-Een ode aan mijn Grote Broer die vandaag 50 jaar werd-

 

The brother that you never had”
– Bob Dylan

 

Je komt ze maar af en toe tegen in je leven. Paradijsvogels worden ze genoemd. Omdat ik niets met vogels heb, noem ik ze liever Levenskunstenaars. Mijn broer Ed is er zo een, al zie ik in hem eerder een Overlevenskunstenaar. Met een hoofdletter O.

Van kleins af aan was er al nauwelijks land te bezeilen met Ed de peuter. Als pa rechtsaf sloeg, ging hij van nature naar links. Berucht was de zoektocht van pa en ma naar Ed de peuter toen hij als driejarige op de camping in Luxemburg al de weg naar de vrijheid had gekozen, al was zijn schuilplaats, merkwaardig genoeg, juist een contradictio in terminis van jewelste: in plaats van de grenzeloze vrijheid van de open natuur te verkiezen, verbleef hij in de caravan van de buren van waaruit hij urenlang stoïcijns staarde naar zijn wanhopig zoekende (en roepende) ouders.

Exemplarisch. Hij was en is een Spookrijder avant, pendant et après la lettre.

In de huidige tijd waarin jongeren zichzelf geforceerd overschreeuwen om zo authentiek-anders mogelijk over te komen, is zijn ietwat afwijkende gedrag dus niet aangeleerd, het afwijken van het begane pad had hij letterlijk van kinds af aan al. When they said “Sit down”, I stood up. Met de hartelijke groeten van Ome Bruce.

Zijn intelligentie bleek op school waar hij uitmuntende cijfers haalde, resulterend in toelating tot het gymnasium van het Montfoort College te Rotterdam-Zuid. Later zou hij zijn bovenmatig hoge resultaten toeschrijven aan zijn uitstekend functionerend geheugen. “Ik kon gewoon goed onthouden, maar ik begreep vrijwel niets.”

Nomen, nominis, nominï, nomen, nomen, nomine.

 

Foto’s uit die tijd laten een scholier zien met rode blossen op de wangen en een volle bos haar bestaande uit wilde blonde krullen, bij de oren bijeen gehouden door een zwart montuur dat hij jaren later, toen Ed al lang afscheid had genomen van het achtervoegsel -win van zijn volledige naam, zou omschrijven als zijn Jan Blaaser bril. Liever wordt hij niet geconfronteerd met foto’s uit die periode.

 

Hij maakte furore als aanvoerder van Overmaas D1, C1 en B-regionaal waarin hij leiding gaf aan het enige voetbalelftal dat het in de begin jaren tachtig de teams van Feyenoord, Sparta en Excelsior echt lastig kon maken. Op zich kijkt hij met gepaste trots terug op zijn carrière als spelbepalende middenvelder, berucht om zijn verwoestende uithalen vanuit de tweede lijn (zoals die beauty thuis tegen Sparta B1-regionaal waarna pa en Ome René brullend in elkaars armen vielen), maar in die periode kwam ook die ene karaktereigenschap tot wasdom die hem de rest van zijn leven nog trouwer zou volgen dan zijn eigen schaduw: zijn rebellie.

Werkte zijn ongehoorzaamheid als driejarige peuter nog vertederend, in zijn puberteit kreeg het steeds meer gestalte in de vorm van muiterij: hij paste ervoor nog langer zijn Jan Blaaser bril te dragen, hij verfoeide school (en met name de vanzelfsprekendheid die uitging van de macht van de leerkrachten) en weigerde als libero van Overmaas B-regionaal principieel zijn medewerking te verlenen aan de buitenspelval, waarop trainer Van Ee hem witheet van woede naar de kant haalde. Ed onderging dit schouderophalend want voetballen interesseerde hem, sinds hij Savoir Faire van Mink DeVille had gehoord, geen reet meer.

 

 

Pa irriteerde zich mateloos aan het opstandige gedrag van zijn oudste zoon. Toen er kansloos werd verloren van hekkensluiter Olympia uit Gouda, vond pa het nodig om zijn zoon luidkeels ter verantwoording te roepen:

“NEE MOET JE VAKER DOEN DIT, DIE NACHTFILM KIJKEN! HET IS EEN SCHANDE! EEN SCHANDE IS HET!”

