‘Ik wilde gewoon de zorg in. Kweenie. Altijd al gehad. Gek he. Ik trek altijd naar de zwakkeren. Die wil ik helpen. Iets doen. Kweenie. Gek he.’

Aldus Monique Sophia de Jong, geboren 7 februari 1964 in het Sophia Kinderziekenhuis te Rotterdam. Haar passie voor de zorg kan ze maar moeilijk onder woorden brengen. Zit een stukje Hollandse nuchterheid haar in de weg? Heeft ze überhaupt iets met Pasen… juist met dat lijdensverhaal van Christus?

‘Nee ook niet echt nee.’

‘Ook niet tijdens je ziekte?’

‘Nee ook niet. Als meisje wilde ik met kerst wel graag mee naar de mis met vriendinnen in Numansdorp. Die waren vrijwel allemaal gelovig. Ik vond dat best iets moois hebben. Maar mijn vader had er niets mee. Hij was zelfs een beetje anti. Ging ie op zondag expres zijn auto staan wassen hahaha.’

Haar vader Arie van der Graaf ziet op 18 juli 1938 het levenslicht in Rotterdam-Hillegersberg. Na zijn schooltijd verdient hij zijn kost als metaalbewerker. Hij huwt Fiet Krauwinkel, geboren 4 december 1939 te Rotterdam-Crooswijk. In 1967 trekt het stel naar Numansdorp waar Fiet werk vindt bij de plaatselijke slagerij en Arie in Klaaswaal werkzaam is bij een bedrijf dat landbouwmachines vervaardigt.

‘Ik heb twee zussen. Mijn oudste zus Anja is geboren op 11 januari 1962, toen kwam ik, en daarna, op 16 maart 1970, kwam Marie-Cecille. We hadden een heel relaxed gezinsleven. De spil van het gezin was mijn moeder. Dat merkte je vooral toen zij eenmaal -met een rot woord- uitgeschakeld was door een hersenbloeding. Mijn vader is niet zo’n prater weet je. Echt een binnenvetter die de dingetjes liever zelf in zwijgzaamheid oplost. Mijn vader werkte die tijd regelmatig over – van die centjes konden we op vakantie gaan.’

Bij het woord vakantie beginnen haar ogen te twinkelen. Haar gedachten gaan terug naar de Drôme in Frankrijk, de regio die bekend staat om haar uitgestrekte lavendelvelden, de feeërieke bergdorpjes, de formidabele wijnen en adembenemende fietsroutes.

‘Mijn vader fietste ook graag. Hij heeft vroeger bij de Rotterdamse Leeuw of zo gefietst? Kan dat? Later bij de Hoekse Renners. In de Drôme fietste hij elke dag een colletje. Het was ouderwets kamperen met een vouwwagen. Dammetjes aanleggen met stenen in de rivier met mijn zussen. Anja kon goed leren, ik was vooral creatief.’

 

1967 (Arie, Anja en Monique)

 

 

1967 Monique in jongere jaren!

 

Monique doorloopt de lagere school zonder problemen. Na een jaartje MAVO kiest ze voor de huishoudschool in Klaaswaal.

‘Wat voor soort meisje was je?’

‘Ondeugend hahaha! Laat ik zeggen, ik zocht het avontuur op. Ik deed zo’n beetje “jongensdingen”. Ik klom in de hoogste bomen. Er zaten altijd scheuren in mijn kleren. Bij het eieren rapen in het weiland, had ik ooit een stink ei te pakken. Alles zat onder…. en stinken hahaha! “Jij hebt ook altijd wat”, zei mijn moeder dan. Ik was ook best een beetje een pechvogeltje hoor…’

Monique staart naar handen. Ze glimlacht haar jeugd in. Spelen in het park achter de begraafplaats. Met buurjongen Leo over slootjes springen en Monique die er “uiteraard” inviel. Het Nederland van de jaren zeventig kende duizenden van dit soort dorpse taferelen. Dit sentiment werd gevangen in het lied Het Dorp dat nog altijd, zeer ten onrechte, aan Wim Sonneveld wordt toegeschreven. Het was zijn toyboy Frigo Wiegersma die de beeldende tekst schreef op de legendarische melodie die uit het brein van chansonnier Jean Ferrat was ontsproten. Sonneveld ging met de eer aan de haal, een onrecht die als een steen in mijn buik ligt omdat ik, dat moge duidelijk zijn, geloof in het credo ere wie ere toekomt.

‘Begin jaren tachtig ging ik naar de INAS, da’s een afkorting voor de Interne Algemene Schakelopleiding, zeg maar een tussenopleiding voor de zorg.’ Dat was vlakbij de woning van mijn oma aan de Korhaanstraat op Rotterdam-Zuid.

