97 piepjes, waarvan 28 laag en 69 hoog.

 

***

 

Afscheid nemen bestaat natuurlijk wel. Geloof die eikel toch niet. Afscheid nemen moet. Anders ga je kapot aan het gewicht van de melancholie.

Vraag is: wannéér neem je afscheid? Echt afscheid bedoel ik dus. Is er een momentum? Of is afscheid nemen juist een proces? Of is het misschien beide? Of sluit het een het ander uit?

En als het dan een moment is, wat is dat moment dan? De laatste doos die je inpakt? De laatste kus? De laatste aai? De deur die je voorgoed dicht trekt? Voor de laatste keer de sleutel in het slot stoppen, deur iets aantrekken en sleutel twee keer naar links draaien? Of is het het laken dat definitief over het hoofd getrokken wordt?

Hij moest in zijn pak worden begraven. Lex dus. Het pak dat al dagen klaar lag. Keurig gevouwen. Met das, overhemd en passende sokken. Als een gier geduldig wachtend.

De begrafenisondernemer had hem onder de oksels vast. Jij bij zijn middel. René, de broer van Lex, bij de benen. Hij woog nog amper 35 kilo. Maar een levenloos lichaam, hoe mager ook, blijft lastig te bewegen. Vooral dat van Lex dat zich, zelfs na zijn dood, maar moeilijk liet plooien. Zo lag hij op de draagbaar. In zijn veel te grote pak. 25 juli 2013. Precies een jaar geleden.

 

***

 

Afscheid nemen is afstand creëren. Letterlijk. Figuurlijk. En dat doe jij fietsend. Zo stond het geschreven, zo had je het zelf voorgelezen. In de Heilige St. Trudokerk aan de Dorpsstraat 34 te Helmond. In je speech riep je Hij Leeft Nog, zijn levensmotto, uit als vervanging voor Proost of Santé. Maar jij zou Hij Leeft Nog in praktijk brengen op de fiets.

En dus overhandigde je fietsend het allereerste boek van Spookrijder. Zijn testament, mijn levenswerk. 12 juli 2013. Je fietste van Rotterdam naar Eindhoven. Hij wilde je nog buiten opwachten maar de wind was te kil. Hij was al te verzwakt. En dus verwelkomde hij je vanaf de slaapbank in zijn kamer.

Aanbellen. Na een dikke vier uur op de fiets. De omhelzing. En het verdriet dat in golven van mijn zweterige wielershirt overging in zijn kraakheldere overhemd. De botten die je kon tellen. Je streelde zijn rug. Was dit het afscheid?

2013-07-12 12.38.39

 

Nee. Dan nog eerder een jaar geleden. Juni 2012. Daar begon het afscheid. De mislukte operatie. De eerste tranen. En twee woorden. “Godverdomme” en “sorry”. Meer was er niet, ook al gingen de duimen omhoog voor de foto. Zijn ogen spraken boekdelen. Er ging een gevecht volgen met een voorspelbare afloop.

 

***

Een onschuldig mailtje. Van een vriend. Uit het niets. Een paar maanden terug. Joh mijn broertje heeft toch dat pand? Je weet wel. Zijn huurder gaat eruit. Misschien wat voor jou? Of ben je niet op zoek? Kijk maar. Dit is zijn nummer.

Je gaat kijken. Het kantoorpand is perfect gelegen. Aan het eind van de straat. Voorbij het Campanile Hotel. Net over het kruispunt. Bij die brandweerkazerne. Autowasserij De Bij. Dan Eetcafé Prins-Alexander. Automobielbedrijf Klopper. Van Beek Reclame.

Je kan het amper geloven. Voor je weet is er getekend. En wordt de verhuisdatum niet 1 september, maar 1 augustus. Nee. Zelfs dat niet. Het wordt 22 juli. Was dat een probleem? Nee man. Geen probleem. 22 juli wordt het. Eén jaar na de dood van Lex.

Een enkele reis van honderdtwaalf kilometer wordt er een van elfhonderd meter.

2014-07-26 07.28.51

***

 

In Eindhoven trok je, kort na zijn overlijden, alles resoluut van de muren en kasten af opdat het kantoor geen mausoleum zou worden. Alle foto’s, memootjes en krantenartikelen die vaak over VIAGRA, grote borsten of te kleine penissen gingen, moesten het ontgelden.

 

Slechts één foto en enkele stille getuigen overleefden jouw woedebui. Zijn hoed. Zijn carnavalsshawl. Zijn laatste peuk. Eén miniatuur raceauto.

Het kantoor was nicotinevrij. De muren waren helder, strak en sober.

