Op dinsdag 7 mei 2019 stond een fietsclinic van Chantal Blaak geagendeerd. Ik heb altijd gepuzzeld met het woord clinic. Wat is het nu eigenlijk. Bij een fietsclinic hoeft toch niemand te leren fietsen. Evenmin leert men koken bij een kookclinic.

Omdat het woord clinic niet voorkomt in de Van Dale, zocht ik de avond vóór de fietsclinic het woord kliniek op: een inrichting waar geneeskundige hulp wordt gegeven; waar patiënten worden verpleegd.

Met die omschrijving in het achterhoofd kon ik leven, maar niet slapen. Het klopte. Zet het woord fiets ervoor en de omschrijving is juist. Dan is een fietsclinic niets meer dan een besloten samenkomst waar fietsers worden verpleegd.

Ik kon zoals gezegd de slaap niet vatten. Ook ik heb de fiets en mijn fietsvrienden op een therapeutische manier nodig om te kunnen overleven in de alledaagse jungle waar wij ons iedere minuut van de dag laten terroriseren door cijfers, afgunst, tabellen, stoelpootzagen, cynisme, statistieken, achterdocht, desinteresse, machtspelletjes, winstprognoses, ellenbogen, jaloezie, winstwaarschuwingen, roddel, eigenbelang, achterklap en misgunst.

Alleen alcohol en de fiets zijn beproefde methodes om te ontsnappen aan de grijpgrage klauwen van de hebberige buitenwereld, met het levensgrote paradox dat een alcoholkliniek bedoeld is om de mens van hun alcoholverslaving áf te krijgen terwijl de fietskliniek juist bedoeld is om de verslaving voor de fiets te stimuleren.

Dit gepeins hield me, zoals gezegd, uit de slaap. Dat had ik weer. De eeuwige behoefte aan duiding zal me ooit nog eens de das om doen. Zoveel is zeker. In een toespraak bij mijn kist wil ik perse dat een van mijn fietsvrienden zal zeggen: ‘het gepuzzel met woorden werd deze lul hier naast me uiteindelijk fataal. Hij nam het bestaan te letterlijk.’

Met een bonkende kop van het slaaptekort reed ik het parkeerterrein van de Landal GreenParks te Vaals op. Ik ervoer een prettige spanning in het lijf. Een lijf dat duidelijk behoefte had aan verpleging. Over precies dertig dagen vindt Alpe d’HuZes plaats. Hoe staat het met de vorm? Heb ik genoeg getraind? Te veel interval? Te weinig kilometers? Ben ik op gewicht? En hoe kom ik nou eens van die vermaledijde love handles af?

Ik had vorige week Maarten den Bakker nog aan de lijn. Op zijn vraag hoe het met de trainingen ging, had ik trots een overzicht gegeven van mijn trainingen die vooral bestonden uit intensieve binnentrainingen op de Tacx, gepaard gaande met liters zweet op de mat onder mijn fiets, een vurig brandende anus en het schenden van de huiselijke vrede door op de meest ongewenste momenten de stilte te doorbreken met gore rollende boeren vanuit het middenrif.

‘Knap hoor maar denk je wel aan je duur Marco? Is belangrijk…’, had Maarten kalmpjes gezegd op het moment dat ik klaar was om de complimenten van de tweevoudig Nederlands kampioen in ontvangst te nemen.

Ik schrok me de tering.

Daarna liep ik 48 uur lang met een steen in mijn maag door het huis op zoek naar houvast. Maarten zat erop… hij kon onmogelijk ongelijk hebben.

Op de parkeerplaats van Landal GreenParks omhelsde ik mijn fietsvrienden. De fietskliniek was wat mij betreft al begonnen. Sommige vrienden hield ik wat langer vast dan ze waarschijnlijk zelf prettig achtten. Maar ik had er behoefte aan. Zo gaat dat in een kliniek. Daar hoort de receptie per slot van rekening ook bij de kliniek.

Ik had verpleging nodig. En snel.

