Ik zit in een café op de Amsterdamse Nieuwmarkt . Het is vrijdagavond. Wat praten ze hard hier en zijn ze zeker van zichzelf. In Antwerpen zit er veel meer stilte en melancholie in de stemmen, meer humor ook en terloops gelach. In Amsterdam lijkt iedereen op de vrijdagavond zijn  relatieproblemen van de afgelopen week luidkeels in geuren en kleuren met het hele café te moeten bespreken.

Vanmiddag heb ik in een oefenruimte in de kelder van het Volkshotel aan de Wibautstraat met producer en arrangeur R. aan een nummer voor mijn volgende cd zitten werken. We zoeken naar een nieuwe invalshoek, meer ritme en een andere klankkleur dan in het verleden. Een diepere sound.

De wereld is oud en versleten
Maar het leven nog jeugdig en sterk
De mens is een ziek en bezeten wezen
Maar de vrouw een meesterwerk

Ik zing het nummer en stamp met mijn voet om het ritme aan te geven. Ondertussen is R. met zijn samples in de weer. Violen, koperblazers, Afrikaanse geluiden, overstuurde xylofoons, begrafenisklanken, zingende dolfijnen, schuivende gletsjers … De kunst is ook hier, net als in het leven, uit de oneindigheid der dingen op het gevoel de juiste richting te kiezen. Het gevaar bestaat erin dat je door de duizelingwekkende klankenzee meegevoerd wordt en ongemerkt van je oorspronkelijke, intuïtieve bedoelingen wegraakt.

Om het uur moeten we, na het aanvankelijke enthousiasme (‘Ja, dit is het. Te gek!’), een luchtkasteel aan muziek opblazen, omdat het bij nader inzien toch niet tevreden stemt. (‘Je hebt gelijk, het werkt niet.’) En weer van voren af aan beginnen.

‘Zing ‘m nog eens.’

De kerken geuren naar leugens
De bordelen naar zin en geloof
De man van de nieuwe inbouwkeukens
Is van huis uit filosoof

R. zit met gesloten ogen en gebogen hoofd boven zijn keyboard en daalt af naar zijn diepste innerlijke oor. Door zijn stille, bijna nederige concentratie lijkt hij direct in contact te staan met de ziel van de muziek, die onder alles door ongebonden voort stroomt. Dan duwt hij ineens een arrangement uit zijn toetsen dat onze bedoelingen lijkt te weerspiegelen. ‘Ja, als we dit…eh… wacht even.’

We zijn inmiddels een uur of zes verder.  Zijn dochter van veertien belt dat ze trek begint te krijgen en er geen eten in huis is.

In het café is het inmiddels iets rustiger geworden. Ik denk aan vroeger. Hoeveel plezier we in deze buurt hebben gehad. Mijn vriendin van destijds woonde aan de Gelderse Kade in het huis van een oude chinees, die in de keuken altijd met rare brouwseltjes in de weer was. Op een keer had hij een mengsel van opium en hasjiesj gefabriceerd, waar we drie weken nogal merkwaardig stoned van waren geweest. Door te ervaren hoe vreemd en gestoord het leven kan zijn, raak je wel los van je vooroordelen en de neiging vast te roesten in voor de hand liggende ideeën.

In die tijd leefden we voornamelijk  ’s nachts, op straat en in de discotheken en cafés. We lieten ons door de muziek leiden, dat was het enige wat er toedeed. De rest was handel, politiek en de schone schijn van het indruk maken.

In een zijstraat van de Warmoesstraat woonde een man wiens deur dag en nacht openstond. Je kon er zo binnenlopen. Er was altijd eten, drank en muziek. Dat trok vreemde types aan. Je had niet het gevoel dat er daar ook maar iemand was die zich zorgen maakte om de toekomst. Ik kan me niets herinneren van wat er gezegd is, maar ik herinner me wel die sfeer van verwachting en het avontuur van de nacht en het moment.

Het valt niet altijd mee, maar eigenlijk mag je nooit spijt hebben van de tijd die je in je afkeer van de maatschappij vergooid hebt.

Ik ga nog eens door de buurt lopen. Op de gracht is het aanschuiven. De oude cafés zijn omgebouwd tot coffeeshops. Uit de openstaande ramen walmen dikke hasjwolken, uitgeblazen door horden toeristen die naar de stad van plezier zijn gekomen om aangemoedigd door gelikte reisgidsen van de verboden vrucht te eten. Alles wat massaal wordt, verliest op slag zijn waarde.

Ik herken bijna niets meer. Achter het raam waar vroeger het mooiste meisje van de buurt ingehouden stond te heupwiegen, hangt nu een vadsige dikzak verveeld in een stoel een sigaret te roken. Ik hoor hier niet meer thuis. Het is een andere tijd. Ik duik een steeg in om uit de drukte te raken. Ik geloof dat ik maar het beste terug naar Antwerpen kan gaan.

In de auto zet ik de demo op van het nummer waar we vanmiddag aan gewerkt hebben. Het is stil op de weg. Een reusachtige, donkergele maan komt op boven Abcoude. De wereld lijkt vanzelfsprekend, maar niemand weet waar we zijn en wat het allemaal te betekenen heeft.

Ik hoor mezelf zingen.

Ach, laat de tijd toch zijn werveling maken
Het is de jolige windhaan zijn feest
Niets blijft hetzelfde waar alles verandert
En nooit is het anders geweest

 

-