Profielfoto La réproduction interdite
-René Magritte

 

 

Hij ging met zijn oudste dochter een dagje naar Parijs. Aan de Willem de Kooning Academy volgt zij de opleiding Docent Beeldende Kunst En Vormgeving. Haar betwetende vader vindt alles prima, zolang zij maar niet te veel zou uitweiden over de vergadercultuur die de cultuursector zo verlamt. Over die talloze ‘meetings’ over de totstandkoming van het beeldproces van de beleving van de nieuwe expositie in kunstinstelling Tent. Te veel gebakken lucht, te weinig smaak. En hij kon het weten. In het bedrijfsleven kost tijd geld. En geld spreekt niet, het vloekt. Dat had hij als ondernemer van Bob Dylan geleerd.

‘Vind jij ook leuk pap. Denk ik. Moet je echt zien’.

En voor haar vader het goed en wel wist zat hij om vijf ’s ochtends vloekend zijn ontbijt naar binnen te proppen. Niet vloekend vanwege het godvergeten tijdstip, maar vanwege de dramatische koersval van de dollar de afgelopen nacht na de onverwachte verkiezingswinst van Donald Trump. Dit ging de vader veel geld kosten.

Onderweg naar Parijs durfde zijn dochter niets anders te zeggen dan ‘anders gaan we toch niet’, waarop haar vader niets meer wist te antwoorden dan ‘daar zal de dollar zich niets van aantrekken’. Hij maakte zich meer zorgen om zijn eigen B.V. dan om de toekomst van B.V. De Wereld.

Zwijgend luisterden zij urenlang naar Bruce Springsteen die voor de zoveelste keer in hun leven alles op alles zette om nog iets van vandaag te maken. Iets. Wat dan ook.

De gegoogelde parkeergarage nabij het Bois de Vincennes bleek onvindbaar. Nu moest de falende TomTom eraan geloven. Zijn dochter zweeg en liet haar vader fulmineren over de koersval van de dollar, over de pestpokken hoerige godsbeklaagde hemeltergende tyfusregen en over het 1-0 verlies van Feyenoord van eergisteren tegen Go Ahead Eagles.

Uiteindelijk werd een plekje gevonden in de parkeergarage van bioscoop Pathé in Ivry-sur-Seine en namen zij de metro naar het Centre Pompidou waar een tentoonstelling zou worden bezocht van de Belgische schilder René Magritte. Zijn dochter had de kunstenaar omschreven als ‘echt iets voor jou’.

Op het voorplein aten zij eerst een Gaufre au Chocolat.

‘Ik trakteer.’

Zijn dochter overhandigde een tien euro biljet aan de Aziatische wafelverkoper.

‘Merci ma fille!’, antwoordde haar vader overdreven articulerend. Sinds zij in de metro hadden gezeten leed hij aan paranoiale hallucinaties. Hij had het sterke vermoeden dat iedereen hem verdacht van een buitenechtelijke affaire met deze zesentwintig jaar jongere schoonheid aan zijn zijde. Om die reden had hij haar arm (‘kom pap, gezellig’) resoluut geweigerd.

‘Ma fille a un carte étudiant’, hoorde zij haar vader wederom bovenmatig hard zeggen tot de vrouw achter het loket van het Centre Pompidou. De daarmee gepaarde korting kon hem gestolen worden, zolang de vrouw achter het loket maar op de hoogte was van de vader-dochter relatie. Haar “oui oui” ogen vol scepsis waren hem niet ontgaan.

Op de wereldberoemde roltrappen van het Centre Pompidou zetten zij zichzelf op de foto – zij hadden alles van een verliefd paar. Hij, de voor zijn leeftijd goed uitziende bijna vijftiger, die zich met zijn goed gevulde beurs en dito levenservaring ontfermde over de twintigjarige schone die zich als een dartelend hert om hem heen bewoog.

Hij walgde van het beeld.

De tentoonstelling opende met een schilderij van een pijp met het onderschrift Ceci N’est Pas Une Pipe.

De vader was verkocht.

Vijf kwartier later stonden zij buiten. Zijn dochter maakte een foto. Magritte had hem omver geblazen en hij zocht koortsig naar adem, zonlicht, zingeving, de warme hand van zijn vrouw en een dubbele espresso. Hij droeg een tas met twee zware boeken over het werk van René Magritte, een stapel ansichtkaarten en twee koffiemokken. De linnentas was voor zijn jongste dochter – de zeventienjarige zus van zijn make-up-loze dochter die de hand van haar vader pakte en riep:

‘Kom pap, op naar het Palais de Tokyo! Of is het de Palais de Tokyo?’

In de metro had hij genoten van de baret op haar koffiebruine haar. Van de onbevangenheid in haar gezicht. Van haar geestdrift. Van de bevrijding. Van de kunst.

‘What’s the riddle?’

Een jongeman met een hipsterbaardje gekleed in een slobbertrui verwelkomde de vader en dochter in het Palais de Tokyo met een merkwaardig dansje dat de vader deed denken aan Michael Stipe, frontman van R.E.M.

Zijn dochter had hem in de metro al voorbereid op de voorstelling die zij gingen bezoeken. Gewaarschuwd beter gezegd. Het wordt ‘Performance Art’ genoemd en ‘Tino Sehgal is echt de allerbeste pap’. Ergens had zij in haar bevlogen betoog het woordje ‘toonaangevend’ laten vallen. Dat was het enige dat was blijven hangen in het hoofd van haar vader. Zij ging te snel voor hem en zij had het niet door. Die gedachte bevrijdde hem meer dan dat hem teleurstelde.

