“Als de zon ondergaat
En de sterren zichtbaar worden,
zijn we samen.
Je bent de mooiste ster die er is.”
– Isabelle Kuipers

 

Op 17 januari 1942 wordt Cassius Marcellus Clay in Louisville, Kentucky geboren. Een goede vijf maanden later ziet Ivonne Streefkerk in Rotterdam het levenslicht. Er zitten welgeteld 147 dagen tussen de geboortedatum van de bokster en onze boksster, die van Rotterdam-Zuid, de mooiste ster van allemaal als we haar kleindochter Isabelle mogen geloven. En waarom zouden we dat niet.
Isabelle had het niet treffender kunnen verwoorden.

Wat Mohammed Ali de ochtend van dinsdag 16 december 1969 deed, valt niet langer te achterhalen. Wat de annalen wél heeft gehaald is de gang van een hoogzwangere vrouw in het flat aan de Kerstendijk. Zij is mijn moeder Raymonde, onderweg van nummer 45 naar nummer 41.
Daar, op de hoek van de tweede etage, kan zij gebruik maken van de telefoon van haar vriendin Ivonne. Haar man moet worden gebeld: het was zo ver.

Die middag word ik om 5 over 5 geboren.

De levens van onze twee families waren overigens al een paar jaar eerder bijeengekomen. Mijn ouders verhuisden in oktober 1964 naar de Kerstendijk, Ome Jan en Tante Ivonne ongeveer twee jaar daarna.
Ome Jan en Tante Ivonne. Zo noemen wij ze nog steeds. Als familie.

Er kwam al snel contact tussen de moeders Raymonde en Ivonne, vanwege hun zoontjes die toen nog gewoon Edwín en Edwárd heetten. In de jaren ’60 deed men niet aan popi-jopi afkortingen. Incidenteel aan een naamsverandering, want in 1964 liet Cassius Clay zijn naam officieel veranderen in Mohammed Ali. Mijn ouders volharden overigens nog altijd in het gebruik van de oorspronkelijke namen. Edwin. Edward. En waarschijnlijk ook Cassius Clay.

Iedere week gingen de twee jonge moeders, om en om, bij elkaar op visite. Edward en Edwin speelden in de gang, en op warme zomerdagen speelden zij samen op de galerij. Als broertjes.

Een derde kameraad, de hond Pascha, deed vrolijk mee. Het was voor Pascha een sport om zo vlug mogelijk theekopjes (liefst volle) van de tafel te meppen met zijn kwispelende staart.

In 1968 werd mijn zus Liliane geboren.

In 1970 maakte Mohammed Ali zijn eerste comeback in het Madison Square Garden en in september van dat jaar moest mijn broer Edwin, na een aanrijding met een auto, met een gebroken been in het Zuiderziekenhuis worden opgenomen. Hij was 5 jaar. Mijn ouders konden onvoorwaardelijk een beroep doen op Tante Ivonne en Ome Jan, dit keer in de rol van oppas van mijn zus en van mij, respectievelijk twee en één jaar oud.

Het contact tussen de twee moeders was zo hecht omdat ze beiden uit een volkswijk kwamen, zo vermoedt mijn moeder nu.
Ivonne voelde, het kan nog maar eens gezegd, als familie. De telefoon van Tante Ivonne was zo ingeburgerd in onze familie dat ook onze Franse oma er regelmatig heen belde als zij haar dochter, onze moeder dus, nodig had.
Zij sprak Nederlands met een zwaar ‘Allo ‘Allo accent, en bovendien was zij kettingrookster, waardoor haar stem minimaal twee octaven lager lag dan een gemiddelde vrouwenstem.
Dat Tante Ivonne haar überhaupt verstond, was al een mirakel.

Als kleuter herinner ik me nog dat ik er voor het eerst van mijn leven appelsap dronk, bij Tante Ivonne dus. Ik speelde met de parkeergarage van Ed. Eentje met een echte slagboom. Vanaf een levensgrote zwartwit foto boven de deur keken Ed en Pascha mij aan. ’s Nachts bleef half Nederland op om Mohammed Ali te zien boksen tegen Joe Frazier. Rumble in the Jungle.

