Hoe beleef je zes keer Alpe d’Huez?

Verslag van een emotionele fietsachtbaan van auteur Bas Pronk.

 

De Alpe d’huZes heeft duizenden verhalen. Want elke deelnemer heeft zijn eigen verhaal. De één emotioneel gekleurd, de ander sportief. Of een mengeling van beiden, zoals bij mij. Als fietser in de ploeg Rotterdam Fund Racers fietste ik voornamelijk samen met Marco Hendriks en Martijn van der Donck. Mijn verhaal is daarmee deels hun verhaal, al beleeft ieder zo’n intense dag op zijn eigen manier. Ik heb een poging gedaan om mijn verhaal op te tekenen, om mijn sponsors en geliefden te laten mee beleven hoe het is om zes keer deze legendarische berg te mogen beklimmen. Met alle extra facetten die erbij komen kijken. De onderlinge loyaliteit en het medeleven bijvoorbeeld, de invloed van regen en emotionele achtbaan waar je na tig uur fietsen in belandt. Ik dank Marco dat ik dit verhaal op zijn blog mocht posten.

 

 

DE START                       

IMG-20160602-WA0031

We hebben alles in aanloop richting de Alpe d’huZes besproken. Maar dit niet. Marco Hendriks kijkt me aan. ‘Ik blijf bij je bergop.’ Ik kijk hem bevreemd aan. Samen fietsen doen we nu al maanden. In de hagel op de dijk of met windkracht zes tegen in de polder. Maar bergop zijn er andere wetten, weet ik uit ervaring. Zeker als je zes keer een berg als deze op moet. Dan moet je je eigen tempo rijden en je nooit laten beïnvloeden door het tempo van de ander. Valkuil nummer één voor ons recreanten. ‘We zien wel Marco. Rij me vooral voorbij als het te langzaam gaat. Ik volg je niet en rij puur op mijn hartslag.’ Marco wil er niet aan. Hij blijft in mijn wiel, benadrukt hij. Let maar op. Ik zeg niks. Kijk om me heen. We staan in het centrum van Le Bourg-d’Oisans. Het is 4.06 uur in de morgen. We zijn net de pikdonkere Alpe d’Huez afgedaald in een kilometers lange colonne van fietsers en auto’s.

Ik zit vol adrenaline. De vermoeidheid is verdreven. Vannacht heb ik 20 minuten geslapen. Om 22.15 uur ging het licht uit. De wekker stond om 01.55 uur. Ik viel om 01:35 uur in slaap. Ik had geen rust in mijn hoofd. Liet de voorbije maanden continu voorbij trekken.

Ik ben toch wel goed genoeg voor zes beklimmingen? De omstandigheden zijn verre van ideaal. Het is koud en later op de dag wordt er regen voorspeld. Daarnaast ben ik de afgelopen jaren fitter geweest. In 2014 voor La Marmotte was ik in de beste vorm. Ik woog vier kilo minder en reed een gouden medaille. Ik trainde 10, 11, 12 of soms 14 uur per week. Nu, met de start van mijn eigen bedrijf, moet ik het doen met 5, 6 of 7 uur trainingsarbeid. Is het genoeg?

Ik draaide me voor de 88ste keer om in bed en maakte Daphne voor de 88ste keer wakker. Ik moét het halen. Voor mijn overleden vader. Er staat een brandende kaars voor hem in bocht 1. En ik moet het halen, omdat ik ben wie ik ben. Falen is geen optie. Zo zwart/wit kijk ik naar mijn eigen prestaties. Altijd al gedaan. Het is mijn karakter. Ik weet hoe een niet behaalde doelstelling doorwerkt op me, zoals bij de zilveren medaille bij La Marmotte in 2013. Daar ontstond een obsessie richting La Marmotte 2014. Het leverde me mijn auteursdebuut op met het boek Obsessie, maar óók 365 dagen stress en onzekerheid of ik wel goed genoeg zou zijn voor een gouden medaille.

Maar vandaag gaat het lukken, bedenk ik me bij de start. Ik voel me goed. De sfeer is goed. We staan in startvak 1, bij de eerste honderd renners. Met dank aan Norbert de Boer –onze teamcaptain- die zeven plekken wist te bemachtigen. Het voordeel is dat we straks niet in een groot peloton omhoog fietsen en druk zijn met inhalen, maar vanaf het eerste moment in eigen tempo omhoog klimmen. ‘Shit’, hoor ik naast me. Marco kijkt me verschrikt aan. ‘Ik ben mijn hartslagband vergeten. Ik stuur Anita een bericht of ze die boven meeneemt.’ Ik stel hem gerust. ‘Ik rij op hartslag, dus als je inderdaad bij me blijft zul je je niet over de kop rijden. Komt goed.’ Hij kijkt dankbaar.

