Hij zat als enige in hem. Hij is dr. de Hingh. En hem is Lex.

Dr. de Hingh bleek geen Chinees, zoveel was duidelijk bij de eerste ontmoeting. Dinsdag 19 juni 2012,  Catherina Ziekenhuis Eindhoven, afdeling Oncologie. Een blanke zelfbewuste veertiger zat tegenover ons. Hij koos zijn woorden weloverwogen uit. Zo verwoordde je de eindigheid van het leven aan een patiënt. Formeel, toch betrokken.

We vousvoyeerden elkaar. René zat rechts naast me. Daarnaast Lex. Dus in politieke slagorde min of meer. Al had Lex, op onderwerpen, zo maar stoeltjes kunnen wisselen met mij. Links of rechts dat maakte hem niet zoveel uit, zolang hij maar niet in het plakkerige midden hoefde te blijven.

Dr. de Hingh legde uit waarom de operatie van enkele weken geleden was mislukt. En nee, hij had weinig fiducie in de magnetische zweetanalyse, de Aqua Tilis Therapie, van ene Ir. M. Essaïdi gevestigd te Eindhoven, noch zag hij enige helende werking in de niet-toxische tumortherapie (een vitamine-C bom, per injectie toegediend) geoffreerd door het Preventief Medisch Centrum te Rotterdam. Hij glimlachte haast verontschuldigend, Dr. de Hingh.

Tekening Alvleesklierkanker

Ik maakte aantekeningen die ik zelf niet begreep. Dr. de Hingh’s schets van de tumor leek een uur  later al op een olijke stijve lul, rijp voor gemeenschap. René hoorde het verhaal moedeloos aan en staarde naar de schaduwzijde van het niets. Lex keek vooral verveeld. Hij wilde roken.

“Je mag familie gaan bellen.”

Zo viel op te tekenen uit de mond van Dr. de Hingh bij onze tweede ontmoeting, acht maanden later. Zaterdag 9 februari 2013. Estelle had die ochtend met Trekvogels C1 het ‘s Gravenzandse ONDO verslagen met 13-8. Fabienne’s wedstrijd tegen TOP hadden we moeten overslaan, halsoverkop waren we naar Eindhoven getogen want Lex was met een ernstige maagbloeding in het ziekenhuis opgenomen.

Zijn laatste carnavalsviering was hem niet gegund. Hij had zich nog zo verheugd op een afsluitende Hij Leeft Nog ceremonie. René had een dweilorkest ingehuurd om het carnavalsweekend officieel in te luiden. In Lex’ voortuin. Maar God en het lot, vervaarlijke bloedbroeders, beschikten anders. ‘s Nachts moest hij kruipend de deur openen om het ambulancepersoneel  toe te laten.

“Nee, ze mogen blijven, dit is familie”, zei Lex tegen Dr. de Hingh, met zijn hoofd wijzend naar Anita en mij aan zijn bedrand. Anita huilde. Niet alleen om Lex’ deplorabele toestand maar ook om wat zij voorgoed als het ultieme compliment van Lex zou blijven herinneren, namelijk zijn familie te worden genoemd.

“Het ziet er slecht uit Lex”.

Dr. de Hingh en Lex tutoyeerden elkaar al. Uiteraard. Typsich Lex. Waar-ie zich ook begaf, binnen een mum van tijd was-ie one of the boys. Om vervolgens nooit meer los te laten.

Bij de derde ontmoeting, donderdag 17 oktober 2013, vousvoyeer ik hem nog altijd, zoals een metaalhandelaar een chirurg behoort  te bejegenen. Het respect dat ik voor deze man heb grenst aan het debiele. De koersval van het aluminium of de afgekeurde partij schroot: het valt allemaal in het niet bij het dagelijkse werk van dr. de Hingh.

Hij praat over zijn werk en ik staar ongegeneerd naar zijn chirurghanden die in hem hebben gezeten.  Hij heeft het over de de mirakuleuze manier waarop Lex zijn maagbloeding overleefde. “Een medisch wonder”, zei hij, “want dat kon eigenlijk helemaal niet.”

Lichtelijk fel toon ik hem de andere kant van de medaille, de religieuze. “Het kon juist wèl… zijn reis was nog niet af.”

Ik kan mijn theorie niet bewijzen, maar, op de keper beschouwd, hij de zijne ook niet. Als bèta het antwoord niet weet en alfa niet de vraag, dan is de mens, eindelijk, aan de Goden overgeleverd. Ik gooi het hem voor zijn voeten, om te kijken of-ie struikelt. Potsierlijk dit. Een chirurg uitleggen waarom zijn leer niet altijd sluitend is. Mijn kwaadaardige ik. Te dom voor bèta en dus springlevend als zij het antwoord niet weten.