Maar het luchtte niets op. Je voelde zelfs geen spijt. En door het gebrek aan afstand kwam het niet eens in de buurt van afscheid nemen.

***

Dus fietste je, zoals beloofd, de Mont Ventoux op. 19 augustus 2013.

Je familie in de bocht. Daar rechts. Bruce Springsteen klonk door de speakers van de auto. Handen in de lucht. Ze zongen, dansten en schreeuwden je omhoog. Badlands, you gotta live it everyday…

Op hoogte, de ontkurkte champagne en het uiteindelijke verdriet. Hij Leeft Nog.

DSCN0149

Het voelde als afscheid, maar was het niet. Je moet immers de berg weer af. Precies dezelfde ontnuchtering als de nieuwjaarsdag die volgt op de oudejaarsavond.

 

***

 

Vrijdag 25 juli 2014. Dit wordt hem. Je definitieve afscheid van Lex. Van Eindhoven. Van Helmond. Van Brabant. Fietsend. Uiteraard. De andere kant weer op, zoals het een beetje Spookrijder betaamt.

R.K. Begraafplaats Hortsedijk. Een begraafplaats voor oorlogsslachtoffers. Toepasselijk dat-ie daar wilde liggen. Zijn leven was grotendeels een oorlog. Met zichzelf als grootste tegenstander.

 

De bloemen van zijn neven David en Theo. Met het kaartje van Theo die maar niet kan bevatten dat het alweer een jaar geleden is dat zijn Ome Lex is overleden. Dat heeft-ie ook geschreven, Theo. ’s Avonds appte hij me nog:

2014-07-26 10.26.22

 

Je plaatst de bidon op zijn graf. Net zoals je vorig jaar op de Mont Ventoux deed. Bij het monument van Tom Simpson. Het monument trotseerde vierenveertig jaar weer en wind. Tot het sterfjaar van Lex. Op 6 december 2013 gaf het monument zich gewonnen. Het had honderden stormen overleefd, maar deze niet. Als ware het een levend wezen, moest het monument zijn hoofd uiteindelijk buigen voor de natuur. Ik zag er de hand van God in. En die van Lex, die wel raad wist met heilige huisjes.

 

Met een zwarte merkstift schreef je, om een figuurlijke brug te maken, op je nieuwe briefpapier HIJ LEEFT NOG! MAFJE XXX. Zoals een marktkoopman zijn waar aanprijst  schreef je in hoofdletters, geheel in lijn met zijn levensstijl.

Je slaat een kruisje.

En weg ben je. Fietsend. Van Helmond naar Rotterdam. Honderddertig kilometer.

 

***

 

Eenentwintig jaar werkte ik in Eindhoven, in de veruit vriendelijkste provincie van Nederland. Clichés zijn -met uitzondering van die van Borsato- per definitie waar. Dus ook die van Guus Meeuwis in zijn volprezen Brabant. Het klopt. Dat van dat dorpscafé. Die zachte G. Die gemoedelijkheid. De bewoners van Brabant hebben door de eeuwen heen de kleur van hun provincie aangenomen. Of andersom. Cognacbruin. Lentegroen. Zomerzongeel. Parasollenrood. Er is geen provincie waar ik liever zou wonen dan in Brabant. Maar toch. Toch heb ik in die eenentwintig jaar Rotterdam nooit kunnen verlaten. Nooit willen verlaten.

2014-07-25 10.58.45

 

De warmere zomers en milde winters heeft u aan mij te danken. Eenentwintig jaar reed ik heen en weer. Honderdtwaalf kilometer heen. Honderdtwaalf kilometer terug. Met inachtneming van vakanties, verlofdagen en thuiswerkdagen moet ik, naar beneden afgerond, in eenentwintig jaar tijd circa 1.030.400 kilometer hebben gereden. Dik vijfentwintig keer om de aardbol.

En dit zijn de allerlaatste kilometers van die 1.030.400. Fietsend neem ik afscheid. Omdat ik aan alles voelde dat er geen enkele pagina meer restte om om te slaan.

***

Gelukkig kan ik de weg niet kwijtraken sinds mijn nieuwste speeltje: de Mio Cyclo 315HC. Een soort van TomTom voor de fiets. Inclusief cadans- en hartslagmeter. Mio Cyclo 315HC leidt mij door de Geeneindse Heide naar Gerwen. Nuenen. Best. Voorbereidingen van dorpsfeesten zijn aan de gang. Soms wordt er gezwaaid als ik passeer. Door een oude boer die zijn geiten verzorgt. Door een fietsende boerenvrouw met enorme hangborsten. Twee jongens roepen “Hey Bau en Lau!”, alsof ik met zijn tweeën fiets hetgeen ik gevoelsmatig doe.

