Voor Anita, Diana, Laura, Fabienne, Lucas en Estelle

 

Ik ken geen vrouw in mijn leven die zo’n bescheiden leven leefde als Co, de moeder van Anita.

Zij groeide op in de vooroorlogse jaren dertig in de Blokmakerstraat in Rotterdam-West als dochter van een postbode. Co, geboren Jacoba Dani, was de jongste uit het katholieke gezin Scheffer dat verder bestond uit drie zussen en twee broers.

In 1940 brak de oorlog uit. Co was vijf jaar oud. Veel zou ze niet over spreken over de oorlogsjaren. Sporadisch sprak zij over de hongerwinter van 1944 – de negenjarige Co werd ondergebracht in een gastgezin buiten Rotterdam.

Het gastgezin had een café, dat is het enige dat zij erover kwijt wilde. Ze kon de eenzaamheid, de kou, de honger maar moeilijk onder woorden brengen zoals zij eigenlijk altijd moeizaam over haar leven zou spreken. Co was een vrouw van weinig woorden. Haar jonge jaren reconstrueren is om die reden een kwestie van plakken en knippen van losse haast onsamenhangende fragmenten uit haar leven.

In tegenstelling tot haar latere echtgenoot Huub bleek Co geen groot verhalenverteller. Haar dochters Anita en Diana menen zich te herinneren dat hun moeder in de naoorlogse jaren moet hebben gewerkt in een schoenenwinkel in het centrum van Rotterdam maar details over die periode weten ook zij niet te vertellen.

Als zij spreken over hun moeder beginnen hun ogen nog altijd te glinsteren. Van trots en van verdriet. Het gemis is anno nu, 31 oktober 2016, nog altijd voelbaar. Vaak staart Anita uit het raam als haar moeder ter sprake komt. Alsof haar geest niet binnen maar buiten rondwaart. Een contradictio in terminis, aangezien Co liever binnen bleef.

Mid jaren vijftig gaf de nog zeer jonge Co het leven aan Robbie, haar zoon met wie later het contact verbroken zou worden. Ook over de totstandkoming van die zwangerschap hulde Co zich in nevelen. Het kwam erop neer dat Co ten prooi was gevallen aan haar onschuld en haar onwetendheid, zo vermoeden haar dochters.

Enkele jaren daarna was Co ernstig gewond geraakt bij een tramongeluk op de Schiedamseweg: nadat zij met haar hak in een tramrails klem had gezeten werd zij enkele meters met een tram meegesleurd. Dientengevolge was zij een vol jaar aan haar bed op zolder gekluisterd. De enige die haar écht met liefde verzorgde was Huub met wie zij een tijdje verkeerde en met wie zij op 15 november 1961 in het huwelijk zou treden. Levensgenieter Huub, zeer ingewijd in het Rotterdamse nachtleven van de jaren vijftig, had zich als de prins op het witte paard ontfermd over de mooie maar ook kwetsbare Co.

Co werd zijn levensproject.

Ze sprak van een vreselijke tijd dat jaar in bed. Ze had veel pijn en het was zo koud op zolder dat het vocht in haar dekens, kussen en matras was gaan zitten. Toch kan ik me niet herinneren dat Co ooit klagend sprak over de eenzaamheid die haar jeugd zo kenmerkte.

Klagen deed zij sowieso nooit. Nooit.

Uit het huwelijk met Huub kwamen twee dochters voort: Anita zag op 6 maart 1962 het levenslicht, haar zus Diana volgde op 19 juni 1965. Het gezin trok naar een flat aan de Homerusstraat in Rotterdam-Lombardijen op Zuid dat die jaren als nieuw woongebied in volle bloei was.

Haar dochters verschaften Co genoeg geluk en voldoening om de rest van haar levensjaren te vullen. Zij nam het bestaan voor lief en kende geen wereldpijn. Jaren later zou ik opmerken dat de wereld van Co zich beperkte van haar fauteuil tot aan de poef waarop zij haar voeten legde als zij TV keek. Dit bedoelde ik nooit aanmatigend, eerder jaloers. Aan vakanties deden ze niet. Ze sprak geen woord over de grens, had geen persoonlijke dromen of ambities maar leidde een leven dat volledig (in de meest letterlijke zin volledig) was toegewijd aan het welzijn van haar kinderen.

Makkelijk had het gezin het niet. Huub was een even lieve als dominante man die niet bepaald voor het geluk geboren was. Een Don Quichotte, altijd weddend op de verkeerde paarden en partij kiezend voor hen die het uiteindelijk niet verdienden. Huub was het type twaalf ambachten, dertien ongelukken. Een zwager merkte tijdens een verjaardag ooit op dat als Huub in hoedjes ging handelen er pardoes kinderen zonder hoofden geboren zouden worden.

Huub had het bij tijd en wijle zo moeilijk om de eindjes aan elkaar vast te knopen dat Anita en Diana soms in de kleren van hun nichtjes moesten lopen. Toch verwijten zij hun vader tot op de dag van vandaag niets. Zo moeder, zo vader, zo dochters. Er ontsnapt geen zin van hun lippen zonder trots en eer als hun ouders ter sprake komen.