‘The riddle is your dance?’, had zijn dochter vragend geantwoord. Haar vader smulde van de cryptische gevatheid van zijn dochter die de wereld een stuk opener bejegende dan hij.

Daarna werden zij naar een witte ruimte geleid waarin zij werden opgevangen door een jongen van amper twaalf jaar oud. Uit zijn schedel leek overal haar te groeien. Het leunde tot over zijn wenkbrauwen.

‘What is progress?’

De tong van de vader weigerde dienst. Zijn dochter antwoordde. Vriendelijk. Opgetogen. Uitgelaten, terwijl haar vader zich uitgelaten voelde.

Met zijn drieën struinden zij langs de witte muren van de ruimte, ter grootte van een sporthal. Ook andere gezelschappen werden geleid door leeftijdsgenoten van de gids van de vader en zijn dochter. De gids verdween door een schier onzichtbare deur en werd vervangen door een donker meisje van zestien jaar dat doorvroeg over hun beleving van ‘vooruitgang’. Zijn dochter antwoordde beleefd. Glimlachend. Zonder aarzeling. Hij dacht aan de metro. Aan Magritte. Aan zijn achterhoofd. Aan de vervreemding.

Uit gêne nam hij geen deel aan het gesprek (‘my daughter will answer all of your questions’), maar noch de jongen, noch het meisje leek onder de indruk van deze burgerlijke halsstarrigheid.

Het donkere meisje nam geen afscheid, maar verdween, loste op in het niets zoals haar opvolgster, een rossige vriendelijk lachende vrouw van dertig met een slecht gebit, op haar beurt óók deed. In een volgende helderwitte ruimte werden zij naar de uitgang begeleid door een sensuele vrouw van mid zestig waaraan te zien was dat het vroeger een bloedmooie vrouw moet zijn geweest. Een vrouw die je tegenkomt in de betere Franse speelfilm.

De vader beantwoordde haar vragen wel, in het Frans, omdat hij haar serieus nam. Pas later drong het besef tot hem door dat dit respect slechts eenzijdig was.

Op de ‘hoe vond je het pap?’ vraag van zijn dochter was geen zinnig antwoord mogelijk.

Hij wist tot vandaag íets van literatuur, poëzie, filosofie en een stukje meer van muziek, hij hield van sport en politiek en schreef zelf verhalen waarin hij schaamteloos openhartig was en waarin hij telkens weer de behoefte moest onderdrukken om mensen te beledigen. Door dit bliksembezoek aan Parijs had hij geleerd dat zijn schrijverij niets, maar dan ook werkelijk niets, met kunst van doen had gehad. Niet dat dat ooit een doel op zich was geweest, maar dat deed niets af van de pijnlijkheid van die conclusie.

Hij was terug bij af en volgde zijn dochter als haar zoon. In de wieg van de kunst lag hij in de poepluiers en moest hij toezien hoe hij door zijn dochter verschoond moest worden.

De vervreemding ging voort.

In een volgende ruimte die hem vooral als ‘onaf’ overkwam bewoog een gezelschap dat zo’n dertig lieden telde. Zij brachten echoënde monotone onsamenhangende klanken voort. Zij keken niemand aan, zochten geen contact en waren verkleed als burgers, omstanders, voetgangers, passanten, precies zoals de vader van de dochter, precies zoals de dochter van de vader. Zij gingen op zoals ook anderen in hén opgingen. Het was een haast bijbelse ervaring. De vader en dochter werden onderdeel van het kunstwerk. De ervaring duurde tien, twee, dertig of drieënvijftig minuten. Het besef van tijd was volkomen verdwenen. De acteurs waren museumbezoekers en vice versa. De mens is alles en niets in één.

Alle conventies werden over boord gegooid. Een man van in de dertig kwam hard op de vader toe gerend. Vlak voor de vader stopte hij. Minutenlang staarde hij in de ogen van de vader, op slechts enkele centimeters afstand.

Eenmaal buiten bezag de vader de wereld anders dan anders.

De koersval van de dollar, de parking van het Pathé theater in Ivry, de hollende menigte door de metrohallen, de ober in het restaurant, het haar van Donald Trump, het effect van het verlies van Feyenoord, de handen van de dame van het loket van het Centre Pompidou, zelfs de muziek van Bruce Springsteen op de terugweg klonk niet langer gewoontetrouw en daardoor nóg intenser.

De wereld had in schaduwen (en al haar schakeringen) gewonnen.

Kunstenaars als René Magritte en Tony Sehgal openen ogen, omarmen vervreemding, verscheuren oren, verruïneren tradities, exploderen deuren, tongkussen waanzin, vergroten pijn, schaterlachen je uit, koesteren onzekerheid en docerende dochters als Fabienne Hendriks openen de toegang tot de schoonheid van al het onbekende dat de wereld te bieden heeft.

In één dagje Parijs leerde de vader het volgende:

Hij was een zichzelf Spookrijder noemende vader die door zijn dochter de achterkant van zijn hoofd had leren kennen.

 

 

Over René Magritte

Over de expositie Gek op Surrealisme van René Magritte in het Boijmans van Beuningen

Over de expositie van Tony Sehgal in het Palais de Tokyo

 

 

-