Lees hier Deel 1 – De Prelude
Lees hier Deel 2 – Bocht 21, 20, 19
Lees hier Deel 3 – Bocht 18, 17, 16

 

Bocht 15 – 1.025 meter hoogte – In De Tuin

“No guru, no method, no teacher
Just you and I and nature
And the father in the garden”

 

Ik trof Aad maandagmorgen in de lobby van het hotel. Aad schoot vol, ik deed net alsof ik dat niet deed.

Het onbevangen gezicht van Aad neemt mij altijd terug naar Alpe d’HuZes 2018. Op de avond voorafgaand aan de fietsdag vergezelden Anita en ik Aad en Monique bij het ontbranden van de kaarsjes op het Timoplein. Met het geduld van een monnik ontstak Monique tientallen kaarsjes die alle een persoonlijke boodschap bevatten.

Aad stond aan het hek.

Nadat Monique alle kaarsjes had laten branden, ging ze naast haar man staan. Hij sloeg zijn rechterarm om haar heen. Zijn schouders schokten. Het verdriet kwam er met horten en stoten uit. Toen draaide Aad zich om en zei hij met een betraand gezicht:

‘Eén zo’n kaarsje had zomaar voor haar kunnen zijn, maar zij is er nog…’

Dat was 2018.

Twee dagen later, dus woensdag 5 juni 2019, kondigde ik Monique aan op het bordes van het hotel. De shirtpresentatie begint stilaan een traditie te worden, en ook dit jaar viel Mo de eer te beurt om het nieuwe Rotterdam Fund Racers wielertenue te showen:

‘GEEF HAAR EEN HARTELIJK APPLAUS…. DAT HEERLIJKE WIJF…. MONIQUE DE JONG!’

Onder ritmische dreunmuziek van DJ Jorrit verscheen Monique: ontroerd, brutaal, verlegen, zelfbewust. Ze was het allemaal ineen. Als een volleerd mannequin trok ze haar hotelkamerbadjas uit. Ze draaide rond, genoot van de aandacht, wiegde met haar heupen en haar kont en liet het publiek haar tanden zien.

Daarna was er plaats voor stilte. Mo vertelde haar verhaal over de duivelse tumoren. Ik dacht aan Aad-aan-het-hek van een jaar geleden en vocht tegen de tranen van God.

Monique heeft de gewoonte te fietsen met een halve fruitmand op haar helm en de relikwieën aan haar fiets tinkelen alsof er een ijscowagen voorbij komt. Fietsen is van ondergeschikt belang voor Mo. Ze overwon kanker. In haar hoofd en in haar borsten.

‘Je hebt een lekker stel tieten Mo’, merkte een ploeggenoot op het zonovergoten terras al (mijn inziens terecht) op.

‘Ze zijn nep man’, lachte ze terug.

‘Maakt niet uit. Tieten zijn tieten…’

Iedere dag proberen Aad en Mo er een feestje van te maken. Mo beklimt de Alpe in haar eigen tempo, Aad evenzeer:

‘Hier en daar stop ik in een bocht. Dan drink ik wat, geniet ik van het majestueuze uitzicht en raak ik in gesprek met wildvreemde deelnemers. Iedereen heeft een verhaal. Soms huil ik een potje met die mensen mee. Heerlijk…’

Meer hebben Aad en Mo niet nodig. Geen goeroe, geen theorie, geen docent. Ze hebben elkaar. In de rust van de schepper waarin ieder stukje natuur hun achtertuin is.

Het is Aad en Mo gegund.

Aad en Monique (Timo Plein, Alpe d’HuZes 2018)

 

Bocht 14 – 1.055 meter hoogte – Geef Niet Op

“Don’t give up
You’re not beaten yet”

 

Bocht 14 is een stukje Niemandsland, het deel van de aarde waar ik het liefst bivakkeer. Bocht 14 vergelijk ik met de HEMA, de favoriete winkel van mijn lieve vader omdat hij er (citaat) “niemand tot last was”.

Bocht 14 is de HEMA van de Alpe.