(Net in de auto draaiden Anita en ik Eye In The Sky van Alan Parsons. Een favoriet van Lex. De tekst “I am the eye in the sky, looking at you, I can read your mind” kwam zo oprecht op mij over dat ik ervan overtuigd was dat Lex meekeek. Ècht meekeek.)

Ik passeer hoeven, erven, paardenmaneges, dorpscafés. Wielrenners begroeten hier elkaar nog. Zelfs de bijen van Brabant lijken elkaar te begroeten.

2014-07-25 11.13.03 2014-07-25 11.13.17

Een auto van rechts met voorrang geeft mij voorrang. Na eenentwintig jaar blijft het onwerkelijk. Ik weet dat ik dit ga missen. Ik zal dit alles inruilen voor de knalharde anonimiteit van de grote stad die binnen no-time gehakt maakt van iedere weerloze sterveling.

 

***

 

Een zichzelf overschattende tandeloze vrijwilliger laat me weten dat hier, bij de fictieve poorten van de Tilburgse kermis, pertinent niet gefietst mag worden. We zijn meteen van slag, mijn Mio Cyclo 315HC en ik. De GPS weigert dienst.

Ik passeer de concertzaal 013 waar ik enkele jaren geleden The Gaslight Anthem zag optreden. In het voorprogramma speelde ene Chuck Ragan: een gedrongen singersongwriter met platte pet en een strot van schuurpapier. It’s What You Will maakte die avond meer indruk op me dan de hoofdact. Het is precies It’s What You Will dat nu door de oortjes van mijn iPod klinkt (afspeellijst Favorieten Marco, bestaande uit 762 liedjes, in random volgorde). Griezelig zoiets. Anderzijds zij herhaald: hij die in toeval gelooft, heeft boter op het hoofd.

De muziek nam overigens een uur geleden al de regie over. Het begon nog enigszins onschuldig. Boom Boom (Out Go The Lights) van Pat Travers. Anchorage van Michelle Shocked. Irene Wilde van Ian Hunter. Maar toen ik zojuist in Oirschot door een zwerm zwarte kraaien heen fietste, hield Salty Dog van Procol Harum verwoestend huis in mijn hoofd. Het nummer werd immers gedraaid in de Heilige St. Trudokerk tijdens de begrafenis van Lex.

Amper hiervan bijgekomen volgde, even voorbij Oirschot, De Wedstrijd van Bram Vermeulen. “Papa kijk dan, papa kijk dan, papa kijk dan naar mij…”

 

***

 

Het is teveel en dat komt door de fiets. De eerste uurtjes krijg je cadeau van de Schepper. Je bent één met de omgeving. Eén met de muziek (Spirit van The Waterboys, Sense of Wonder Van Morrison, Tu Te Laisses Aller Charles Aznavour, Il Pleut Renaud, Down by the River Neil Young, Aftermath R.E.M.). Eén met de bakker. Eén met de vrachtwagenchauffeur. Eén met de oude eik. Eén met de brandnetels tegen de binnenkant van je rechterdij, toen je een foto wilde maken van de Brabantse vlag, en je je nog verbaasde over het feit dat Brabantse brandnetels minder prikkelen dan de onze.

Brabant is een labrador. Ik ben onderweg naar de pitbull.

De kilometers in het middenstuk. Eén met de tegels. Eén met de fiets. Eén met het rubber van je voorband. Eén met het asfalt. De stoplichten. Je malende benen. Je malende hoofd. Langzaamaan verdwijnen de gedachten. Daar zorgt de endorfine voor. De facto word je fietsend high.

Je onttrekt je van Brabant. Zoals een larve een rups wordt terwijl die, de larve dus, best weet dat het rups-zijn ook slechts een tussenstation is. Uiteindelijk is het vlinder-zijn het ultieme doel. Maar bij mij werkt het juist andersom. In schoonheid lijkt Rotterdam eerder de rups en Brabant de vlinder. Maar goed, daarom ben je ook Spookrijder. Jij bent de Uitverkorene. Zolang je maar durft te fietsen. En de muziek het laat overnemen. Trap voor trap. Meter voor meter.

Verdomd. Je bent al ruim voorbij Breda. Nog zevenendertig kilometer. Het eerste bordje Rotterdam dient zich aan. De firma Onrust klopt voor het eerst aan de deur.

2014-07-25 12.54.48

 

Dirty Life and Times, Warren Zevon. Pueblo Waltz, Townes van Zandt. Down By The Side of the Road, John Prine. I’ll Never Love This Way Again, Dionne Warwick. Unchained Melody, Elvis Presley.

