In de serie Stadsschilderijen schets ik middels korte verhalen een beeld van Rotterdam in zijn alledaagse ogenschijnlijke eenvoud. 

 

Vandaag liep ik het voor het eerst sinds lange tijd weer eens hard met mevrouw de Spookrijdert. Erg hard ging het niet, maar dat maakte niet uit. De zomer hing in de lucht. Groepjes jonge mensen sportten op het strookje grasveld langs de Kralingse Plas. Een verliefd stelletje lag ineengestrengeld op het gras. Ze waren naar elkaar op zoek – ik kon niet zien welke handen van wie waren.

Een sportinstructrice schreeuwde RED LIGHT waarop de groep sporters stopte met kikkersprongen maken. Een jonge vrouw met overgewicht zakte door haar knieën en belandde met een rood hoofd in het gras.

Een Turkse familie genoot van een barbecue – de oudere kinderen speelden met een bal met de allerjongsten. Drie blanke jongens rookten een blowtje en knikten haast onmerkbaar naar me toen ze mijn Feyenoordshirt zagen.

Een dikke man lag krom getrokken in zijn rolstoel. Hij helde naar links. Hij zag eruit als Slash, de gitarist van Guns ’n Roses. Zijn getatoeëerde linkerarm bungelde langs zijn rolstoel, zijn nagels raakten haast het rode asfalt van het fietspad. Hij brabbelde hardop. Iets over het leven. De woorden ‘tegen’ en ‘klootzak’ vielen veelvuldig. De zomer kreeg geen vat op hem.

‘FE-YE-NOORD!’, riep hij toen ik passeerde. Ik stak mijn duim op.

‘VORIGE WEEK GEWONNEN!’

Ik stak weer mijn duim op.

‘TEGEN REJAL SOOSJEDAT!’

Mevrouw de Spookrijdert vond het eng, versnelde haar pas en ging links lopen.

‘PASS VAN HAPS OP BOÉTSIUS. VOORZET. KOPBAL JURGESE. WIJ ZIJN FAAI-E-NOORD, WIJ ZIJN FAAI-E-NOORD!’

Met een verbaasde glimlach keek ik achterom.

‘JA ‘K BEN NIET GEK HOOR!, riep hij me na.

 

 

 

-