In Bocht 14 hebben onze ogen kruiscontact. Die van Jacco en van mij.

Ik ken Jacco niet, maar het is genoegzaam bekend: Alpe d’HuZes doet niet aan bekend of onbekend. Al het gangbare vervaagt op de Alpe. Jazeker, er ís plek voor de Bokito’s onder ons, maar het ontbeert hen aan tijd, ruimte en een podium. Bij Alpe d’HuZes is niemand onder de indruk van de plakplaatjes op hun onderarmen, noch van hun klimtijden, noch van de wezenloze snelheden waarmee ze de Alpe afdalen. Alpe d’HuZes is de wereld zoals Jezus Christus, de eerste communist die oprecht iedereen als Zijn gelijke zag, ooit bedoeld heeft.

Jacco verstaat de kunst met zijn ogen te spreken. In Bocht 14, maar ook op het bordes van het hotel. Eergisteren.

Nadat Mo de complimenten over haar tieten in ontvangst had genomen, kwam Jacco op me aflopen. Hij droeg een effen rood Spartashirt. Jacco is Brabander en dan klinkt een woord als Sparta nog mooier. Sowieso klinkt alles mooier in het Brabants:

‘Gecondoleerd met je vader’, zei hij, ‘wat goed dat je hier bent…’

De g’s in gecondoleerd en goed klonken zacht. Het leven kreeg weer zin waardoor ik weer zin in het leven kreeg. Iedere ochtend twee zachte g’s horen en levensgeluk lacht u toe.

Jacco’s ogen straalden empathie en compassie uit: dé voedingsbodem waarop onze Alpe d’HuZes missie gestoeld is om kanker de wereld uit te trappen.

Met gevoelsmensen als de Brabander Jacco moet je geen bier drinken maar cognac. Kletsen over voetbal doe je niet met Jacco. Je praat over je ouders. Over worstenbroodjes (en waarom die in Brabant het lekkerst schijnen te zijn). Of gewoon luchtig over de zinloosheid van het bestaan. Je vraagt de uitbater van het café iets van Randy Newman of Leonard Cohen te draaien. Zo’n avond wordt in benevelde omhelzing besloten, bevrijd van de verantwoordelijkheden die ons dag in dag uit worden opgelegd.

Anders dan Bocht 18, staat Bocht 14 dit soort rustgevende mijmeringen toe.

Totdat Remco plotseling aan ons verschijnt. Dalend. Sterker nog, Lars en ik hebben Remco vandaag nog niet één keer klimmend gezien.

‘ROT-TER-DAM FUND RACERS…..LAAT JE EENS HOOOOOOOOOOOOOOOOOREN!!!’

De vrolijkheid van Remco zal de wereld uiteindelijk van zijn ondergang redden.

Remco daalt te hard voor de zwoegende Corno. Ook zo’n man wiens verhaal ik wil weten, ik móet weten.

‘Wanneer fietsen we eigenlijk?’, vroeg hij maanden geleden in de groepsapp.

‘Zullen we anders effe een datumprikkert voor je aanmaken?’, antwoordde Mark. Daarna moest ik me verschonen.

Corno rijdt nu met een rood aangelopen hoofd richting Bocht 14. Hij perst er een glimlachje uit als we zijn naam noemen. Hij móet naar boven, dat zie je aan alles, alleen ligt het waarom ergens verborgen tussen zijn oren, onder zijn fietshelm.

Corno zwoegt. Corno lijdt. In stilte.

Het ontroert.

De stilte die voor een moment volgt is volmaakt.

Eventjes geen DJ’s die de hele dag standvastig kutmuziek draaien (Schatje Mag Ik Je Foto, zo’n pervers rukkertje uit de provincie die een dame uit de kroeg lastigvalt of ie misschien haar foto mag, zodat zijn rechterhand zijn lusten van denkbeeldige schijnseks onder de lakens kan botvieren), geen passerende regionale bestelbusjes, geen scheidsrechterfluitjes van de Alpe d’HuZes motards, niets.

En in dat allesomvattende niets fietst Corno eenzaam naar boven.

