De Hoge Snelheidstrein die Chantal heet vertrok begin dit jaar van Station Blaak. De trein is nu aanbeland bij Station Schoonhoven: de laatste trainkilometers vóór de Ronde van Vlaanderen!

***

 

Om te kunnen begrijpen hoe het zover kan komen dat je op je 47e als fanatiek maar niet bijster getalenteerd fietser op een prachtige lentedag in maart op de Opperduit, u weet wel die oer Hollandse dijk langs de Lek die u, vanuit Rotterdam bezien, van Lekkerkerk naar Bergambacht brengt, met de smaak van bloed in de mond achter een 27 jarige profwielrenster aanjaagt, moeten we wellicht eventjes terug naar de WhatsApp uitwisseling van gisterochtend:

 

Woensdag 29 maart 2017 10:35u

(B = Blakie / S = Spookrijder / PLING = de iPhone van S)

– PLING!

– (B) Zooo ik ben er weer! Heb je morgen tijd om een rondje te fietsen? 2,5 is de planning.

– (S) Dacht al. Waar blijft Blakie? Even overleggen over morgen. Anders bel me strakjes even.

– (B) Bel je vanmiddag. Fiets het liefst in de ochtend. Tijd maakt me niet veel uit.

– (S) Is goed. We spreken vanmiddag. Fietzsche!

 

Zo’n 24 uur later kondigde Chantal aan dat ze vier onschuldige sprintjes ging trekken van 20 seconden elk. Ze vroeg niet of ik mee wilde sprinten, dus liet ik het maar bij een tikkie teleurgesteld ‘is goed’.
Alleen op de racefiets neem ik mezelf serieus. Zodra ik van het zadel stap doorzie ik het leven tot in de puntjes en weet ik dat het allemaal geen ene reet voorstelt.

Na het eerste sprintje was Chantal niet meer dan een stip aan de horizon geworden.

‘Ik heb je nog gefotografeerd’, zei ik toen ik eenmaal naast haar fietste, omdat ik vond dat ik haar een reden verschuldigd was voor mijn afwezigheid in haar kielzog.

Bij het tweede sprintje keek ik de kat uit de boom. De kat heette Chantal, Chantal was er binnen een zucht en een scheet vandoor. Ik zat als de spreekwoordelijke boom genageld op mijn zadel.

‘De volgende doe ik met je mee.’

We keuvelden wat over ditjes (Gent-Wevelgem) en datjes (de Ronde van Vlaanderen), kortom niets essentieels. Het ging om het sprintje. Zou ik haar kunnen volgen? Ik voelde de spanning stijgen. Dit begint altijd bij mijn konen. Die fungeren als antenne. Ik voel ze dan tintelen, als voorbode dat er iets te gebeuren staat. Ik heb het ook vlak voor een toespraak in een crematorium of als Feyenoord de aftrap neemt.

‘Ik schakel altijd naar een zwarte versnelling, 53×11 of zo, en dan is het zaak om praktisch vanuit stilstand te vertrekken.’

Ik trok het bandje onder mijn helm extra strak aan. Dat had ik ooit Jeffrey Hoogland bij de Zesdaagse in Ahoy’ zien doen. De spanning had zich van mijn konen naar mijn middenrif verplaatst. Restjes van de onverteerde vetvrije yoghurt van vanochtend meldden zich in mijn verhemelte.

‘Go!’, schreeuwde Chantal.

Ik hoopte nog op een tegenliggende bus die ik als alibi zou kunnen gebruiken voor mijn nederlaag, maar de Opperduit lag er opperbest bij. Er was geen verkeer te bekennen.

Chantal verliet haar zadel en na enkele mokerslagen (gedurende welke ik nog dacht ‘dit moet ik kunnen bijhouden’) had zij een flink tempo te pakken. Haar kuiten waren bruingebrand. Haar hoofd lag haast plat op haar stuur. Professionals kennen geen pijn. Ze kennen geen weerstand. Zij doorklieven de lucht als een mes door een pakje boter. Ik kopieerde haar houding zo goed en kwaad als het kon.

Het zijn van die momenten dat je het leeftijdsverschil van 20 jaar vergeet. Je proeft alleen de stalen smaak van bloed in je mond. Daar ging ze. Metertje voor metertje reed ze bij me vandaan. Ik trok mijn stuur in tweeën, beukte mijn trappers richting het asfalt van de Opperduit, voelde het bloed tegen de wanden van mijn slapen kloppen, hoorde mezelf rochelen, voelde mijn dijbeenspieren verzuren en toen zag ik hoe ze onbarmhartig van me weg reed.

Binnen enkele tellen was ze alweer hersteld. Ik kon geen woord uitbrengen en hijgde achter haar als een hond op leeftijd die uitgelaten wordt door een baasje dat geen genade kent.

Als ik haar niet kon bijhouden, wie dan wel aanstaande zondag in de Ronde van Vlaanderen?

Die vraag had ik haar willen stellen toen we even later onder het genot van een zonnetje een kopje koffie nuttigden bij wielercafé Fausto in het centrum van Schoonhoven, ware het niet dat een Franse klant mij belde waardoor het momentum weg was.

‘De benen zijn goed’, zei Chantal direct nadat ik het gesprek had beëindigd.

Ze gaf daarmee antwoord op een vraag die ik haar niet had gesteld. Ze leek eerder in gesprek met zichzelf.