Op zijn beurt was Ed de Puber, eerlijk is eerlijk, niet echt geïmponeerd door dergelijke tirades van pa. De twee stelden elkaar op de proef, vooral tijdens het avondeten. Ma zat erbij en analyseerde beide partijen zoals alleen goede politici dat kunnen doen: geduldig en alert. Haar gevoel voor timing om beide kampen te verzoenen bleek van onschatbare waarde.

De verschillen konden dan ook niet groter zijn: haar man die slechts één weg kende, namelijk de lijnrechte, tegenover haar zoon die zoveel wegen voor zich zag dat hij het leven als een paradijselijk labyrint ervoer. Hij was en is the son you never had.

Only Rock & Roll and he liked it. Dat devies was voldoende en keerzijdes van medailles zijn er nog niet in je puberteit. Er waren geen lange termijnplannen, geen theorieën, geen analyses, geen religies.

2015-08-18 07.36.46

 

Het was die dagen een hele Tour de Force om Ed de Puber zijn kamer uit te krijgen. Hij reageerde op geen enkele impuls van zijn huisgenoten, simpelweg omdat hij zich had afgezonderd in zijn kamer waar de muziek van Herman Brood, de Rolling Stones, Eric Clapton en Mink Deville zijn leven voorgoed zou doen veranderen. Op commando’s dat het zachter! moest, reageerde hij amper. De scheurende gitaren van de heren Keith Richards, Danny Lademacher en Ricky Borgia hadden voorrang. En sinds hij wondergitarist Stevie Ray Vaughan aan het werk hoorde, had hij helemaal geen oren meer naar de smeekbedes van zijn gezinsgenoten of het als-je-blieft een beetje zachter mocht.

Herman zong Never be Clever, de Stones Gimme Shelter en EC Bell Bottom Blues. Iedere ochtend vroeg zijn spiegelbeeld hem ‘waarom’. De vraag stellen is het antwoord geven, zo concludeerde hij uit Mink Deville’s Lipstick Traces dat hij die dagen God-mag-weten-hoe-vaak draaide.

 

https://youtu.be/VA7EYsyZvW8

 

Kortom: er was geen weg meer terug.

Een zomer gingen we samen op Tienertoer. We hadden van Nederland een rechthoek gemaakt en hadden besloten zijn vier hoeken te bezoeken. Den Helder. Groningen. Vlissingen. Maastricht. We schelen vier-jaar-en-een-beetje maar in die periode was ik minimaal tien jaar jonger, en dito kleiner. Hij was mijn grote broer. Hij was de norm. Hij trakteerde ijs en patat, rookte shag en dronk bier. Bovendien droeg hij dag en nacht een zonnebril. Op al te drukke perrons hield hij mijn hand vast. Het zijn mijn eerste en tevens laatste herinneringen van Ed als mijn echte grote broer.

Ik wilde hem zijn. In alles.

 

 

Hij verfoeide zijn krullen die in zijn ogen model stonden voor kleinburgelijkheid. Eigenhandig ontkrulde hij zijn haar hetgeen resulteerde in een ondefinieerbare haardos dat nog het best valt te vergelijken met een parallellepipedum: een kubusachtige vorm bestaande uit een veelvlak van zes evenwijdige zijdes. Alleen aan die laatste voorwaarde voldeed Eds frisuur niet omdat van evenwijdigheid totaal geen sprake was.

Om geld te besparen voor de aanschaf van nieuwe LP’s, bracht hij zelf oorbellen aan door te experimenteren met naalden en flesjes alcohol uit het  medicijnenkastje van ma. Regelmatig zwollen zijn oorlellen op of kleurden zij dieppaars. Soms alle twee. Combineer dit met de hiervoor beschreven nogal chaotische coiffure en iedereen begrijpt dat Ed er die dagen enigszins uitzonderlijk bijliep. Dat had hij er allemaal graag voor over omdat Keith niet alleen model stond vanwege diens gitaarspel.

Het door pa zorgvuldig aangelegd behang in zijn kamer had geen schijn van kans. Iedere week kocht hij de Hitkrant, de Muziek Express en in een latere fase Muziekkrant Oor. Posters van Freddy Mercury van Queen en Francis Rossi van Status Quo moesten stelselmatig plaats maken voor foto’s van zijn nieuwe helden Mick en Keith, Mink Deville, Bob Dylan en Bruce Springsteen.