De kinderen groeiden op – Edwin werd Ed, Edward werd Ed. In 1979 verhuisden wij via een korte stop in Spijkenisse naar Kreekhuizen.

Het contact met de familie Kuipers bleef hecht. Ed en Ed werden automatisch elkaars stapmaten. Edwins ogen beginnen te stralen als ik vraag naar die tijd.

“In 1983 gingen we voor het eerst met de fiets op vakantie. Met Amsterdam, Van Galen en Kuipers.”

Mijn broer gebruikt nog altijd achternamen als hij het heeft over zijn maten van vroeger en dat doet altijd weer een beetje pijn, in het geval van Martin Amsterdam dan.

“We zouden in de nacht gaan fietsen. Naar Nunspeet. ’s Nachts maakte Tante Ivonne ons wakker. Je kent haar. Meteen opgewekt. Broodjes, koffie, alles. En die saté die zij kon maken, weet je nog?…”

Ook mijn zus Lile roemt meteen de vrolijkheid, en de natuurlijke gastvrijheid van Tante Ivonne. Niets was haar te veel, ook niet als de vrienden van zoonlief langskwamen om de drankvoorraad van Ome Jan te plunderen. Hyena’s waren het, maar Tante Ivonne genoot er alleen maar van.

Ook op hun 25-jarig huwelijksfeest waren wij Hendriksen uitgenodigd, in Partycentrum Rustburcht, aan de Strevelsweg.

Was Ome Jan ons vóór als bezitter van een heuse eígen telefoon, aan onze pa Wim de primeur om als marktpionier een echte videocamera te hebben. Een unicum, medio jaren ’80.
Ome Jan had onze Ed gevraagd om een filmreportage van het feest te maken. Het werden legendarische opnames waarop urenlang uitsluitend een dansende Tante Ivonne en Ome Jan te zien zijn. Geen enkele andere gast heeft onze Ed vastgelegd, niet één. Bij het terugkijken van de film lagen we te janken van de lach.

Als klap op de vuurpijl had Ed Lile geadviseerd om de bloedhete filmlamp maar eventjes op de grond te leggen, bekaf als zij was van het dragen van die lamp. Na verloop van tijd rook Ed een brandlucht. Hij probeerde met man en macht de filmlamp van het verschroeide tapijt te trekken, met als gevolg een enorme brandvlek op het tapijt van Rustburcht. Op advies van onze vader, een erkend verzekeringsman, ontweken wij Ome Jan de jaren daarna zo veel mogelijk, uit angst voor mogelijke schadeclaims.

Begin jaren ’90 is het andermaal de familie Kuipers die een cruciale markering in mijn leven zou betekenen. We schrijven zaterdagavond 14 maart 1992. Feyenoord verloor thuis met 0-1 van MVV. Na afloop van die wedstrijd gingen Anita en ik van De Kuip rechtstreeks naar de verjaardag van Ome Jan.
Dit was onze allereerste date ooit – dit jaar zijn we 22 jaar getrouwd.

Zij speelde die avond het type “hard to get” en dit liet ik Ome Jan weten. “Wacht maar effe jongen”, zei hij. Die avond ging ik niet dronken van verliefdheid de deur uit, maar van de whisky van Ome Jan.
Bij het verlaten van hun huis aan de Kerstendijk 41 drukte Tante Ivonne nog een bierglas in Anita’s handen. “Voor Marco.” Ik was blijkbaar te dronken om het breekbare relikwie persoonlijk in ontvangst te nemen.
Het is een origineel bierglas van Feyenoord-Benfica van 10 april 1963, toen Mohammed Ali nog gewoon Cassius Clay heette. Dit bierglas vormt nu nóg een onderdeel van onze collectie ‘uitzonderlijke bierglazen’, waar bij hoge uitzondering, alleen naar kijken gekeken mag worden, en dat uitsluitend op schriftelijke aanvraag.