De zorg. Donderdag 22 maart 2018 waren Monique en ik te gast in het twee uur durende radioprogramma ZorgSaam van RTV Langsingerland van presentator Hans Cieremans. ‘We behandelen alle onderwerpen rondom “zorg”’, zei Hans, ‘en jullie deelname aan Alpe d’HuZes zie ik ook als een vorm van “zorg”.’ Ik ervoer dat als groot compliment, ik had het nog nooit vanuit die hoek bekeken. Mijn motivatie voor mijn jaarlijkse deelname aan Alpe d’HuZes omschreef ik altijd als “geld inzamelen om een einde te maken aan die tering ziekte door in blinde woede een berg op te rossen”. Tot donderdag 22 maart 2018, tot de duiding van Hans Cieremans. Het was alsof ik plots tot de incrowd van de zorg behoorde, totdat Monique en Hans tijdens Bright Eyes van Art Garfunkel, opgedragen aan Peter van Heijningen en Gerdian Timmermans, spontaan namen begonnen uit te wisselen: “oh dan ken jij vast ook Hans Nogwat… van Humanitas?” “Ja natuurlijk Hans! Hansie! Ging die later niet met Theo?”

 

Donderdagavond 22 maart 2018, RTV Lansingerland. Links geluidstechnicus Matthijs, rechts presentator Hans Cieremans

 

‘Tijdens mijn vakanties hielp ik in bejaardentehuizen. Ik deed boodschapjes voor ze, deed de was, kamde hun haren…gewoon….zorg….kweenie….heerlijk…’

Haar nuchtere “kweenie” blik staat een romantische invalshoek met betrekking tot de zorg niet toe. mensen als Monique zijn simpelweg geboren voor de zorg, zij weten niet beter. Zij zijn het antwoord op de levensvraag die Hamlet ons via de pen van William Shakespeare al in 1600 stelde: to be or not to be, that’s the question. Monique Sophia de Jong is. Hans Cieremans is. Voor mij geldt dat niet. Ik ben niet. Mijn standaard antwoord op de levensvraag van Shakespeare is een citaat van de Franse dichter Arthur Rimbaud: je est un autre, vrij vertaald ik is een ander. Rimbaud-Shakespeare 1-0, maar je gaat er op 7 juni natuurlijk geen meter harder van fietsen op Alpe d’Huez.

‘Op achteraf té jonge leeftijd mocht ik een dagje meelopen in de zwakzinnigenzorg in Monster. Die allereerste kennismaking met geestelijk en lichamelijk zwaar gehandicapten van mijn eigen leeftijd was een schokkende maar tevens leerzame ervaring. Ik besefte dat ik nog moest rijpen om de verantwoordelijkheid aan te kunnen, maar ik voelde evenzeer dat híer mijn toekomst lag. In de zorg dus.’

In 1982 “verhuist” Monique bewust naar een andere doelgroep en volgt zij de INSERVICE-opleiding, een interne ziekenverzorging opleiding van het verpleegtehuis Antonius-Binnenweg aan de Nieuwe Binnenweg in Rotterdam-Centrum. Ze betrekt een woning, bestaande uit één kamer, een bed, douche en keuken, in het personeelsflat van het Van Dam Ziekenhuis aan de Westersingel. In de weekends gaat ze uit in de stad of bezoekt ze discotheek Alcazar in Puttershoek.

Monique zegt tot 1988 te hebben gewerkt in het Antonius. Die zes jaren vormen niet alleen de basis voor haar latere carrière in de zorg, maar vormen tevens gesprekstof met Hans Cieremans in het spelletje name-dropping op de donderdagavond (“nee joh…Gerrit werkte toen al lang niet meer in het Antonius…hij is toen naar dinges gegaan met eh… hoe heet ze ook al weer…dingetje… Patricia ja!”).

Via het uitzendwezen brengt Monique de jaren daarna naar zo’n beetje iedere zorginstelling en verpleeghuis in de regio Rotterdam-Rijnmond. Mid jaren ’80 betrekt ze een eigen bescheiden woninkje in Numansdorp, ze werkt zich te blubber, draait belachelijke uren maar is niet te betrappen op een wanklank.

‘Als je je werk léuk vindt, kost het eigenlijk geen inspanning. Althans, zo vóelt het niet. Ik kwam bij Humanitas Hannie Dekhuijzen te werken. Ook weer zo’n heerlijke tijd joh. Kweenie. Ze waren net begonnen, dus dat betekende dat ik deel mócht uitmaken van een jong en fris team. Eigenlijk was alles hot en leuk daar. Kweenie. Gewoon heerlijk!’