2015-08-18 07.38.08

Een stukje kamer van Ed (op foto links kameraad Peter Baden) 1987

 

Het rookverbod thuis werd genegeerd. Zijn kamer zag blauw die dagen.

De flessen gedistilleerd van pa (zelf een notoire niet-drinker, de drank was er louter voor de kerst en voor de gasten van de verjaardagsfeesten) waren niet langer veilig. Ingekerfde streepjes op de etiketten moesten zoonlief ervan weerhouden om het voorbeeld van Clapton te volgen die die dagen in paniek raakte als hij niet dronken was.

Naar school gaan deed hij slechts voor de bühne. ’s Morgens trok hij de deur achter zich dicht om zogenaamd naar school te gaan, maar zijn vermogen om het handschrift van zijn ouders te kopiëren stelde hem in staat om zijn eigen verzuimbriefjes te schrijven. Om de week stierf er wel een buurman, oudoom, oudtante, opa of oma van Ed die ondertussen, zwervend door de stad, genoot van de zon op zijn parallellepipedum. Hij viel pas door de mand toen hij per abuis twee keer dezelfde opa had laten sterven.

Buurmeisje Jacqueline, God hebbe inmiddels haar ziel, leerde ongewild de Rock & Roll muziek van buurjongen Ed kennen, omdat zijn geluidsinstallatie slechts één stand kende: de maximale.

De vervulling van zijn militaire dienstplicht betekende een periode van relatieve rust voor Jacqueline en voor ons. Aan de keukentafel was er eindelijk plaats en ruimte voor de verhalen van zus Liliane en voor mij. Met Ed aan tafel was er namelijk geen doorkomen aan. Vanaf het moment dat hij aan tafel schoof  totdat hij de laatste hap van zijn toetje had genomen, raasde hij in één ruk door. “Effe snel anders vergeet ik het”, zei hij dan en eigenlijk dat doet hij nog altijd.

Zijn zogenaamde belevenissen op school (zijn spijbeluren verzweeg hij uiteraard, hij fantaseerde naar believen), de wereldpolitiek, de voetbaluitslagen maar vooral het laatste Stones album werd van A tot Z besproken en geanalyseerd. Daarbij was hij doof voor een andere mening of invalshoek waarmee hij overigens verbazingwekkende gelijkenissen met zijn vader toonde.

Doordeweeks was hij militair, in het weekend kwam hij thuis, ging hij stappen en mocht ma zwijgend zijn was doen. Pa kon zijn lach nauwelijks onderdrukken als Ed honderduit vertelde over zijn belevenissen als soldaat. Dat ook pa moeite had met het opvolgen van bevelen, kwam pas veel en veel later aan het licht. Eigenlijk werd het pas bespreekbaar toen hij hetzelfde euvel bij zijn jongste zoon constateerde. Gezag moet eigenlijk maatwerk zijn bij ons Hendriksen.

 

 

2015-08-18 07.37.04

 

Helaas duurde de periode van zijn dienstplicht te lang. Veel te lang. In een manoeuvre op een Duitse militaire site om ’s nachts zijn kamer te verlaten verloor hij zijn evenwicht en viel hij van vierhoog uit het raam. Er werd in eerste instantie gevreesd voor zijn leven, later voor zijn validiteit. Hij brak enkele rugwervels en zijn voet en pols waren verbrijzeld.

Een periode van revalidatie volgde. Haast dertig jaar later zijn de gevolgen van dit ongeluk nog altijd merkbaar. Hij hinkt nog steeds als een gehavende zeeman en zijn ene been is aanzienlijk dunner dan de ander. Van zijn bovenmatig gespierde torso was weinig overgebleven.

Buiten deze fysieke gevolgen voor hem, had het ongeval het effect van een atoombom op ons gezin. Pa en ma togen als de sodemieter naar het hospitaal in Duitsland en kwamen verzwakt, verouderd en verdrietig terug.

 

Het was voor het eerst dat ik me niet langer de jongste van het gezin voelde. Ed had zich sowieso nooit de oudste gevoeld.

