Controversy. 1999. Purple Rain. When Doves Cry. Kiss. Sexy MF. Sign O’ The Times. If I Was Your Girlfriend. Housequake. Hij was de soundtrack van mijn studententijd. Van mijn onderbuik. Purple. Peach. Prince. Zweterige stuwende funk, snerpende gitaar, falsetstem – snoeihard vanuit mijn kamer. Vanuit ieders kamer. Iedereen die een beetje los in de heupen was, kon niet stil blijven staan als His Royal Badness uit de boxen knalde.

Men zegt dat je muzieksmaak zo rond je 20ste wordt gevormd. Voor mij viel die tijd samen met de toptijd van Prince. Alles wat hij aanraakte werd goud, of liever: purple.

En Prince was nooit alleen. Prince had een gevolg, was orkestleider, mentor, die met name de lekkerst uitziende sterretjes graag onder zijn hoede nam. Altijd met een geile ondertoon en altijd met dat opzwepende ritme als handelsmerk. Vanity Six, The Time, Sheila E, Wendy & Lisa, onze eigen Lois Lane, Candy Dulfer – maar nooit werden zij groter dan de meester zelf.

Gruizige funk, geniale arrangementen, geile teksten, extravagante uitdossingen en geweldige muziek. Niet dat sexloze van de King of Pop of dat bedachtzame van menig blanke rocker, maar rechtstreeks vanuit de pelvis, met de pelvis, voor de pelvis. Een beetje een engerd. Een beetje vies. En vies was o zo lekker als het uit de gitaar van Prince kwam.

Een beetje vies komt hij ook aan zijn einde. Gevonden ergens in een lift in zijn huis in Minneapolis. Geen einde voor een jeugdheld. Geen einde voor de soundtrack van mijn studentenjaren. Maar het is wel waar. Zelden pink ik een traantje weg als er een beroemdheid overlijdt. Maar Prince is dood. Prince…! Prince…!

-