 

 

Vanaf september 1990 merkt Monique dat zij wat zichtproblemen ondervindt tijdens het autorijden.

‘“Kokervisie”, noemde de opticien dat. Niets bijzonders. Ik werkte immers hard en lang. Oververmoeidheid waarschijnlijk. Toch stuurde de opticien mij door naar de oogarts die mij doorverwees naar het Oogziekenhuis aan de Schiedamse Vest. Ze hadden een blinde vlek gevonden op de foto’s en die blinde vlek was te groot. Voordat ik het wist zat ik in de wachtkamer van het Dijkzigt Ziekenhuis, afdeling Hematologie, kortom bloedonderzoek. Zie ik ineens allemaal kankerpatiënten om mee heen. Iedereen was kaal, ik had mooi lang haar toen. Bij gebrek aan bedden mocht ik het weekend naar huis, maandag moest ik me weer melden. Ik heb me die zaterdag helemaal kort laten scheren. Ik was op alles voorbereid.’

Er wordt een zogenaamde prolactinoom, een hypofysetumor, in Moniques hoofd gevonden. Ze legt uit:

‘Het is een gezwel dat zich ontwikkelt in de hypofyse, een klein orgaantje ter grootte van doperwt dat onder de hersenen zit. Een hypofysetumor hoeft trouwens niet perse “kanker” te zijn. Ook in mijn geval viel het woord kanker niet één keer. Allemaal leuk en aardig, maar de tumor zát er wel. Het was niet operabel, dus kreeg ik medicatie. Een bepaald hormoon was al die tijd aangemaakt dat te veel op mijn oogzenuwen drukte. Raar idee hè? Ik bedoel, wat is nou een doperwt?’

De doperwt. Ik vraag me al decennia lang af wat de Lieve Heer bezielde toen Hij de doperwt uitvond? De doperwt heeft de smaak van een luchtbed dat langzaam leegloopt. In een salade proef je de laffe smaak van zo’n kleine kut erwt meteen. Het is een schijnheilige groente die zich als kleinste altijd wel ergens weet te verstoppen. Zoals één kiezelsteen funest kan zijn voor je binnenband. Ik haat leeglopende luchtbedden, ik haat lekke banden, ik haat kiezelstenen, ik haat doperwten.

Monique is doodsbang en dat is nieuw voor het meisje dat het liefst létterlijk in zeven sloten tegelijk sprong. Anno 1990 weet ze dat het gevaar van permanente blindheid op de loer ligt. In een paniekaanval ontvlucht ze de eenzaamheid van haar huisje en zoekt ze de geborgenheid op bij haar ouders die zonder aarzelen hun zolderkamer beschikbaar stellen. Het brengt de nodige rust in het leven van Monique dat op zijn kop is komen te staan. De wijzers van de klok gaan hun eigen weg, het is aan haar om ze weer op de juiste plek te krijgen. Arie en Fiet zullen voor de regelmaat zorgen, zodat een seconde weer een seconde wordt, een minuut een minuut, een uur een uur, een dag een dag, een week een week, een maand een maand…

‘Begin 1991 ben ik weer terug verhuisd naar Rotterdam. Ik kon een leuk huisje huren op de Struitenweg, op Zuid, vlakbij de Dorpsweg. Ik sloot een lening af om een motor te kunnen kopen. “Als ik doodga, hoef ik die schuld toch niet meer te betalen hahaha…”, zo dacht ik toen ja…’

 

 

In juli van dat jaar vindt een grote omwenteling plaats in het leven van Monique. Zonder dat de hoofdrolspelers het zelf beseffen, is er een amoureus toneelstuk in de maak.


Locatie? Danssalon
Adres? Maasboulevard
Hoofdrolspelers? Monique Sophia van der Graaf en Aad de Jong
Bijrollen? Jannie, Jolanda en Ton, Pierre & Ronald
Schrijver? William Shakespeare
Titel? Romeo & Julia 2.0
Regisseur? Cupido

‘Ik ging met Jannie en Jolanda, twee vrienden van me, uit. Lekker dansen. Op een parkeerplaats bij de Danssalon zitten er vier knapen een partijtje te hannessen bij het parkeren…je wil het niet geloven! Dus ik zeg “schiet eens op!”. Die gasten keken me een beetje verbaasd aan. Waren die directheid niet gewend denk ik. Even later staan we in de rij van de Danssalon. Ik had van die rode All-Stars aan. Om die reden mocht ik niet naar binnen. Maar die gasten van dat parkeren stonden dus achter ons in de rij. “Jôh laat die meid naar binnen”, zegt de Aad van het gezelschap. Ik dus naar binnen. Zegt die Aad even later “zeg, ken jij een beetje dansen op die rode All-Stars van je?” Ik zei niets terug, fluistert Jolanda in mijn oor “je moet antwoorden nu meut!”….jôh wist ik veel hahaha.’