Illustratief in deze was de het concert van de Stones in het Goffertpark in Nijmegen waar Ed bij een plasbeurt de weg was kwijt geraakt. Het eerste deel van het concert was voor Lile en mij verloren gegaan; na drie kwartier zoeken vonden we hem hopeloos dronken tegen een hek gezakt. Zodra Keith echter Happy speelde, vielen we in elkaars armen en vergaven we hem voor de zoveelste keer alles, en alles betekende ook alle keren dat Ed in de voorbije jaren ongevraagd beroep had gedaan op de inhoud van onze spaarvarkens als hij weer eens geen geld had om de nieuwe LP’s van The Pretenders of de Golden Earring te kopen. Normaal gesproken word je ziedend kwaad op zo iemand maar ja, hij “was the brother you never had.”

 

https://youtu.be/dwMNdvSsZBo?t=16s

 

 

Klagen deed hij in het Centraal Militair Hospitaal in Utrecht echter nooit. In eerste instantie verzoende hij zich met zijn lot, in tweede instantie zag hij de hand van God in het lot. In het ziekenhuis werd zijn borstkas gepantserd in een gipskorset. Nachtenlang kon hij van de pijn en jeuk niet slapen. Zodoende kreeg hij uitgebreid de mogelijkheid om de film steeds weer af te spoelen. Hij wist zeker met het hoofd naar beneden te zijn gelazerd, maar vlak voor de fatale landing had zijn lichaam zich als een wonder gedraaid waardoor hij deels op zijn voet, deels op zijn hand terecht was gekomen.

God had hem slechts een waarschuwing gegeven. De hemel stond stil, het was zijn tijd nog niet. Alleen Give me Strength van Clapton beloofde Ed troost die eenzame dagen en nachten in het ziekenhuis.

Daarmee kwam de rust in Huize Hendriks overigens nog altijd niet terug. Iedere avond togen we naar Utrecht om Ed te bezoeken. Tunnel of Love van Springsteen kwam uit. Ik had de LP op een cassettebandje op zowel kant A als op kant B opgenomen zodat hij niet hoefde terug te spoelen.

In 1987 zag ik Bob Dylan voor het eerst live optreden. Ik was zeventien en miste mijn grote broer als nooit tevoren. Nog meer de zomervakantie van drie jaar daarvoor en ik, gekleed in het shirtje van Les Bleus, eerder naar huis wilde omdat ik mijn grote broer zo miste.

2015-08-18 07.58.54

1984 – Lile en ik “veilig” bij onze Grote Broer

 

Een dag later bezocht ik Ed in het ziekenhuis. Als souvenir had ik een T-shirt van Dylan voor hem gekocht. Mijn toenmalig vriendinnetje had alle liedjes op een briefje geschreven. Toen ik met hem lied voor lied door de setlist liep, voelde hij mijn gemis en ik de zijne maar dat spraken we aan de rand van het ziekenhuisbed niet uit. We voelden ons als twee piraten waarvan slechts één de schat had mogen zien.

2015-08-18 07.38.55 b

20 september 1987: één dag nadat ik voor het eerst Bob Dylan heb gezien

 

Pa zag het allemaal met lede ogen aan. In het ziekenhuis werd hij iedere avond geconfronteerd met de twee tattoo’s die Ed de zomer daarvoor had laten aanbrengen in Breda. Zeker niet in een onbezonnen dronken bui want door Herman Brood was hij geobsedeerd geraakt door tatttoo’s. Pa vond deze twee bovenarmelijke statements afschuwelijk. Een slang en een roos. Smakeloze kitscherige plaatjes. Erger kon niet. Het was de laatste zomer vóór zijn ongeval toen hij op een zonnige middag aan de Route de Napoléon in de Alpen zijn U2 T-shirt uittrok en pa voor het eerst zicht kreeg op de Roos en de Slang. Pa zei, geheel tegen zijn gewoonte in, niets. Hij slikte en zweeg de rest van de dag. Hij voelde een strijd definitief te hebben verloren, zonder dat Ed zijn tattoo’s euforisch noch smalend vierde als overwinning.

2015-08-18 07.38.34

Foto vlak voor de openbaring van Ed’s tattoo’s. De fotograaf (pa) weet nog van niets

 

Nog nooit raakten de woorden van Springsteen zo diep de kern:

“Well Papa go to bed now it’s getting late
Nothing we can say is gonna change anything now”

 

https://youtu.be/ruuQzFsRqQE?t=26s

 

In de jaren daarna speelden Ed en ik in een rockbandje dat menige kroeg en kantine onveilig maakte. Ed was met name gespecialiseerd in het regelen van optredens zonder prijsafspraak vooraf. Dat mocht zijn broertje regelen. Achteraf.

