niet. Denkt hij. Ik weet beter. Ik ken Ruud Maaskant beter dan menigeen hem kent. Niet van de keren dat ik hem wel eens spotte in De Kuip. Maar van één specifieke dag, die me een machtig inkijkje geeft in de persoon Ruud Maaskant.

Die dag, eind september, daalt hij de Stelvio af. De eerste keer dat hij überhaupt een berg afdaalt. Ik zie hem halverwege de berg, bij de pannenkoekenstop. Ruud heeft het koud. Stervenskoud. De eveneens kou lijdende Lars, pannenkoekenbakker en altijd in om een ander te helpen, overhandigt hem iets ter opwarming. Ik denk dat het handschoenen zijn. Of overschoenen. Maakt niet uit. Wat wel uitmaakt, is dat ik de kilometers erna Ruud Maaskant leer kennen. Eerst niet, want hij moet lossen in het restant van de afdaling. Niet verwonderlijk. Hij doet het voor het eerst, al geeft hij achteraf aan dat een pijnlijke nek –en als gevolg daarvan moeizaam remmen- er de reden van was. Daarna, aan de voet van de berg, fietsen we de laatste 25 kilometer naar het hotel. In een groep van vier, waarbij één van ons continu moet lossen. Ruud corrigeert me meermaals, als ik op kop rijdend niet doorheb dat we nog maar met drie zijn. Ik corrigeer Ruud meermaals als hij het op zijn beurt niet doorheeft.

Ruud is moe na uren fietsen, wat met zijn getekende kop iets heroïsch heeft. Ruud heeft zijn eerste berg beklommen. Maar Ruud blijft stug doortrappen. Moe of niet. Alleen zijn sociale kant houdt hem er af en toe vanaf. Want zijn motto lijkt: wie begint met vier, finisht met vier.

Die sociale kant zie ik die avond ook. Ik zit toevallig naast hem bij het diner. Hij vertelt dat hij aan mijn boek Obsessie is begonnen. Maar na een halve minuut is hij afgehaakt. Bij pagina 1 was het welletjes. Ik kijk vragend. Dan snap ik het. Daar staat beschreven aan wie ik dit boek heb opgedragen.

Er staat: ‘Voor mijn lieve vader. Die zijn strijd niet te kiezen en niet te winnen had. Maar bleef strijden.’ Ruud moest slikken toen hij het las, zegt hij. Hij legde het meteen weg. ‘Dat trek ik allemaal niet Bas, dan schiet ik vol.’

Sociaal, zowel op als naast de fiets. Sensitief, zowel op als naast de fiets. Strijdend en succesvol, zowel op als naast de fiets.

Ruud, één tip als de emotie je teveel wordt op 2 juni. Doe net als met mijn boek. Leg het even weg. Parkeer het. Eerst naar boven toe. Keer op keer. Vechten. Strijden. Stug doorfietsen. Met ons, je teammakkers. Huilen doen we erna wel. Eerst dat KWF-geld binnentrappen.

Steun Ruud hier via zijn Actiepagina!

 

 

-