Monique Sophia van der Graaf danst de rest van die avond met Aad de Jong. Al benadrukt Monique met klem dat ze absoluut wél in toeval gelooft, moet ze toch bekennen:

‘Het was absurd. In eerste instantie was hij dus he-le-maal mijn type niet met zijn “instappers” en zijn witte sokken hahaha. Maar hij bleek net als ik Waterman te zijn en was op dezelfde dag jarig, 7 februari dus. Aad was, is, alleen een jaartje ouder dan ik…’

Aad zou nog bellen, maar liet na Moniques telefoonnummer te noteren. ‘Dat onthoud ik wel’, zo luidden zijn legendarische woorden, ‘getallen zitten in mijn hoofd.’

‘Over “hoofd” gesproken Aad, er is iets met mijn hoofd, of eigenlijk ín mijn hoofd… weet waar je aan begint want misschien ben ik er volgend jaar niet meer…’

Monique klinkt allerminst somber als ze er glimlachend aan toevoegt: ‘”dat zullen we nog wel eens zien”, zei Aad… die vent is zó nuchter… zó rustig… die rots in de branding weet je wel…’

Monique hoort een week lang niets van Aad, totdat die vrijdag haar telefoon afgaat. Aad. Of ik naar de bios met hem wilde. Na afloop kwam hij nog een borreltje drinken.

‘”Wat wil je horen?”, vroeg ik hem. “Doe maar Always On My Mind van de Pet Shop Boys”, zegt ie. Hij dacht, die heeft ze toch niet. Nou je voelt het al, die had ik dus wél…. je had zijn gezicht moeten zien hahaha….’

Hans Cieremans draait Always On My Mind als Monique het verhaal over haar officieuze start met Aad vertelt. Ik hou mijn kaken op elkaar. In deze setting kan ik Monique noch Hans onmogelijk laten weten dat bij ons thuis de radio uitging als de Pet Shop Boys voorbij kwamen zeilen en, geloof het of niet, hun cover van de klassieker Always On My Mind spande de kroon in negatieve zin. Componist van dit juweeltje Wayne Carson, ere wie ere toekomt, draait zich iedere keer om in zijn graf als de elektronische plastic uitvoering van Pet Shop Boys gedraaid wordt. Is Monique bekend met de huiveringwekkend mooie versie van Willie Nelson, om nog maar te zwijgen over de cover van Elvis Presley? Snapt Monique dat de muziek van Pet Shop Boys naar doperwten smaakt?

 

 

‘Marco?’

‘….eh ja…?’

‘Dat Aad in Bleiswijk woonde. Luister je nog?’

‘Ja nee zeker. Sorry. ‘t Kwam even door Always On My Mind. Van de Soccer Boys.’

‘Nee van de Pet Shop Boys! Aad vóetbalde bij de Soccer Boys! Die jaren reed ik ieder weekend heen en weer van Rotterdam-Zuid naar Bleiswijk waar Aad woonde en dus ook voetbalde. In februari 1992 was zijn nieuwbouwhuis klaar aan de Sterrenlaan in Bleiswijk en trok ik bij hem in. Het ging allemaal vanzelf. Hij werkte als assistent accountant, ik was intussen ontslagen omdat ik te lang in de WAO had gezeten. Dat was echt schrikken, want dat was me nog nooit gebeurd. Ik heb me laten omscholen, want ik wilde snel weer aan de slag. In de zorg. Uiteraard.’

 

Monique en Aad, Efteling (1990)

 

Gorges du Tarn (1992)

 

We schrijven 1992. In Schiedam rondt Monique in negen maanden tijd een secretariaatsopleiding af waar een vol jaar voor staat. Aan motivatie dus geen gebrek. Ze pakt alle baantjes aan die ze kan krijgen. Via de RIAGG aan de Mathenesserlaan belandt ze, na een kortstondige administratieve baan in het Oogziekenhuis (toeval bestaat nog altijd in de wereld van Monique), bij de RIAGG in Zoetermeer.

‘Op 17 september 1993 zijn Aad en ik getrouwd. Het was een prachtig feest. Nee nee ik zie je kijken Marco, maar de openingsdans van de avond was niet Always On My Mind hahaha. Dat was Just The Two Of Us. Van Bill Withers.’