Sinds 1991 maakte ik deel uit van hun gezin.

In 1992 vierden wij voor het eerst samen Kerst. Ik herinner me nog een pittige politieke discussie met schoonvader Huub die die dagen de gewoonte had om luidkeels door je heen te praten als hij een andere mening was toegedaan. Toen ik liet weten dat ik hiervan niet gediend was, hielden Co en Anita zich schuil in de keuken. Co stotterde en Anita had plekken in haar nek van de spanning. Tot die 25e december 1992 was nog nooit iemand tegen Huubs blauwe tegeltjes wijsheden ingegaan. Pas toen de gemoederen weer tot bedaren waren gekomen, durfden de vrouwen weer de huiskamer te betreden en zagen zij hoe Huub de discussie sloot met een handdruk en een welgemeend ‘je bent een goed ventje’.

Huub en ik zouden elkaars beste vrienden worden.

Uit het huwelijk van Diana met Peter volgden twee kinderen: Laura (geboren 3 maart 1995) en Lucas (geboren 9 maart 1998). Anita en ik schonken het leven aan Fabienne (geboren 11 maart 1996 en in haar doopnaam vernoemd naar Co) en Estelle (4 maart 1999). Inderdaad, haar vier kleinkinderen waren in één en dezelfde week jarig. Tel daarbij de verjaardag van Anita op 6 maart en de lezer begrijpt dat de eerste weken van maart te boek staan als speciaal. De eerste helft van maart zou voor nog meer, zij het minder vrolijke, verrassingen zorgen.

Het leven van Co speelde zich af rondom haar dochters en haar vier kleinkinderen die opa gebruikten als klimboom en oma als paspop. Op de galerij aan de Homerusstraat werden de twee dochters en vier kleinkinderen steevast verwelkomd alsof zij jarenlang van de aardbodem waren verdwenen terwijl wij toch echt ieder weekend bij Co en Huub op visite gingen.

Peter en ik werden steevast met een gortdroog ‘hallo jongens’ ontvangen. Het stond bepaald niet in verhouding met de overweldigende manier van begroeten van haar nakomelingen en dit vormde weer de aanleiding voor vele quasi-onder-de-gordel-grappen over het vermeende gebrek aan aandacht voor haar beide schoonzoons.

Co bleek zich ondertussen ernstige zorgen te maken om mijn gezondheid, deels gezien mijn idiote reis- en werkuren van en naar Eindhoven (‘is-ie al thuis Aniet?’) en deels vanwege de reizen naar verre landen die zij steevast ‘eng’ noemde. Toch liet zij haar ongerustheid nooit direct aan mij weten. Het ging altijd via de vertrouwde weg die Anita heette.

Van de twaalf spreekwoordelijke ambachten van Huub was haringverkoper de meest terugkerende. Ieder jaar werd in mei de haringkraam gereed gemaakt voor het haringseizoen. De (schoon)kinderen en kleinkinderen waren dagenlang in touw om alles schoon te maken en om het hout van een vers laagje verf en beits te voorzien. Na schooltijd en op zaterdagen hielpen de kleinkinderen met de haringverkoop. Aan het eind van de dag telden zij de kleine kas van Co – een deel van de opbrengst mochten zij zelf houden.

De gezondheid van Co liet ondertussen te wensen over. Dit kwam deels door de over-bezorgdheid waaraan Huub zich jegens zijn vrouw bezondigde. Sinds het jaar van de verplichte kluistering aan bed op de zolderkamer, een dikke veertig jaar geleden, werd Co in angstvallige bescherming genomen.

De enige lichamelijke beweging kreeg zij rondom de haringkraam. Haring schoonmaken mocht zij overigens niet van Huub omdat dat geen vrouwenwerk was. Co verpakte de haring, overhandigde die aan de klant en nam de centen in ontvangst.

Duizenden uren werden besteed aan kaarten. Ik zie ze nog zo zitten, gierend van de lach aan de tafel in een van sigarettenrook doortrokken huiskamer om een fout gespeelde openingskaart bij het klaverjassen. De muziek van Frans Bauer stond steevast op. Ik krijg nog altijd tranen in mijn ogen van Als Sterren Aan De Hemel Staan. Niemand deed aan de lijn. Er stonden altijd olienootjes op de salontafel die een beetje afliep. Op de vensterbank stond de bronzen weegschaal met gewichtjes waar de kinderen mee speelden.

Co keek graag TV maar had geen favoriet programma (uitzondering was Peyton Place waarvan ze geen aflevering miste, haar favoriet was Dokter Rossi), omroep, film, voetbalploeg, zanger, acteur of actrice. Zij vond alle muziek leuk die wij leuk vonden. Tot op de dag van vandaag hoor ik de doorrookte stem van Co fonetisch meezingen met Love me Tender van Elvis.