Dr. de Hingh wil een Stipendium oprichten. Het klinkt als een geheime Sjors en Sjimmie club. Afspreken in een boomhut, seksboekies verzamelen, wedstrijdje aftrekken en appels pikken bij de groenteboer. Dat werk. Als taalfreak schaam ik me nooit van een Stipendium te hebben gehoord. Dr. de Hingh zal zuivere motieven hebben, natuurlijk, zeker weten, kan niet anders. Maar een Stipendium? Misschien is het wel een enge injectie, waarna je drie weken later in een pakhuis in Manilla wakker wordt met een pijltje in je reet.

“Geweldig idee zeg, zo’n Stipendium…”, lieg ik naar hartelust.

Het gesprek verloopt stroefjes en het ongemak zit hem vooral in zijn handen waarnaar ik gewoon moet kijken. Zo vaak spreek je niet de chirurg die in je tweede vader heeft gezeten.

Ik besluit hem te gaan tutoyeren. Hij blijkt jonger te zijn dan ik en bovendien een Springsteenfan. Bij beide past geen u. De adrenaline stijgt. Lex even in de wachtkamer. Het Stipendium ook. Ik krab ongemakkelijk aan mijn kont….Dr. de Hingh…Bruce fan…OK….

“Ik ben in Mönchengladbach geweest en ging helemaal uit mijn dak. Ik bedoel, die man zingt en schreeuwt met een verbetenheid en een passie waardoor je denkt dat-ie alleen voor jou zingt zo’n avond. Met de kop van een woeste wolf. Hij verslindt je… met huid en haar…”

Een volgend probleem wordt zijn voornaam, of, herstel, de uitspraak van zijn voornaam. Ik ken geen andere Ignace dan dit exemplaar hier voor me. Mijn vrienden heten allemaal Peter.

Ignaas? Of toch maar Injaas? Of gewoon handig omzeilen (ondernemer eigen)?

Als kenners overleggen we de setlist van Bruce in Mönchengladbach (waanbeeld: ik hóór Point Blank door de oren van de chirurg van Lex) en laat en passant vallen dat veel (welgeteld twee, Marc en Wiljon) vrienden van mij ook bij dat concert aanwezig waren..

Hij heeft ineens jongensachtige pretogen.

Ik knik. Ik beaam. Uiteraard vertel mij wat, Ignaas of Injaas. Ha. Nee leer mij het effect van Bruce kennen. Onderhuids nestelt-ie zich. Als een teek. En dan niet eventjes de boel beheerst openknippen met een incisie zoals jij beroepshalve gewend bent. Nee nee. Vanaf het eerste nummer pakt Bruce je bij het scrotum, draait het drie maal om en rukt je hart in één keer aan flarden. Hopla. Met de botte bijl. Dieper en dieper.

Hij speelt gitaar, Ignaas of Injaas. In een ziekenhuisband. Ik kan een glimlach niet onderdrukken. Zo noemden wij vroeger Depeche Mode altijd, een ziekenhuisband. Nu nog eigenlijk, nu ik er over nadenk.

Ik weet het! Opeens! Het is tijd dat ik na twintig Brabantse dienstjaren eindelijk eens mijn zachte G uit de kast haal. Dit is het moment.

Want Ignaas, met een harde westerse G, klinkt als een siroop tegen een hinderlijke hoest. Of een degelijk merk hekwerk.

En Injaas klinkt juist te Limburgs en ja…Brabanders en Limburgers, da’s Amsterdams klaverjassen (geen verplichting om te overtroeven, schijnheilig meehobbelen en lekker je troefjes bij je houden, gadverredamme! En dan te bedenken dat ik niet eens kan klaverjassen!) in een Rotterdamse kroeg.

Het wordt Ichnaas. Op z’n Brabants. Ha! Ik voel me ineens een stuk beter. Opgelucht. Ik moet alleen opletten mijn Ch niet te overdrijven, geen Barry Hughes uithangen nu. Dus die Ch lafjes tegen die G aan laten leunen. Je moet ze een beetje tegen elkaar aan laten vleien, die Ch en die G. Als een boterzachte zomerbries over helmgras. Aaiend. Strelend.

Vlak voor hij het pand verlaat vraagt hij me, als eerste en enige van de honderd, of ik mijn boek Spookrijder wil signeren voor hem. Ik geneer me. Mijn eigen boek signeren. Voor Ichnaas. ‘Omdat jij als enige ècht in hem zat’ had ik moeten schrijven, maar dergelijke spitsvondigheid komt bij mij standaard te laat.

Bij het schudden van de handen, ik houd ze iets langer vast dan gebruikelijk, realiseer ik me dat we Lex’ levensfilosofie Hij Leeft Nog nu concreter vorm hebben gegeven. In een Stipendium. Het is hard nodig. Nog steeds. Het Stockx Oncologie Stipendium. S.O.S. ‘t Klinkt als een noodkreet. En dat is het ook. Helaas.

Dus ruim baan voor mijn nieuwe Broesmaat: Dr. de Hingh.

Ichnaas voor vrienden.

[textblock style=”1″]Wilt u meer weten over het Stockx Oncologie Stipendium of bijdragen. Kijk dan HIER[/textblock]

-