Mijn hart maakt een sprongetje. Mijn hoofd volgt meteen. Ik krijg weer lucht. Ik vergeef Monique en Aad onmiddellijk de zonde van de Dierenwinkeljongens.

 

 

17-09-1993 Trouwdag Monique en Aad

 

De gezondheidsklachten blijven sluimeren op de achtergrond. Monique omschrijft het anno nu als “rare” klachten. Op het secretariaat van de RIAGG heeft ze een drukke baan met onnoemelijk veel telefoontjes die allemaal discreet, snel en vakkundig moeten worden afgewerkt.

‘Door het Prolactinoom was ook mijn schildklier gestopt naar behoren te functioneren. Sinds 1992 gebruikte ik hier medicatie voor. Omdat ik daardoor niet zwanger kon raken heb ik weer hormoontabletten moeten slikken om de eisprong op te wekken. Met succes. Op 30 oktober 1997 werd onze dochter Aileen geboren.’

Het leven lacht het gezin de Jong toe. Aad heeft een eigen administratiekantoor, Monique werkt bij het GGZ Delfland, ontfermt zich over Aileen en doet en passant vrijwilligerswerk voor onder andere de tennisvereniging van Bleiswijk. Op 21 januari 2003 wordt het gezin gecompleteerd door de geboorte van zoon Jelle die Monique omschrijft als “een echte Jelle”, zijnde een rossig gekleurde Hollandse jongen met zomersproetjes.

1997-10-30 Geboorte Aileen. Opa van der Graaf en moeder Fiet Krauwinkel

 

2003-1-21 geboorte Jelle

10 oktober 2008 sleutel huis. Laat de kurk maar knallen!

 

In 2007 heeft Aad zijn ogen laten vallen op een nieuwbouwhuis dat in de jaren ’30 stijl zal worden opgeleverd. Ondanks zijn voorliefde voor hunnie, zit het Geen Woorden Maar Daden credo er wel degelijk in bij onze Aad, want het huis wordt gekocht.

Een week voor de oplevering wordt er geklopt op de deur van Huize de Jong. Het is Mefisto, de duivel.

‘Ik voelde een knobbeltje in mijn linkerborst. De huisarts stuurde me onmiddellijk door naar de Mamacare van het IJssellandziekenhuis. Je kent het wel he. Foto. Punctie. Onderzoek. Twijfel. Wachten. En ondertussen werken in het nieuwe huis natuurlijk. Die middag kregen we de uitslag. Foute boel. Borstkanker. Op de terugweg zat ik te huilen als een klein kind in de auto. “Wat nu Aad”, vroeg ik hardop. “Rustig blijven”, zei Aad, “altijd rustig blijven….”’

Op 15 oktober 2008 moet een keuze worden gemaakt tussen een borstsparende operatie of een amputatie. Monique kiest voor de amputatie (“weg met dat ding, weg!”). Het advies luidde echter een borstsparende operatie. Zo gezegd zo gedaan. Maar ook die uitslagen blijken niet goed: de borst moet er dus toch af. Monique perst er een cynische “zie je nou wel” uit… Monique ondergaat dan drie operaties in twee maanden tijd:

‘Ze noemen dat een schildwachtklieronderzoek. Daaruit moet blijken welke klier het meest in de buurt ligt van de tumor. Ik was serieus bang. De avond voor een van de operaties, op 25 november 2008, heb ik drie brieven in mijn dagboek geschreven. Eentje voor Aad. Eentje voor Aileen. En eentje voor Jelle.’

 

Jelle en Aileen, 7 januari 2009

 

Monique leest de brieven aan me voor. Bedeesd, standvastig, betrokken. Ze glimlacht als ze haar eigen woorden terug hoort:

‘Er was een kans dat ik de operatie niet levend uit zou komen. Ik móest mijn gezinsleden laten weten hoe intens veel ik van ze hield.’

Op 1 december 2008 mag ze naar huis. ’s Avonds heeft de duivel Mefisto echter nog een verrassingspakket verstopt in het huis van Monique en Aad. Monique heeft hoge koorts en als de sodemieter moet ze die avond nog terug naar de Spoedeisende Hulp van het IJsselland. Bij het verlaten van het huis, slaat Mefisto van het lachen zijn knieën blauw.

‘”Mogelijke levermetastase”, zo las ik in mijn dossier. Ik raakte volledig in paniek. Lekker rijtje ook, borstkanker, leverkanker, jeweetwel. Of ik om vier ’s middags op gesprek wilde komen. En oh ja, of ik mijn man mee kon nemen. Ik heb ook mijn zus Anja gebeld. Die kwam halsoverkop vanuit haar woonplaats Maastricht naar ons toe gereden. Lang verhaal kort…. mijn lever bleek goddank schoon, alleen mijn okselklieren nog niet.’