Ik haalde deze week nog herinneringen op met oud-buurjongen en nog altijd kameraard Peter Moonen, ook van de Kerstendijk, vierde etage, lange kant.

“Nu nóg kom je bekenden tegen, als je op de Keizerswaard bent. Die mensen zijn zo trouw aan hun buurt.”

En het klopt wat hij zegt.

Veelzeggend is ook het feit dat vrijwel iedere flat tegen de vlakte is gegaan in Hordijkerveld, behalve het flat aan de Kerstendijk, ons flat, het flat waaraan Ome Jan en Tante Ivonne altijd trouw zijn gebleven.

In die jaren werd er flink “geleefd” – nachtenlang doorhalen, concerten bezoeken, barbecues op het strand. Nachten die regelmatig eindigden met zonen van moeders die de inhoud van hun maag, toevertrouwden aan hun trouwste vriend die dagen: de WC pot.

In de jaren ’90 worden onze kinderen geboren.

Wij herinneren ons de weekendbezoeken aan zwembad het Waaltje. Al was de wilde staptijd grotendeels voorbij, er werd bepaald niet minder gedronken. Hele kratten bier werden aangesleept naar Heerjansdam, met Tante Ivonne als stralend middelpunt, in de zon, op een kampeerstoel, op een plaid.

In háár koelbox bleef het bier op de een of andere manier altijd koud. Zij had voor iedereen plakjes Kip-Leverworst en voor onze kinderen zakjes chips: zij hadden er aan Tante Ivonne een extra oma bij.

Twee weken geleden werd Machteld vijftig jaar. Den Pimpelaer werd afgehuurd in Barendrecht. Het viel meteen op dat de DJ geen loeiharde dansmuziek draaide, en dit legde ik in eerste instantie positief uit:
als officieel geregistreerde niet-danser ga ik de ultra-beweeglijke Machteld op dergelijke feestavonden het liefst zo veel mogelijk uit de weg, uit angst ten dans gevraagd te worden.

Maar de rustige muziek had deze avond een andere reden.

Bij binnenkomst van Den Pimpelaer voelden we het al. Terwijl ik in de rij stond te wachten om Tante Ivonne te feliciteren, zag ik Ome Jan haast onmerkbaar ‘nee’ knikken. De ‘nee’ van ‘foute boel’.

“Die Klote Kanker, krijgt mij er niet onder, hoor”, lachte Tante Ivonne, terwijl ik haar wangen kuste. Ze leek werkelijk altijd goede zin te hebben.

“Het is niet goed met m’n meissie jongen”, zei Ome Jan tijdens het feliciteren.

Ze werden vroeger dan normaal naar huis gebracht. We zagen, dat het lopen haar moeilijk afging. Daar liep ze, aan de zijde van haar man, zoals duizenden keren daarvoor, en zoals altijd, op en top vrouw: haar haar gedaan, een prachtig pakje, make-up, hoge hakjes, haar “ondanks alles” lach en haar fonkelende ogen als finishing touch.

Nog geen twee weken later nam ik deel aan Alpe d’HuZes. Mijn succesvolle campagne liep omgekeerd evenredig synchroon met de ongelijke strijd die Tante Ivonne moest leveren. Háár doorzettingsvermogen werd niet gehonoreerd, in tegenstelling tot de mijne. Met de verhalen die ik schreef haalde ik meer dan €15.000,00 op, voor het KWF.
De familie Kuipers heeft mijn drie deelnames aan Alpe d’HuZes altijd trouw ondersteund met hartverwarmende donaties, net als vele anderen hier vandaag aanwezig. Hiervoor ben ik jullie nog altijd intens dankbaar.

Pijnlijker kan het haast niet: een donatie te ontvangen van dierbaren waarvan je weet dat de strijd eerdaags over is, hoe hard er ook gebokst wordt in de ring. Maar juist zij beseffen hoe noodzakelijk het is dat er geld ingezameld blijft worden, voor nog meer en nog gerichter onderzoek naar kanker.