Ook in de bandjes The Blue Valentines en later The Night Moves kende hij als sologitarist geen conventies. Ed had een broertje dood aan oefenen, gelukkig niet letterlijk. Hij speelde wat er in hem opkwam en was dus de facto een jazzgitarist met een Rock & Roll hart.

2015-08-18 07.24.40

1989 The Night Moves (v.l.n.r. Marco, Ronald, Wim, Ed)

2015-08-18 07.17.34

Ed als sologitarist in Cheers

 

Legendarisch waren de concertbezoeken in die jaren. Alle grote der aarde bezochten wij – regelmatig onder invloed van. De herinneringen zijn dan ook selectief. Flarden van Santana, Van The Man, Mink later Willy Deville, Eric Clapton, Neil Young, Lou Reed, Bruce Springsteen, de Stones en Bob Dylan staan ons bij, maar vervagen met de loop der jaren.

Bij Sympathy for the Devil van de Stones wierpen we ons katholieke schuldgevoel voor enkele minuten van ons af, vlogen we elkaar in de armen en meende ik, onder invloed (dat dan weer wel), de geest van wijlen Brian Jones te hebben ervaren nadat, van de duizenden snippers papier, precies die éne met zijn afbeelding op mijn linkerschouder was beland. (Ik bewaarde die snipper jarenlang als een relikwie in mijn portemonnee en Ed was de enige die dat begreep.)

Bij een concert van Bob Dylan in Vredenburg, Utrecht dachten we, beiden wederom in kennelijke staat, de verpersoonlijking van De Heer te hebben gezien. Bob had alles weg van de Messias. Hij verhief zijn been op een podiumspeaker, meer niet, maar dat was het fucking coolste dat we ooit gezien hadden.

In zijn tot kroeg omgetoverde kamer speelden we akoestisch gitaar. Als we This Hard Land van Bruce speelden zongen we “just one kiss from you my brother, and we’ll ride until we fall” met extra vuur. Het vuur dat hoort bij twee broers die aan de vooravond staan van de rest van hun leven.

Iedere zaterdagnacht werd tijdens de kroegentocht Thunder Road meegezongen: dronkemansgelal door nachtelijk Rotterdam, als ode aan de vriendschap en de vrijheid die oneindig leek, zolang je Bruce maar durfde te geloven.

In de zomer trokken we met Eds brommertje naar de oevers van de Oude Maas waar we sigaretten rookten, blikjes bier dronken en burgermannen in C&A kleding met hun gezinnen op fietsen voorbij zagen trekken.

“Oh God dit nooit”, zwoeren we elkaar. Alleen hij hield woord.

 

Maar ook aan de periode van concerten, stappen, zuipen, nachten lang doorhalen, plukken aan gitaarsnaren en platenbeurzen bezoeken kwam een abrupt eind. Met het overlijden van stapmaat Raymond kort na een concert van Clapton in de Statenhal in Den Haag, stierf er ook iets in Ed. Tijdens de crematie luisterden we naar Lipstick Sunset van John Hiatt, Wonderful Tonight van Clapton en als toetje Into the Mystic van Van Morrison. Ed zag een deel van zijn onschuld met Raymond mee gecremeerd. Na afloop zakten we finaal door bij Michel “De Neus” die met John Cale’s Close Watch onbedoeld de toon had gezet voor de rest van het leven van Ed. “I’ll keep a close watch on this heart of mine”: Ed zou alleen nog maar trouw aan zichzelf blijven.

2015-08-18 07.23.54

Raymond “Rock & Roll took his soul”

 

 

Ed hield het stappen voor gezien, werd met de jaren stiller en stiller en trok zich meer en meer terug. Hij werkte met buitengewoon veel tegenzin bij een scheepvaartkantoor in de Rotterdamse haven. Met het gebrek aan een gerichte studie zag hij geen reële mogelijkheid voor een carrièremove. Maar zoals in het ziekenhuis in Utrecht onderging hij ook hier zijn lot zoals the Big J.C. ooit lijdzaam Zijn kruis naar Golgotha droeg.