Op verjaardagen deed ze een hele avond met een glaasje Fanta. Zij kleedde zich altijd stijlvol. Nooit te uitbundig, altijd als een dame. Zonder make-up deed zij geen stap buiten de deur. Haar goede humeur was niet gebonden aan seizoenen, verjaardagen, zon- of feestdagen en dus jaloersmakend.

Co en Huub waren aan elkaar vergroeid. In het orkest was Huub overduidelijk de dirigent en speelde Co tweede viool.

Een van nature fragiel gestel, vochttekort (‘mam je moet écht meer drinken’) en het structurele gebrek aan beweging deden Co begin van dit millennium in het ziekenhuis belanden met nier- en hartproblemen. Keer op keer werd zij weer opgelapt, soms door tijdig chirurgisch ingrijpen, evenzo vaak door een zak bloed dat zij toegediend kreeg.

In 2002 ging het echter mis. Huub belde me in paniek op. Een uurtje later zat ik in de ambulance met sirene en hield ik de hand van Co vast die me aankeek als een doodsbang dier. ‘Alles komt goed Co’, loog ik. Bij de Eerste Hulp van het Havenziekenhuis werd haar pyjama van haar tengere lijf gescheurd. Ik zag voor het eerst in mijn leven de blote borsten van mijn schoonmoeder. Straaltjes zweet liepen van haar kleddernatte haar over haar naakte bovenlichaam. Diepbruine wallen hadden zich onder haar oogkassen gevormd.

“Wat doen ze?”, vroeg ze me telkens weer, “wat doen ze?”

Ik moest denken aan de geboorte van Fabienne zes jaar geleden. Toen vroeg ze me ook steevast of alles goed kwam. Als een mantra. “Komt het goed? Komt het goed? Komt het goed?”

Kort voor de verjaardagsweek van Anita en haar vier kleinkinderen werd Co overgebracht naar het Dijkzigt Ziekenhuis. Alleen een gecompliceerde hartoperatie zou Co kunnen redden – haar hart bleek voor slechts 10% te werken. Zij zou echter nooit meer uit de narcose komen. Tijdens de operatie kreeg zij een beroerte. Die avond zaten wij aan de rand van haar bed. Co was Co niet meer. Geen dokter Rossi die haar nog kon redden.

“Wat is dat lijntje op Oma’s been, ome Mar?”, vroeg de vierjarige Lucas. Met de stippellijn had de arts gemarkeerd tot waar Co’s been eventueel gered zou kunnen worden. Maar de stippellijn werd iedere dag verzet. Beetje bij beetje.

In een gesprek met een arts dat volgde begrepen wij dat zij niet meer te redden was. Co was een plantje geworden. Anita en Diana braken. Huub schreeuwde als een beer zonder geluid. Hij hapte naar lucht.

’s Avonds wachtte ik tot Anita sliep. Haar kussen was nat van de tranen. Geen seconde had zij rekening gehouden met deze fatale afloop.

Op 15 maart 2002 mochten wij afscheid nemen van Co. Haar bed was opgemaakt. Co had haar mooie pyjama aan. Wij kusten haar wangen. De kleinkinderen hadden mooie tekeningen gemaakt met sterren en kleurige engelen die huilden. Anita deed voor de allerlaatste keer het haar van haar moeder. We reden van het Dijkzigt naar ons huis. De zon scheen. Kinderen gingen op de fiets naar school. Beneden was er drukte want er was markt. Met de kleine Lucas ging ik een boodschap halen. Hij hield mijn hand vast en vroeg me naar het aantal tegels van de stoep.

‘s Middags belde de arts. Ik nam op. De telefoon voelde als een tijdbom. Het huis bestond uit blinde vlekken.

Co was op zesenzestigjarige leeftijd vredig ingeslapen.

De zwijgzame lieve onbaatzuchtige en zo bescheiden Co zie ik nog dagelijks terug in de ogen van Diana, Laura, Lucas, Anita, Fabienne en Estelle. Helaas waren de vier kleinkinderen te jong om hun oma goed te hebben leren kennen.

Laura is nu 21 jaar, heeft het gymnasium afgerond en is afgestudeerd medisch analiste annex laborante en werkt als zodanig in het Erasmus Centrum (het voormalige Dijkzigt Ziekenhuis). Lucas wordt in maart 19 jaar en loopt stage als technisch onderhoudsmonteur ter voltooiing van zijn studie elektrotechniek. Fabienne is 20 jaar en is na het atheneum begonnen aan de opleiding Docent Beeldende Kunst En Vormgeving aan de Kunstacademie Willem de Kooning. Estelle wordt volgend jaar op 4 maart 18 en zal in mei haar eindexamen VWO doen.

Ze zijn allen grootgebracht in de traditie van de bescheidenheid van hun grootmoeder.

Vandaag, 31 oktober 2016, vieren wij postuum haar 81e verjaardag en staan we stil bij de ironie dat iemand met zo’n groot hart heeft moeten bezwijken aan datzelfde hart.

 

 

 

 

-