Met zijn uitvinding kanker weet de duivel vrouwen in het diepste van hun vrouwelijkheid zijn te raken door ze te beroven van hun borsten en hun haar. Een vrouw zonder haar is per definitie een zieke vrouw, in haar borsten houdt de sensualiteit zich schuil. Mefisto rukt alles uiteen, zo schreef hij het in zijn boek. Monique heeft haar eigen boek:

‘Dit zijn alle e-mails die ik die periode schreef aan familieleden en vrienden. Aan de hand daarvan kan ik nu alle gebeurtenissen van toen teruglezen. Hier. Kijk maar. Donderdag 29 januari 2009. Begin TAC-kuur, een van de zwaarste chemokuren die er bestaat. Ja die e-mails ja….’

29 januari 2009, 1e chemo

 

19 februari 2009, tweede chemo

 

Voor het eerst dit gesprek slikt ze. De emoties komen plotseling in paardengalop op haar af gelopen. Tijdens de radio uitzending van Hans Cieremans had ze er geen last van gehad. Ze spreekt met een ontroerende nuchterheid waarin evenwel geen greintje cynisme te bespeuren valt.

‘Op een gegeven moment komt de manager van GGZ Delfland bij me staan. Zegt ie tegen me “Monique, ik hoef jouw e-mails niet meer te ontvangen. Ze zijn te heftig…. Ik kan er niet zo goed tegen”… moet je nagaan, zo’n man is dus werkzaam in de zorg…’

Monique koopt een pruik die zij niet of nauwelijks zal dragen. Aad, Aileen en Jelle zijn binnen een minuut aan haar haarloze schedel gewend:

‘Aileen werd fantastisch opgevangen door onder anderen haar vriendinnetje Yvette en haar ouders. Daar ben ik ze nog altijd dankbaar voor. De vijfjarige Jelle zei nog “mama je zal het wel koud hebben zonder haar.” Ik zei “maar mama doet gewoon een mutsje op als ze het koud heeft.” Begint Jelle te lachen en zegt ie “hahaha mama met een mutsje… dan ben je net een baby!”’

Er wordt veel steun aangeboden, maar Aad en Monique proberen de praktische zorgen zo veel mogelijk zelfstandig het hoofd te bieden. Het gezinsleven moet zo normaal mogelijk verlopen waarbij Monique absoluut niet het type “zieke moeder” wil zijn. Daar zit zij. Uitgeput op de bank. De chemo vergt het uiterste van haar lichaam, maar vlak voordat Aileen en Jelle thuiskomen richt zij zich op, fatsoeneert zij zich in de badkamer en ontvangt zij haar kinderen met een kopje thee en een “ondanks alles” glimlach die alle kinderen, waar dan ook ter wereld en niemand uitgezonderd, verdienen.

Hans Cieremans kondigt The Rising van Bruce Springsteen af en vraagt me welke betekenis dit lied heeft:

The Rising is mijn campagnelied deze Alpe d’HuZes missie en heeft voor mij een spirituele lading Hans. Ik herken kracht, hoop en woede in The Rising, in de “verrijzing” dus. Zoals Monique zich iedere dag oprichtte voor haar kinderen: dát is The Rising! Het geeft me kracht, hoop en woede. Woede is voor mij een belangrijke emotie Hans. Ik ben er erg goed in. Na een interview met een kankerpatiënt of een ex-patiënt mag ik graag langdurig mensonterend vloeken. Het bevrijdt me.’

 

 

Daarna keek Hans me wat vertwijfeld aan (“wie heb ik in hemelsnaam uitgenodigd?”), werd het stil in de studio en werd Monique een vraag gesteld. Over haar ziekte. En de chemo:

‘Simone, dé kapster van Bleiswijk, was langsgekomen om mijn kop kaal te scheren. Stond ze toch eerst bij de verkeerde deur hahaha. Had ze haast mijn buurvrouw kaal geschoren hahaha.’

De duivel kan slecht tegen humor. Humor en hoop zijn bij uitstek de twee wapens waarmee we de duivel, en daarmee de ziekte kanker, te lijf moeten gaan. En áls we dan huilen, zullen het tranen van het lachen zijn.

‘Staat je goed’, zegt Simone als ze het huis van Monique verlaat.

‘Ja wordt de nieuwe zomermode. Voor geen goud dat ik met zo’n dooie marmot op mijn kop de straat overga hahahaha.’