Met voortschrijdend inzicht had hij, uit angst ooit te zullen bezwijken onder de druk van de verantwoordelijkheden, op jonge leeftijd al besloten zijn hele leven vader- en dus ook gezinloos te blijven. Een principiële keuze waar ik tot op de dag van vandaag mijn pet voor af neem. Muiterij als hoofd van zijn gezin had hij zichzelf nooit vergeven.

De dood van zijn soulmate en muzikale goeroe Ome Beer, inderdaad alweer een Raymond die hem zeer nabij stond, liet een leegte achter die tot op de dag van vandaag nog na-echoot. De nagalm was extra heftig omdat hij zich had voorgenomen pertinent geen verdriet te tonen in het bijzijn van anderen. Als loner pur sang implodeerde hij bij thuiskomst in alle eenzaamheid. Alleen de muziek kon hem nog redden al moest hij die avond niet denken aan River of Tears van Eric Clapton. Het effect zou verwoestend zijn geweest.

11403311_1431997527125028_553474703128860169_n

 

 

Erg veel plezier met het spelen in de familieband Canon Rouge beleefde hij de laatste jaren evenmin, hoe vaak we ook beroep deden op zijn Franse roots en op de juist door hèm zo gewenste verdieping en versobering van de muziek. Het gitaarspelen had niet langer de bevrijdende werking van weleer. Met de dood van Ome Beer leek een belofte gebroken, al wist hij dat dit niemand persoonlijk aan te rekenen viel.

 

 

Hij zonderde zich af in zijn keurig onderhouden flatje in Rotterdam-Lombardijen waar hij tijdens zijn spaarzame vakanties genoot van de zonsondergang. Met de zonsopgang ging hij bij voorkeur naar bed omdat er de vreemde gewoonte op na hield het dag- en nachtpatroon om te draaien zodra hij zich gevrijwaard wist van de druk van een agenda. Nacht werd dag, dag werd nacht. Hij zegt nog altijd te kunnen genieten van de stilte van slapend Rotterdam waarop hij vanaf zijn balkon op de vierde etage prachtig uitzicht heeft.

Iedere afspraak, van welke aard dan ook, mijdt hij als de pest.

Uit angst voor de kracht van zijn familiewortels van moeders kant, staat hij zichzelf geen vakanties of andersoortige bezoeken aan Frankrijk toe. Hij zegt Franse muziek en Frankrijk niet gelijktijdig aan te kunnen, want je moet altijd weer terug. Dan nog liever de constante grauwheid van Rotterdam-Zuid. In zijn fantasie steekt hij echter ieder weekend de grens over.

 

https://youtu.be/FPI_t9WDCbg

 

 

Met name de collega’s bij zijn voormalige werkgever maakte stelselmatig misbruik van het gebrek aan assertiviteit van Ed. Het zorgde ervoor dat hij in zijn sociale isolement zijn habitat vond, met de eenzaamheid als trouwste vriend.

Het schetst dus geen verbazing dat hij zichzelf in de loop de jaren emotioneel tamelijk verwaarloosd heeft. Hij tracht zijn leven te beheersen door het zo gelijkmatig mogelijk te leiden zonder buitensporige evenementen waaronder hij zelfs de muziek van John Lennon, die hij omschrijft als ‘onverantwoord goed’, rangschikt. Lennons Watching the Wheels lijkt, met voorkennis, voor en over Ed te zijn geschreven, omdat op een griezelige manier Ieder woord klopt:

“People say I’m crazy doing what I’m doing,
Well they give me all kinds of warnings to save me from ruin,
When I say that I’m o.k. they look at me kind of strange,
Surely your not happy now you no longer play the game

 

 

Sinds ik, door de dood van Lex genoodzaakt, de zaak overnam is Ed bij ons in dienst getreden. Al dik twee jaar zit hij tegenover mij.

We lachen nog altijd om dezelfde grappen als vroeger, ergeren ons aan dezelfde onhebbelijkheden van de homo sapiens, halen nog dagelijks herinneringen op van onze wilde staptijd en genieten nog altijd van dezelfde muziek als toen, waarbij we trots vaststellen dat we ons in muzikaal opzicht totaal niet hebben ontwikkeld.
Bij het idee aan een kampioenschap van Feyenoord hebben we gezworen alle twee een Feyenoordattoo te nemen, waarmee ik een latente huwelijkscrisis op de koop toeneem. We zijn nu vijfenveertig en vijftig en het is een geruststellend idee dat de idiotie nog altijd op de loer ligt.