Hoort hij het? Het geluid van de bergbeekjes en de watervalletjes? Het gezoem van de insecten? Het geluid van het rubber van zijn voorband. Het geratel van de ketting. Zijn ademhaling die vanuit de diepte tot hem komt.

Hoort hij de stem van Willie Nelson die in zijn oren dringt: ‘don’t give up…’

 

Jacco

Jacco en Remco: Hand in Hand Vastberaden!

Corno

 

 

Bocht 13 – 1.120 meter hoogte – Blijven Lopen

“Woar ge ok loept en wat ge ok bint
niemand de zeat ow wat good is of slecht
niemand de wet wie verluust of wie wint
ge komt op ut end beej ow zelf terecht”

 

‘Ik ben goed. Echt goed.’

Met die woorden wordt Norbert regelmatig geconfronteerd als hij op een verdwaald moment níet zo goed blijkt. Dan zullen zijn fietsvrienden het niet nalaten om het er fijntjes in te wrijven bij onze Nor, omdat er nu eenmaal geen groter vermaak bestaat dan leedvermaak.

‘Ik werd vorige week op Strava uitgedaagd door iemand. Ik ben erop in gegaan. Sowieso.’

Daag een veldmaarschalk niet uit. Napoleon niet. Marco Polo niet. Caesar niet. Norbert niet.

Hij is eigenlijk hardloper, onze Nor, die dan ook luistert naar de alleszeggende bijnaam de Witte Keniaan. Als hij een fietstocht harder rijdt dan jij, schept hij er extra genoegen in om te benadrukken hoe weinig fietskilometers hij in de benen heeft.

Toch wordt er vol eerbied over Norberts ongeëvenaarde doorzettingsvermogen gesproken. Competitiedrang heeft hij nodig om te presteren. Onder druk wordt normaliter alles vloeibaar, maar bij Norbert is het woord normaal zelden of nooit van toepassing.

De Witte Keniaan wordt onder druk alleen maar harder. Taaier.

Onder de competitieve en ietwat provocatieve druk van Lars beklom hij vorig jaar zes keer de Alpe. De inhoud van zijn longen wordt met een zeppelin vergeleken. Zijn motor met de kracht van een straaljager. Zijn wil is van graniet.

Met het fietstalent van Lars en de wilskracht van Norbert had ik op zijn minst drie keer de Tour de France gewonnen.

Hij fietst deze editie alleen en ik heb een theorie waarom.

In de twee trainingsdagen hiervóór, waar we achtereenvolgens Les Deux Alpes, Col de la Sarenne, Col d’Ornon en Alpe d’Huez beklommen, voelde hij dat hij niet over de benen van vorig jaar beschikte. En dus gunde hij Lars en mij een voorsprong van een goed half uur bij de start vanochtend vroeg en zo transformeerde hij zichzelf in roofdier en fungeerden Lars en ik als zijn prooi.

Geef de stier een rode lap en hij blijft lopen. Totdat hij erbij neervalt. Daar heeft de stier geen parmantige matador voor nodig. Dat doet hij op eigen kracht.

In Bocht 13 komen we hem tegen. Lars en ik klimmen. Norbert daalt.

‘NORBERTO!’, roept Lars.

‘Nondeju wat is die Norbert toch taai…’, zeg ik als we Bocht 13 indraaien. Ik schakel bij en ga uit het zadel om m’n reet te ontlasten.

De stier groet ons met een knikje en een veelzeggende glimlach. Beklimming per beklimming komt hij een beetje dichterbij de rode lap. Hij kent zijn doel. Hij bereikt zijn doel. Door een voorbeeldige mindset en door het harde werken niet te schuwen.

Blieve Loepe, is het levensmotto van onze witte Keniaan. Gewoon blijven lopen en je komt vanzelf bij jezelf terecht.

Altijd.

 

Norbert, alias De Witte Keniaan

 

Fotocredits: Fabienne en Estelle Hendriks

Lees hier Deel 5 – Bocht 12,11, 10 

 

 

-