***

 

In de verte doemt de grensmarkering van de provincie Brabant op: de Moerdijkbrug. Hup, het grijze water van het Hollandsch Diep over en dan ben ik in Zuid-Holland, de meest nietszeggende provincie van Nederland.

“Zoonegrens!”. Ik hoor het mijn broer zo zeggen. Dronken, onderweg, in de metro, op weg naar de stad. “Ja dames en here goeienavond, wai nadere stasjon Rijnhave, zoonegrens…”. Dit is em. De zoonegrens. Tussen het fatsoen en de lompheid. Dus de duim omhoog en de middelvinger. Daar gaan we…onderweg naar de stad van de snoeiharde humor vol enge ziektes die je elkaar als grap toewenst terwijl je er niets van meent….tenminste…soms dan…

 

2014-07-25 13.13.51

 

Nu Hoe Erg Ik Je Mis van Alex Roeka. “Ik weet niet wie ik ben”, wordt gezongen door de zanger met voorkennis. Herkenbare woorden. Ik heb immers nog altijd geen flauw idee wie of wat ik ben. Spookrijdende ondernemer? Ondernemende Spookrijder? Je bent het alletwee ineen, zei een goede vriend mij ooit. Misschien als compliment, ik zal het nooit weten want ik durf(de) het hem niet te vragen.

Nog dertig kilometer. Honderd achter de rug. De laatste fase. Bij de les blijven nu. Of juist niet. Mijn poten beginnen te verzuren. En het regent. Met bakken. En ik heb wind tegen. Serieuze wind. Vanaf Breda al. Goddomme dat heb je met zo’n kloterige noordoosten wind. Jij idioot. Met dat kutfietsen van je. Met je derdehands-TrosMuziekplein-Kutideeën. Het kon niet per auto. Nee. Natuurlijk niet. Het moest weer eens hand in hand met de stilte van de zure pijn. Precies de reden waarom jij geen vrolijke muziek verdraagt.

Les Amants, Willy Deville. Junior’s Wailing, Status Quo. Tomorrow Is A Long Time, Bob Dylan. Sidewalk Annie, The Wallflowers.

Door het spuuglelijke industriegebied van Dordrecht heen. In de stromende regen. Twee kakkers schreeuwen iets naar me. Vanuit de auto. Achter hun auto, op een oplegger, glimt een knalrode jetski. Ik moet er doorheen. Niet alleen door de wind. Maar vooral door weerbarstige Rijnmonders waarvan de Dordtenaren het boerensmaldeel vormt. Ze nemen zichzelf serieus omdat zij ook kiesrecht hebben.

Het wordt droger. Au Paradis Avec Toi, Zachary Richard. Let it all go, Mark Knopfler. Hold On, Tom Waits. In die volgorde.

Ik besluit de drie adviezen op te volgen. Nog maar twintig kilometer. En je hebt je regenjack alweer uitgetrokken, merk je ineens. Niet dat de zon is gaan schijnen. Bepaald niet.

Je passeerde Zwijndrecht zojuist, de centrumloze gemeente waar je carrière in de metaalhandel ooit begon. In 1989. Gebouw Vierdrecht. En jij mocht het archief opruimen. Je was slechts een tijdelijke vakantiekracht want jij wachtte op je kans ooit schrijvend journalist worden. Jouw vlammende pen zou er toe doen.

Maar jouw ongeduldige jij zat een jaar later als twintigjarige godhemeltjedronken in een kleine kroeg ergens in Bretagne, samen met Lex die in de auto op de heenweg zeker vierhonderd kilometer lang geen woord met je had gewisseld. Dit kwam je zelfvertrouwen niet ten goede. Daarom besloot je je baas maar eens flink onder de tafel te zuipen die avond. ’s Nachts staarde je in je hotelkamer urenlang naar het bloemetjesbehang op het plafond. In de belendende kamer hoorde je hem kotsen, Lex. Fel. Vurig. Haast nijdig. Precies zoals ie-was.

 

Ik passeer de links fietsende neger rechts. Hij doet een krantenwijkie maar het zal hem een rotzorg zijn of de abonnees hun krant op tijd zullen ontvangen. Hij fietst zo traag dat het een wonder is dat-ie niet omlazert. Ik verteer Don’t Think Twice It’s Alright van Eric Clapton slechts met mate. Nondeju. De Mio Cyclo 315HC volg ik niet langer. Deze weg, evenwijdig aan de A16, kan ik dromen. Heb ik gedroomd. Nachtmerries vol. Volgens die lul van een Borsato zijn de meeste dromen bedrog, maar die van mij dus nooit. Die zijn altijd levensecht. Die over Lex. Ik tilde hem vanuit zijn bed naar het toilet. Hij was slechts gekleed in een futloze onderbroek. “Je zit naar m’n lul te kijken”, grapte hij, naar waarheid, toen ik hem op de WC-bril had gezet. Al plassend rookte hij een sigaret. Moedeloos, uitgebeend en uitgeput.