Ik kijk hem wel eens stiekem aan als hij diep geconcentreerd zit te werken.

Net als Cornelis Vreeswijk (“waar zit die jongen nou?”), vraag ik me ook regelmatig af wat er echt in hem omgaat. Geen idee, en waarschijnlijk weet-ie het zelf ook niet.

 

Mijn broer is een geboren Einzelgänger die horloges, kompassen, agenda’s en afspraken haat. Hij is een schiereiland met een eenbaansweg als enige verbinding met het vaste land. Uiteraard heeft hij zichzelf benoemd als enige tolwachter bij de slagboom.

Hij heeft het leven altijd als een val gezien waarin hij weigert te lopen. Van alle verwachtingspatronen draaide hij een shaggie dat hij ’s avonds rookte bij een Lipstick Sunset, een lied dat hem meer waard is dan alleen de dierbare herinneringen aan zijn stapmaat Raymond. De zonsondergang herbergt iedere dag weer de melancholie van vervlogen beloftes.

 

 

Hij is een denker, soms een tobber, die het zeldzame vermogen heeft om, gezeten op zijn balkonnetje en onder de impulsen van ons Frans-Antilliaanse bloed (waar hij zéér trots op is), urenlang aan he-le-maal niets te denken. De dalende zon, een biertje en de muziek vormen zijn avondlijke yogaoefeningen. Il n’est jamais seul avec sa solitude, als we Georges Moustaki mogen geloven en waarom zouden we dat niet?

Mijn broer houdt onuitsprekelijk veel van zijn familie maar verkiest te allen tijde zijn persoonlijke vrijheid.

Hij heeft geen enkele vriend of vriendin overgehouden uit onze staptijd maar leeft met niemand in onmin. Hem wordt alles vergeven “want het is Edje” en er is geen enkele naam die zo relativeert als Edje.

Het is alsof hij, vrij naar Eric Claptons We’re All The Way, naar ons allen wil zeggen:

“When I’m wrong, it’s never meant for you
So, don’t confuse my love with what I do”

 

Hij heeft een levenslange gevangenisstraf over als zijn familieleden, zijn neefjes en nichtjes in het bijzonder, iets wordt aangedaan. Toch is er geen oom die zij zo weinig hebben gezien als hun Ome Ed.

 

Hij is een kind van vijftig, maar geen wonderkind. Dergelijke onbescheidenheid past een Rotterdammer niet.

Zijn onhandigheid is ongeëvenaard en in de meest letterlijke zin levensgevaarlijk. Pakken jus d’orange gaat hij te lijf met een broodmes. De toppen van zijn vingers zijn gekerfd na de talrijke gevechten die hij leverde met vlijmscherpe aardappelmesjes in zijn pogingen fruit te schillen. Uit zijn koelkast rollen regelmatig bol getrokken pakken karnemelk omdat hij de houdbaarheidsdatum weer eens over het hoofd heeft gezien. Ieder vlekje op zijn tapijt, gordijn, meubels of kleding gaat hij te lijf met bleekwater (“een wondermiddel voor echt alles”, noemt-ie het). Tientallen bleek uitgesleten plekjes zijn de stille getuigen van zijn maniakale streven naar reinheid.

Smetvrees is hem ook niet vreemd. Hij wast zijn handen zo obsessief vaak dat er door de jaren heen diep ingesneden groeven zijn getekend over zijn knokkels. Als je ernaar kijkt, doet het al zeer. Op kantoor moet Aniet om de drie dagen het maxi-size zeeppompje in het herentoilet bijvullen. Waterspetters zitten tot op het plafond alsof hij als Johannes de Doper zijn handen in onschuld wil blijven wassen. Inderdaad: the brother in law you never had.

Zijn smakelijke manier van verhalen vertellen is ongekend. Vooral als hij zijn eigen onhandigheid etaleert. Zijn auto door de wasstraat rijden, een lamp vervangen of het ontstoppen van zijn doucheputje: het zijn avondvullende verhalen.