In het restaurant ontmoette ik vele fietsvrienden. Ze onderbraken het eten van een Limburgse vlaai, stonden op, drukten me tegen hun borst en klopten me op de rug. De kliniek was een warm bad. Een Thaise massage. Een koud biertje. Goede seks. Fietsen met windje mee.

In deze kliniek was ik natuurlijk geen arts. Ik was immers zelf patiënt. Het was een beetje Ambassadeur meets Spreekstalmeester. Dat idee. En dus sprak ik de meute toe met letterlijk één pet, maar in figuurlijke zin met twee. Enerzijds bestond het gezelschap uit Alpe d’HuZes deelnemers van Team Rotterdam Fund Racers en anderzijds uit fietsers die deelnemen aan de fietsreizen van Koers is Koers. Bij deze groep ligt het spanningsniveau een tree lager: pas in september reizen we naar de Sella Ronda af. Tijd zat. Zij maken zich geen zorgen om hun consumptiespoiler op navelhoogte.

De clinic zelf werd gegeven door onze eigen Chantal Blaak, ambassadrice van Rotterdam Fund Racers. Ik presenteerde haar zó enthousiast dat mijn stem oversloeg. Iedere keer weer word ik overmand door emoties als ik haar mág aankondigen, als ik haar mág interviewen, als ik aan haar zijde mág fietsen.

Deze patiënt is namelijk vooral fan en wenst dat boven alles te blijven.

Als een combinatie van wilskracht, gratie, doorzettingsvermogen, elegantie, overlevingsdrang, goedgeaardheid, schoonheid en zorgzaamheid een vlees geworden entiteit zou zijn, dan kan ie als Chantal Blaak zo de Van Dale in. Niks meer aan doen.

Zij spreekt zoals ze is. Ze is zoals ze fietst. Ze fietst zoals ze leeft. Ze leeft zoals ze kijkt. Ze kijkt zoals ze spreekt.

En ik fiets nu achter haar. Herstel: ik mág achter haar fietsen. Ze is de volmaakte eenheid van mens en machine. Daar waar alles aan ons, de fietspatiënten, altijd iets mankeert, we schokken te veel, we zitten te diep, of juist te rechtop, we slingeren teveel, we rijden te licht, we rijden te zwaar, daar rijdt Chantal altijd in de juiste versnelling. Gracieus als een Griekse sfinx. Half vrouw, half adelaar.

We dalen nu een bergje in België af en zijn onderweg naar de Loorberg, een favoriete helling van Chantal, zo vertrouwde ze me net toe. Het is de tweede lus van 33 kilometer.

De eerste lus was een ansichtkaart afkomstig van de firma Koude Kermis geweest. De kopgroep ging er snoeihard vandoor. Bij de eerste beklimming van het Drielandenpunt schoot mijn hartslag al snel richting de gevarenzone en er was geen dokter te bekennen. Mijn dijbenen verzuurden te snel. Maarten had gelijk. Ik hapte naar lucht. Ik was niet de enige. Ook andere patiënten hadden last van een hartritmestoornissen veroorzaakt door enkele tempobeulen vooraan die ondertussen fijn met elkaar keuvelden over ditjes (‘lekker weer he vandaag’) en datjes (‘ja nou’).

Klagen mocht ik niet. Ik dacht aan mijn Alpe d’HuZes vriend Raymond. Vorige week appte hij me een foto van zijn zus Dyanne.

“Kerel. Hoe gaat t? Dit is Mn zus. Helaas heeft die K Ziekte haar ook te pakken. Wil je extra hard die berg op fietsen voor dr? Mijn sponsorbedrag ga ik nog overmaken aan je!”

Dyanne lijdt aan borstkanker met uitzaaiingen en kreeg die dag haar eerste chemokuur. Op de foto krijgt zij chemo toegediend. Minutenlang staarde ik in haar ogen. Ik nam mezelf voor om nooit meer ergens over te klagen, en zeker niet over mijn eigen pijntjes gezeten op een racefietszadel op een berg in een of ander godverlaten land.