In mei 2009 ondergaat zij de laatste chemokuur. “Stap voor Stap” zo heeft zij haar dagboek toevertrouwd. “Vluchten wil ik…vluchten…weg weg weg hier vandaan….”, leest ze nu voor. Aad neemt Monique op de bonnefooi mee naar Friesland om eventjes op adem te komen. Ze komen uit bij een Bed & Breakfast dat luistert naar de naam Péruque, ofwel Pruik. Aad en Monique kijken elkaar aan, zwijgen een seconde of twee, en beginnen dan minutenlang te schaterlachen. Eindstand Aad en Monique United tegen FC Mefisto 1-0.

 

Mei 2009, laatste chemo

 

17 juni 2009

 

23 augustus 2009

 

In september 2009 begint Monique wat voorzichtige uurtjes te draaien op het jeugdsecretariaat van GGZ Delfsland. Stapje voor stapje, beetje voor beetje probeert ze haar leven de broodnodige rust en regelmaat te geven. Het gaat niet zonder slag of stoot. De duivel is een mokerslag uitgedeeld, maar is hij definitief Knock-Out? Wat als? ’s Nachts wordt ze regelmatig wakker in paniek. Wat als? Ze voelt zich benauwd. Wat als? Volgens de HAP (de Huisartsenpost, mh) maakt zij zich wat druk om de aanstaande operatie, de te plaatsen borstprothese. Niets aan het handje. Is gewoon wat stress. Maar wat als? Monique wil zich opgeven voor Herstel & Balans, een hersteltraining bedoeld voor kankerpatiënten. Het antwoord van de zorgmanager van GGZ Delfsland doet haar nog altijd pijn…heel veel pijn: ’die training moet je maar in je eigen tijd gaan volgen… jij bent probleemeigenaar…’

Ik had nog nooit eerder van een probleemeigenaar gehoord, maar aan het gezicht van Monique te zien begrijp ik dat de uitvinder van het woord probleemeigenaar, hij die zich “zorg-”manager van GGZ Delfsland durft te noemen, van doperwten houdt. Het kan niet anders. Hij houdt tevens van de geur van een leeglopend luchtbed.

“Probleemeigenaar” Monique met Jelle, Aad en Aileen (8 augustus 2009)

27 september 2009 Barcelona

8 november 2009

 

‘Simpel gezegd: mijn hormonenhuishouding lag compleet overhoop. De artsen hadden mij toen al gezegd dat een van de bijwerkingen van mijn hormoonkuur depressiviteit en/of angstaanvallen zouden kunnen zijn. Ik heb een periode antidepressiva geslikt om mijn gevoelens van onbehagen te lijf te gaan. Op 17 mei 2012 vertrok in mijn eentje naar het Griekse eilandje Karpathos voor een éénweekse yogavakantie die mij geadviseerd werd door Marijke, mijn yogalerares. Zij overleed overigens vier jaar later zelf aan kanker…’

Daar zien we haar zitten, de inmiddels achtenveertig jaar jonge Monique Sophia de Jong, op een rots die uitzicht biedt op de golven van de Egeïsche Zee. Zij voelt zich op een prettige manier kwetsbaar – iedere vezel van haar lichaam is, hier en nu, ontvankelijk voor de kracht van de natuur. De hitte van de zon, de witte koppen van de golfslag op de rotsachtige kuststrook van Karpathos, de biddende vogels in de blauwe lucht. Ze ademt in door haar neus, diep, traag, bewust. Zo komt de warme zilte zeelucht ongefilterd tot haar.

Ze overdenkt hier en nu haar leven, zonder zich bloot te stellen aan de voor de hand liggende waarom ik vraag. Zijn of niet zijn, dat blijft de vraag. Monique is.

De zon gaat nu onder, de donker wordende hemel vormt het projectiescherm waarop haar eigen levensfilm te zien is. De maan dient als projector. Cinema als onbedoelde yogaoefening. Ze kijkt naar zichzelf als hoofdrolspeelster… ere wie ere toekomt De film heet Levenslust. Zij bouwt dammetjes in een rivier in de Drôme. Zij springt over zeven sloten tegelijk. Zij zorgt voor bejaarden, mensen met een verslaving, mensen met een verstandelijke beperking, mensen met psychische problemen. Zij danst op rode All-Stars met de liefde van haar leven. Zij huwt. Zij ziet een borst verwijderd. Zij ziet hoe zij het leven schenkt aan twee mensenkinderen. Zij ziet zich onder het mes… en weer, en weer, en weer. Zij doucht, voelt plukken op haar vingers en ziet hoe enkele haren via haar borstbeen richting het doucheputje worden gespoeld. In boze dromen ontvangt zij de duivel wiens grimas haar de slaap ontneemt. Zij staat chemo toe, slaapt, ontwaakt, voelt pijn, dan niets, ontwaakt weer, ziet de ogen van de liefde van haar leven die haar vertellen dat alles goed komt.
Dan doet Monique haar ogen open en voelt ze het bestaan in al zijn facetten in haar wellen. Levenslust, mompelt ze hardop. Ze herhaalt het woord. Levenslust… levenslust…