Een dag later overleed hij.

***

 

2014-07-25 14.22.51

De Van Brienenoordbrug. Links de skyline van die magnifieke stad die ik zo lief heb.

IMG_2247

Ik heb een dikke vier uur gefietst om dit moment te kunnen beleven. Dit uitzicht dat ik overigens al duizenden keren heb gezien. Vanuit de auto. Genietend van die slapende reus die nog niet gewekt wil worden. Die gore stad in dat gure weer. Die wolken, zwanger van troosteloosheid. Maar het is juist die spijkerharde realiteit die ik opzoek.

Nog vijf kilometer. Voel ik nog iets? Voel ik al iets? Is de afstand groot genoeg? Of moet het verder? Wellicht dieper?

Het laatste lied van de tocht is in aantocht. Het slotakkoord. Hij staat op random. Het Rad van Fortuin draait. Wordt het een verrassing? Of wordt het No Surprises van Radiohead?

Je trapt jezelf weer boven de dertig kilometer per uur. Nog een keer staar je naar je tricot. Van Alpe-duZes 2013. In ditzelfde tenue, lang leve de symboliek, beklom je de berg drie keer. Je belde Lex vanaf de top. Je huilde met hem. Soms hartverscheurend hard, soms in stilte zonder bijgeluiden.

Een helmloze pizzakoerier op scooter snijdt je de pas af. Houd je kop erbij. Vervolmaak de tocht zodat dit boek eindelijk dicht kan.

My Ride’s Here, het eerbetoon van Bruce aan zijn overleden vriend Warren Zevon. Ja dat is hem. Dat moet hem zijn. Maar het is de Prinsenlaan. Nee, dit wordt niet de laatste, nee nee, dat ga je niet halen. Doortrappen.

Er komt nog een nummer. Oh What A Price. Fats Domino. Ha! Jazeker. De Fats van Lex. De Fats die hij een keer of tien live had zien optreden. De Fats die wij in de auto draaiden, rijdend door het Schwarzwald. En Lex die, tijdens het parkeren van zijn Audi, luidkeels meezong met I’m Gonna Be A Wheel. “Ha ha! Hoor eens. Die trompet! Ha Dave ‘fucking’ Bartholomew!”

Oh what a price I had to pay, for loving you…”. En het is waar. Het was waar. Wat mis ik hem. Zijn maniakale gedrag. Zijn sigarettengeur. Zijn belletje vanuit Monaco als Kimi Räikkönen langs scheurde (“God-non-de-ju, hij lèèèèèèèft nog!!”).

Stoplicht hoek Koningslaan, Hoofdweg. Bij het Campanile Hotel. Het is rood. Het duurt lang. Daar gaat ook Fats. Ook hij haalt de finish niet.

Het is groen. Ik fiets weer. De Metaalhof. Rechtsaf. De brandweerkazerne. Autowasserij De Bij. Eetcafé Prins-Alexander. Automobielbedrijf Klopper. Van Beek Reclame. Ik ben er. Het decor van het bedrijvenpark is ontdaan van iedere vorm van romantiek. Het voelt als thuis. Dit is thuis.

Een voorbij fietsende postbode ziet een volwassen man als een vaatdoek over zijn wielrenfiets hangen. Hij kan niet weten dat zojuist een navelstreng is doorgeknipt.

Carrying a Torch van Van Morrison speelt, als Anita de deur opendoet.

2014-07-25 14.54.40

 

***

97 piepjes, waarvan 28 laag en 69 hoog. Die telde ik toen ik zojuist, zonder gordel, van huis naar kantoor reed. De piepjes krijg je er, ter waarschuwing, gratis bij van de firma Renault.

Niet alleen uit eerbied voor Lex, rijden (en leven) zonder gordel was immers zijn vaste gewoonte, heb ik mezelf beloofd voortaan gordelloos naar kantoor te rijden .

Het is vooral bedoeld om keer op keer de bevestiging te horen dat ik voorgoed binnen 120 seconde op de zaak zal zijn…

Hij Leeft Nog! Iedere dag. Hoor maar.,,,piep piep piep piep piep piep… Zolang ik maar zonder gordels rijd.

 

Gordelsignaal

Citaat uit de handleiding van de Renault Espace (c)

 

 

-