Ik hield geen woord, want ik vervloekte mijn fietsend bestaan. Een fietser ontkomt niet aan de pijn. Sterker, een fietser zoekt de pijn op. Het is verslavend. Zou een fietskliniek dan tóch te vergelijken zijn met een alcoholkliniek?

De tweede lus voelde al een stuk beter. Chantal en ik bekeken het zoveelste sprintje tussen Lars en Arjan dat dit keer in het voordeel van haar aanstaande echtgenoot werd beslist. We passeerden een kerkje en Lars schudde het hoofd zoals professionele wielrenners ook gespeeld-bevangen kunnen zijn van onbegrip hoe het toch kon bestaan dat zíj de sprint hadden gewonnen.

We lachten. Breeduit. Het leven was goed, de omgeving prachtig, de lucht vol zuurstof. In een fietskliniek is het doorgaans goed toeven. Een fietskliniek in Limburg benadert de perfectie. De gastvrijheid van Landal GreenParks, de lindebomen, kastanjebomen en leibomen die in volle bloei staan, de vriendelijke postbode die ons met een tikkie aan zijn pet begroet. Haaks op de Limburgse gemoedelijkheid staat het fietsende gewapend beton uit Rotterdam. Afdeling grote smoel, klein hartje. ‘Snelheid een zesje, uitvoering een tien…’, zo vatte Ron zijn beklimming van de Loorberg samen. Feitelijk beoordeelde hij hiermee onze fietskliniek.

Wij, fietsende patiënten, mogen onderdeel zijn van dit stukje toneel. De drempel ligt laag. Je mag grappen onder de gordel maken over elkaar vrouw, over elkaars gewicht, over elkaars fietskleding, over elkaars fiets.

Niets deugt en daarom ontsnapt niemand eraan. We verdienen elkaar. Ik haal zelfs voldoening uit spetters snot en rochelrestanten die een fietsvriend vóór me aan de vrije lucht dacht toe te hebben vertrouwd. De sproei belandt op mijn wang. Het is brandstof. Ik heb er recht op.

Na voltooiing van de derde lus blijken we qua aantal hoogtemeters twee keer Alpe d’Huez te hebben beklommen. In de aanloop naar de afsluitende “berg” Camerig reed ik naast Thomas. Zoals altijd bij zware fysieke inspanning zat Thomas als een dwars gelegen parabool op zijn fiets.

‘Gaat ie Thomas?’, vroeg ik hem. Bij de Rotterdam Marathon, vorige maand nog, moedigde ik hem op het 34 kilometerpunt zo hartstochtelijk aan dat mijn stem van emoties op eenzelfde manier oversloeg als een goede vier uur geleden toen ik Chantal aankondigde.

In een fietskliniek zijn alle patiënten één en krijgt niemand een voorkeursbehandeling.

‘Gaat wel Marco…’, antwoordde Thomas, zo’n beetje de enige fietsvriend die me altijd bij mijn volledige naam noemt, ‘…ik voel de kilometertjes wel maar ik houd vol. We weten waar we het voor doen…’

Aan de zijde van Lars beklimt hij de Camerig. Hand in hand. Vastberaden. De mens die zich zonder dubbele agenda inzet voor de medemens houdt de wereld in stand en de demonen buiten. Eendracht heet ons medicijn tegen de dag van morgen, omdat Alpe d’HuZes onze vlucht naar voren is. Kanker de wereld uit.

In een fietskliniek zijn wij patiënt en arts ineen.

 

***

 

De missie van de Rotterdam Fund Racers ondersteunen? Dat kan! Via deze link kom je uit bij onze ploegpresentatie. Door te klikken op de naam van een deelnemer kom je automatisch uit op zijn/haar Alpe d’HuZes Actiepagina. 

Namens alle (ex-)patiënten dank voor de support!

 

***

FOTOGALERIJ

 

 

 

-