De naam Monique stampt af van het Griekse woord monos hetgeen alleen betekent. Sophia is het Griekse woord voor wijsheid. Dáár is ze naar op zoek – naar wijsheid die zij in alle eenzaamheid moet zien te vergaren op dit paradijselijke eiland Karpathos. Wat wil ik? Wat kan ik? Wat verwacht ik? Wie ben ik?

 

 

De antwoorden dienen zich als vanzelf aan als zij in Nederland is teruggekeerd. Haar wil blijkt sterker dan beton, haar doorzettingsvermogen harder dan graniet. Daar kan een elf uur durende operatie in 2015 ter vervanging van haar borstprothese niets aan veranderen, zelfs het overlijden van haar moeder op 5 juni 2012 niet. Fiet mocht 72 jaar worden. Monique vindt emplooi in een rustigere werkomgeving bij GGZ Delfland te Bergschenhoek waar zij anno nu nog altijd met veel plezier werkt (Hans Cieremans: “Oh werk jij dáár? dan ken jij Bert zeker ook wel?”).

Monique Sophia de Jong neemt op 7 juni 2018 voor het eerst in haar leven actief deel aan Alpe d’HuZes nadat zij in 2014 al een keertje als fotografe was meegegaan met Team Oostland.

4 juni 2014, Alpe d’HuZes (Monique als fotograaf)

 

 

‘Ik herinner me nog de tranen aan de finishlijn. Ik wil nu zelf fietsen om… ja eigenlijk om mezelf te bewijzen… ik bén er nog… ik heb de duivel op zijn knieën gekregen en daar ben ik trots op. Ik ben een controlfreak en kon, kan, het moeilijk accepteren dat je de controle over iets in je lichaam kwijt bent. Aad gaat ook mee fietsen ja. Dat wordt heel bijzonder. Ik kijk nú al uit naar de finish waar onze dorpsgenoot annex spreekstalmeester Tilly ons zal verwelkomen. Ik houd van mijn leven en ik houd, ere wie ere toekomt, zielsveel van Aad en mijn kinderen. Aileen studeert Commerciële economie: Sportmarketing en management aan de Hogeschool Rotterdam. Ze heeft een vriend die Victor heet, het is fijn om te zien hoe gelukkig die twee jonge mensen zijn. Jelle is nu 15 jaar, hij zit in de derde van de HAVO en voetbalt bij Soccer Boys. Gelukkig heeft hij meer verstand van voetbal dan zijn vader hahaha.’

 

 

21 juni 2016, fotoshoot met Aileen

 

Met Jelle op Corfu (aug. 2017)

 

Heeft kanker haar leven veranderd?

‘Volgens mij ben ik enerzijds een empathischer mens geworden. Anderzijds ben ik selectiever geworden in mijn contact met mensen. Ik wil me zo min mogelijk bezighouden met mensen die niet of nauwelijks interesse hebben getoond toen ik ziek was. Bovendien is mijn relatie met Aad nog intenser geworden, voor zover mogelijk. Ik vind het zo gaaf van hem dat hij ook mee wil fietsen. Ik wil dat gevoel zo graag met hem delen. Hopelijk heb ik de “klimbenen” van mijn vader. Hij verklaart me voor gek dat ik dit ga doen, maar stilletjes weet ik ook dat ie best trots op me zal zijn…’

Monique heeft zichzelf bevrijd.

 

***

 

Monique Sophia de Jong, Patrones van de Zorg, is een van mijn teamgenotes van Rotterdam Fund Racers. Het onderzoek naar kanker mag nooit stoppen. Zij spreekt uit eigen ervaring. Voor dieper en vroegtijdiger onderzoek is geld nodig en niets doen is voor Monique geen optie. Zij vervaardigt tassen van afgekeurde spijkerbroeken – de omzet gaat naar Alpe d’HuZes.

Ondersteun Monique in haar missie middels een donatie op haar actiepagina!

Ondersteuning van de campagne van de auteur van Moniques levensverhaal kan hier!

 

 

 

***

 

Dank aan Hans Cieremans van RTV Lansingerland.

Grote dank aan Monique en haar gezinsgenoten voor de medewerking en het vertrouwen.

 

 

 

-