Zijn dagelijkse strijd met zijn buurvrouw (“dat leipe Indische teringwijf dat die kutduiven steeds te vreten geeft”) is rijp voor het podium. Hoe vaak hij ook het verhaal vertelt over dat onooglijk lelijke Belgische wijf in Torhout dat ons ’s morgens vroeg koffie serveerde en Ed zich plotseling omdraaide en nogal heftig reageerde op haar onverzorgde lelijkheid (“AAAAAAH!!”) en wij, ondanks de kater, minutenlang op de grond lagen van het lachen, ik kan er geen genoeg van krijgen.

Mijn broer die zich onsterfelijk maakte toen hij de sacrale stilte van de Cathédrale Notre-Dame van Rouen durfde te verbreken door plotseling het kansel te betreden om loeihard door de microfoon te roepen: “DEZE WEEK BIJ EDAH!”

De reactie van pa (”nee nee….dat kan niet… dat kan toch helemaal niet…”) was even legendarisch als haar aanleiding. Pa verliet de kathedraal met de staart tussen zijn benen, zich afvragend waar en wanneer het fout was gegaan.

Met deze actie werd hij uiteraard wel de ultieme held van zijn drie nichten en twee neven die sindsdien wisten: dit is en was the uncle you never had.

Hun ome Ed lult links maar stemt rechts. Andersom kan ook. Hij is een militaristische vredesduif. Een pacifist met een oezie. Hij is een grotere punker dan Johnny Rotten, maar nog conservatiever dan het Vaticaan. Hij is voor de vrijheid van meningsuiting tenzij Jezus Christus beledigd wordt. Hij is koning van zijn eigen koninkrijk die leeft met de soberheid van een monnik.

Hij droomt graag weg maar zijn dromen zijn nooit gevuld met persoonlijke ambities, als een talentvolle spits zonder team, zonder aspiraties, zonder doel.

 

Hij haat agenda’s, laat staan dubbele. Hij wantrouwt kennis, maar de macht die ermee gepaard gaat nog meer. Jaloezie of schijnheiligheid zijn hem compleet vreemd. Hij accepteert alleen de verantwoording over zichzelf en zelfs dat alleen met mate. Hij is alleen loyaal aan zichzelf. Zijn egocentrisme mag nooit als egoïsme worden uitgelegd, al was het maar omdat egocentrisme sympathieker klinkt.

Hij heeft een ongezonde hekel aan boeken en speelfilms en heeft dientengevolge de empathie van een stoeptegel. Hij leest geen van mijn Blogs omdat hij doodleuk laat weten na de eerste zin al te zijn afgeleid. Uiteraard een doodsteek van jewelste voor de serieuze schrijfaspiraties van zijn broer, maar daar staat hij, in de vaart van zijn onsamenhangende gedachten, niet bij stil.

Hij is een minimalist die weet dat hij het maximale al lang gehad heeft en daar niet zielig over doet, in tegendeel. Hij is ‘the brother you never had’. Hij was die Rock & Roll junkie waar Herman over zong, ik was zijn Bart Chabot die vanaf de zijlijn de geest van de Rock & Roll beschouwde in de hoop alle herinneringen ooit zo fraai mogelijk te verwoorden in een verhaal dat ik zou voorlezen bij de vijftigste verjaardag van mijn grote broer.

 

 

 

In de veelzijdigheid van Willy Deville’s muziek zag hij zijn uiteindelijke evenbeeld.

Als we er, door onze Spookrijdersbril bezien, van uitgaan dat het leven juist wèl veel soeps is, dan is hij in zijn vijftig levensjaren een unieke vleesgeworden potpourri gebleken van punk, blues, New Orleans mardigrass, New York rock, een vleugje country, texmex en veel chanson.

Hij is ontegenzeggelijk het liefste, naïefste en meest oprechte kind van vijftig dat ik ken en God weet hoe trots ik er op ben dat die paradijsvogel met de manke poot mijn broer is.

Onze levenskunstenaar die zijn eigen pad koos, kiest en zal kiezen en daarbij de hand van Jezus Christus niet schuwt.

Hij leeft van dag tot dag. Iedere avond weer, als de zon zijn werk heeft gedaan, staat de hemel even stil voor hem en wordt hij blootgesteld aan zijn lijflied. Het lijflied van onze Overlevenskunstenaar die, ook tot zijn eigen verbazing, vandaag de vijftig heeft gehaald. Ondanks en dankzij zichzelf.

 

 

 

11863280_1650780588499594_2187700896158642487_n

 

 De Soundtrack van zijn leven:

 

 

 

-