Op de flanken van Alpe d’Huez heb ik, klim na klim, vrijwel constant aan haar en aan Ome Jan moeten denken. Ik spoelde de film, al fietsend, terug.
De Kerstendijk. De telefoon. Appelsap. De autogarage met de slagboom. Pascha. Filmcamera. Brandgat. Feyenoord-MVV. Bierglas. Whisky. Waaltje. De Kerstendijk.

Die zaterdagochtend ontwaak ik, direct na terugkomst van Alpe d’HuZes, met het nieuws dat Mohammed Ali op 73-jarige leeftijd in het ziekenhuis van Scottsdale overleden is. Vlak daarna gaat mijn mobieltje af. Ik lig nog in bed. Ed Kuipers. Geen paniek. We zouden het immers, ná Alpe d’Huzes, zo snel mogelijk op een zuipen gaan zetten.

“Mar, slecht nieuws man, mijn moeder is overleden. Zojuist. In bed.”

Moeders van vrienden behoren niet te sterven.

Onderweg naar het hospice in IJsselmonde schenkt Radio 1 aandacht aan de gestorven bokslegende Mohammed Ali. In het hospice word ik ontvangen door achtereenvolgens Ed, Machteld, Isabelle en Ome Jan.

We lopen de trap op.

“Jezus, dat jij nog kan lopen na 5x Alpe d’Huez”, zegt Ed.

“Jezus, dat jij mij Jezus noemt”, antwoord ik maar niet.

Daar ligt ze. Tante Ivonne, ónze legendarische bokster en boks-ster, net als haar Amerikaanse leeftijdsgenoot, uitgeknokt.

Dankbaar, om álles wie zij was, zeg ik deze lieve zorgzame vrouw, die van onze buurvrouw onze Tante werd, nu, mede namens de voltallige familie Hendriks, vaarwel.

Maar is het verhaal daarmee ten einde? Het antwoord luidt volmondig NEE!

OK, we zijn deze dagen uit het veld geslagen, of uit de boksring zo u wilt, maar mocht Tante Ivonne denken dat wij nu uitgefeest zijn, dan heeft zij het mis.

Het is misschien een goed idee om dat hier, nu, plechtig aan elkaar te beloven. Nadat wij zo dadelijk opgelapt zijn door de verzorgers in de hoek van de ring, dan beloven wij te blijven lachen, te blijven feesten, want dat zijn wij aan haar verplicht.

Ivonne Streefkerk en Cassius Clay, beiden geboren in 1942, stonden sámen, onwetend van elkaar, als Ivonne Kuipers en Mohammed Ali in de boksring. Zij vochten niet tegen, maar mét elkaar. Schouder aan schouder. Zij groeiden met elkaar op, voedden óns op en leerden ons wat knokken is.

Vandaag vinden, vrijwel gelijktijdig, beide uitvaarten plaats van deze twee boks-sterren. In Louisville, Kentucky, en hier op Zuid, waar wij de gewoonte hebben hand in hand, als kameraden, afscheid van elkaar te nemen.

Onze boks-ster Ivonne: wereldkampioene gastvrijheid, wereldkampioene saté maken, wereldkampioene levensvreugde.

Beide bokssterren hebben ons hun handschoen toegeworpen – aan ons nu de uitdaging om er iets zinvols mee te doen.

In de geest van Tante Ivonne wil ik bij deze meteen het goede voorbeeld geven:

Lieve Ed, lieve Machteld, hebben jullie wat te doen, morgen? Wat dachten jullie van een uurtje of vier?

Laten we het leven vieren, voor je ma, voor onze Tante Ivonne.

Me Lief, ik Bender.

 

***

 

Voor Tante Ivonne
Voor Ome Jan, Ed, Machteld
Voor Stefanie, Isabelle, Julian

 

 

-