Om het moment van donderdag 12 september 2019 om 13:42 uur góed te kunnen beschrijven (ik stond op de top van de Passo di Fedaia op 2.068 meter hoogte en ik hoestte stukjes huig op die als een kunstwerk op het schermpje van mijn Garmin belandden, Maarten den Bakker raasde mij schreeuwend voorbij met een snelheid die een desastreuze werking had op het allerlaatste stukje zelfvertrouwen dat nog resteerde en Johnny Hoogerland moedigde mij vanuit de ploegleidersauto van Lars luidkeels aan, ik schrok me de pleuris maar het was wel gers), tóen dus, moet ik terug naar een moment 23 minuten daarvóór, we schrijven 13:19 uur, toen ik met de gruwelijke Passo di Fedaia worstelde, ik amper vooruit kwam, ik scheel keek van de pijn, ik het stijgingspercentage van 15% in mijn dijen voelde snijden en ik aan de kant van de weg, de SP641, nog nét de gezichten van mecaniciens Erwin Gutz en Arthur Farenhout en dat van Joop Zoetemelk kon ontwaren. Mijn ogen stonden scheel en mijn hoofd stond scheef. Erwin, Arthur en Joop leken op figuranten uit een religieuze film die een man met een ezel aan zich voorbij zagen trekken.

Zij stonden in de berm en keken me zwijgend aan.

Ik deed geenszins moeite om ze te begroeten. Er kon van beide kanten geen glimlachje af. Ik voelde alleen zure pijn en stelde mijzelf de vraag waarmee iedere wielrennende recreant zichzelf opzadelt zodra hij een steile berg beklimt: wat dóe ik hier en waarom, in godsnaam waarom.

Het laatste moment dat ik me kon herinneren was de afdraaiende rug van Joop Zoetemelk die mijn fietsende ik geen verdere aandacht waardig achtte. Mijn eeuwige wielerheld had zich van mij afgekeerd.

En dat terwijl ik hem nog zó had aangemoedigd op 17 juli 1986. Die bewuste 13e etappe voerde de Tour van Pau naar Superbagnères. We hadden urenlang gewacht. Joop kon ieder moment passeren. Mijn vader, moeder en ik keken vanaf de top van Superbagnères op de roterende wieken van de helikopters onder ons. Ze naderden ons als buitenaardse amfibieën.

Franse fans riepen Jop! Jop!

Toen Joop in zijn wereldkampioentrui passeerde sloeg mijn stem over. En ik nam een foto van mijn held.

Ik moest aan precies díe foto denken toen ik 12.110 dagen later, op donderdag 12 september 2019 om 13:42 dus, op de top van de Passo di Fedaia mijn steenkapotte bovenlichaam over mijn stuur had gedrapeerd, zoals je een doorweekte theedoek over een kampeerstoel op de camping hangt.

‘Goed gedaan Marco, ik ben trots op je’, zei Maarten. Althans, ik hoopte dat ie zoiets zei. Ik was blij dat mijn leeftijdsgenoot Maarten ook moest uit hijgen. Ook hij bleek uiteindelijk een mens van vlees, bloed en tekort aan adem.

‘Lekker Spookrijdert hahaha!’, zei een belachelijk fitte Johnny Hoogerland. Hij was uit de auto van Lars gekomen om me te omhelzen. Hij zette zijn handen in mijn zij: precies dáár waar mijn buikvet zich verzamelt als ik me een periode heb overgegeven aan de geneugtes des levens (ik maak deel uit van íedere kopgroep waar goede gesprekken, goed gezelschap en goede muziek tezamen komen).

Ook Joop kwam bij ons staan. Hij had noch oog noch oor voor mijn buitengewoon knappe fietsprestatie. Voordat ik het zelf goed en wel in de gaten had, hield hij het beeldscherm van zijn mobiel onder mijn snufferd:

‘Kijk Marco, marmotten. Die heb ik net gefotografeerd. Ze hebben hele goede schutkleuren. Je moet ze heel stil benaderen, want ze zijn zó weg. Maar ik had geluk. Kijk maar.’

 

Foto van Joop Zoetemelk (d.d. 12-09-2019)

 

Eigengemaakte foto van Joop op Superbagnères (17-07-1986)

 

Lees ook het verhaal Mijn Vader en Joop (d.d. 1-7-2015)

 

 

-