‘Valpartij?’, vroeg ik haar toen ze met haar vinger over een oud wondje op haar linker scheenbeen aaide.

‘Ja.’

Ik hoopte dat ze me zou vertellen over de whereabouts van de val. Het is een beetje de Humberto Tan in mij: sensatieverhalen ontlokken zonder een diepere betekenis.

‘Hier. Deze ook.’

Dezelfde vingers gleden nu over een litteken op haar linkerknie. Vlaanderen? Wevelgem? Amstel?

‘Ik heb er zin in zondag. De benen zijn goed.’

‘Hoe kan je winnen? Waar liggen je kansen?’

Ze nam een slok koffie. Een dikke kleine man met een paars hoofd schuifelde voorbij. Aan de lijn liep een oude ongewillige teckel. Ik voelde direct verwantschap.

‘Eigenlijk moet alles kloppen Marco’, antwoordde Chantal, ‘alles moet goed vallen.’

Het woord goed was gevallen.

Goed is wat de kudde samenhoudt, slecht wat haar ontbindt. Die is van Friedrich Nietzsche. Die uitspraak is zo goed en simpel dat ik hem pas en te onpas gebruik, afgesloten met de enigszins flauwe woordgrap Fietzsche! Gisteren gebruikte ik hem nog in mijn WhatsAppje aan Chantal.

‘Wielrennen is nu eenmaal een sport waarbij niet altijd de beste wint. Ik voel me goed, da’s vlak voor zo’n grote koers het allerbelangrijkste.’

Tot een dikke twee uur geleden kende ik voor komende zondag alleen de spanning rondom Ajax-Feyenoord. Daar komt nu de Ronde van Vlaanderen voor vrouwen bij. Chantal wordt bedankt. Ik betwijfel of mijn sport liefhebbend hart zo veel stress aan kan?

‘Kom. We gaan.’

Chantal rekende af, wimpelde mijn overdreven (‘een vrouw mag nooit betalen’) bezwaren weg, accepteerde mijn uitleg dat ik mijn portemonnee vergeten had en een volgend moment zaten we alweer op de fiets en doorkruisten wij onopzettelijk een huwelijksceremonie voor het stadhuis van Schoonhoven.

We reden op de Opweg tussen Schoonhoven, het gehucht Bovenberg en Bergambacht.

‘Hier. Rijd jij maar aan de binnenkant.’

Chantal lachte.

‘Lief. Dat doen mannen altijd als ze met me fietsen.’

‘Ik kan met een gebroken poot ook mijn handel doen Blakie, jij niet.’

Een pijnscheut schoot door mijn kop. Ik had er tot dusver nog niet bij stilgestaan, maar stel je toch eens voor dat Chantal door míjn toedoen de koers van het jaar zou missen….de Ronde van Vlaanderen.

‘Morgen vertrek ik naar de Ronde’, zei ze alsof ze mijn gedachten kon lezen, ‘dan volgen er nog wat persmomentjes maar het is morgen toch echt vooral rusten rusten rusten.’

‘En zaterdag? Overmorgen?’

Bij iedere naderende auto zette ik extra aan om Chantal te beschermen. Nu een beetje de gelikte chaperone over Chantal uithangen, maar het is uiteindelijk niet meer dan goedkoop compensatiegedrag na mijn blunder zojuist in wielercafé Fausto Coppi waar ik een vrouw liet betalen voor de rekening. Eersteklas charmeur Fausto zou zich in zijn graf omdraaien.

‘Zaterdag is het een klein stukje fietsen, maar vooral weer rusten en masseren. Zondag is de grote dag.’

Zondag. D-day. Ik ben een stuk gespannener dan Chantal. Ronde van Vlaanderen, Ajax-Feyenoord. Ze oogt niet alleen relaxed, ze ís het ook.

‘Lachen joh. Vorige week werd ik met Anna (van Breggen, mjh) nog gevraagd om mee te werken aan een promotiefilmpje voor de Amstel Gold Race. Dat ging over de noodzaak van een Ronde Mister hahaha. We waren echt super melig. Maar hartstikke leuk verzonnen toch? Goed voor het vrouwenwielrennen!’

Bij de herinneringen aan de opnames schaterlachte ze. We fietsten langs de IJssel tussen Gouda en Moordrecht. Ik ken deze dijk goed. Hier fiets je altijd met windje tegen.

Er is geen kruid gewassen tegen een vrouwenglimlach. Chantal zette nog maar eens aan. Professionele wielrenners kiezen áltijd en óveral de juiste versnelling. Daarom kennen ze geen pijn en doen zij alsof hun neus bloedt. Ze komen allemaal in aanmerking voor een Oscar.

‘Ik ga hier rechtdoor, kan jij zo naar huis via Nieuwerkerk! Doei!’

En weg reed ze, in dat imponerende oranjezwarte Boels-Dolmans shirt. Toen ik uit haar zicht was, zette ik aan voor een sprintje van 20 seconden, gewoon vanwege het recht dat ik meen te hebben om mezelf uit te lachen.

Ik kan het mis hebben, maar ik geloof verdomd dat ik vandaag naast de winnares van de Ronde van Vlaanderen 2017 heb gefietst.

 

(Ik durfde dit tijdens het fietsen niet te zeggen dus besloot ik het maar op te schrijven. Achteraf praten is gemakkelijk voer voor krantenjournalisten. Daarom doe ik het maar vooraf. )

 

 

 

-