 

BEKLIMMING 1 – 1 uur en 25 minuten

 

2016-06-05 21.41.28

 

We gaan. Het is 04.28 uur. Ik rij ontspannen richting de voet van de berg. Roep naar Esther, onze mega sportieve advocate in het team, dat ze moet genieten. Ze was een kandidate om zes keer omhoog te gaan, maar die ambitie heeft ze moeten bijstellen door een blessure. De laatste weken heeft ze amper kunnen trainen. Vandaag ziet ze het allemaal wel. Maar die gaat een mooie dag beleven, dat weet ik zeker. Ze is afgetraind. En als je met een mooi gezin ook zo’n zware job hebt en je kunt het combineren met sportieve ambities, is mentaliteit je grootste kracht. Dat gaat haar vandaag ver brengen. We draaien links. Ik roep nog één keer hard –tegen niemand in het bijzonder- ‘terugschakelen’ en dan… dan rijden we op de legendarische Alpe d’Huez. De eerste 2,5 kilometer zijn het zwaarst. Ik heb de Alpe d’Huez inmiddels veertien keer beklommen. In het echt dan. Op mijn Tacx –met videobeelden- heb ik ‘m zeker vijftig keer beklommen. Ik ken elk stijgingspercentage hier en zelfs hoeveel honderd meter je van bocht naar bocht aflegt.

Ik ben zo verliefd op klimmen dat me een gelukzalig gevoel overvalt. Ik voel me bevoorrecht dat ik hier ben. Ik passeer Norbert en Jorrit, richting bocht 21. Ik kijk achter me en ontwaar Marco. Ik check mijn hartslag. Fuck. Die zie ik niet. Het is nog steeds pikkedonker. Dan maar op gevoel. En zo gaan we door, Marco en ik. Marco logenstraft mijn visie op klimmen. Hij en ik rijden precies, maar dan ook echt precies, dezelfde snelheid. Het is dus toch mogelijk om samen te klimmen. Ik geniet, wat ik doorgaans slecht kan camoufleren. Marco is meer geconcentreerd. Ingetogen. Zo is hij alleen op de fiets, weet ik inmiddels. Waar ik de vele toeschouwers zo ongeveer één voor één goedemorgen wens, is Marco gefocust. Sporadisch zegt hij hallo, maar hij is vooral stil. Ik niet. De zenuwen zijn verdwenen. Vandaag gaat het goed komen. Geen twijfel. De benen voelen geweldig. En zo gaan we door, helemaal naar de top. Marco, kou kleum eerste klas, met zijn windjack nog aan. Ik fiets met mijn armstukken omlaag getrokken en het windjack opgeborgen in mijn rugvak. ‘Ontplof jij niet zo ongeveer?’, vraag ik hem bij bocht 7. ‘Ik heb het wel warm’, reageert Marco nuchter, duidelijk niet van plan zijn jack uit te trekken. Ik: ‘Je transpireert nu veel, probeer wel zo veel mogelijk te drinken.’ Dat laatste zeg ik niet zonder reden. Als er iemand is die weinig drinkt op de fiets, is het Marco. En op een dag als deze ligt kramp op de loer.

Het wordt licht, de berg ontwaakt en bij de finish worden we toegejuicht door honderden toeschouwers. Bij de finishstraat staan onze geliefden te wachten. Het is nog niet eens 6.00 uur in de ochtend en ze staan er al. Daphne geeft me een zoen en vraagt of alles goed gaat. Ik knik driftig. ‘Gaat fantastisch lieverd’, zeg ik, terwijl ik me aankleed voor de afdaling. Enkele minuten later komt Martijn, mijn beste maat, ook aan op de top. Hij stond net achter het eerste startvak en heeft blijkbaar een toptijd omhoog gereden.

 

BEKLIMMING 2 – 1 uur en 22 minuten

IMG-20160603-WA0003

We zijn afgedaald met vuilniszakken om. Het moet niet gekker worden. Mijn vuilniszakdebuut, wat veel zegt over de kou. De eerste kilometers omlaag reed ik met mijn bril op, maar de mist maakt het zo vochtig dat ik amper een hand voor ogen zie. Ik volg het felgele windjack van Martijn. Ik rij met 55 kilometer per uur omlaag als ik met één hand probeer om de bril af te zetten en in mijn helm te plaatsen. Niet zonder risico. Het zicht is soms honderd meter, maar vaak ook twintig, dertig meter. Soms verlies ik Martijn, een begenadigd daler, uit het oog. Maar ik voel me rustig. Ik heb deze berg één keer in de sneeuw afgedaald. Dan valt dit nog mee.

Eenmaal beneden wachten we op Marco. Hij is geen fan van dalen en neemt geen risico’s. Ik heb het met hem te doen. Ik heb het koud, maar hij… Hij beeft. Arme kerel. Ik merk dat ik veel met hem bezig ben. Veel minder met Martijn, die mij altijd in de favorietenrol duwt en spot dat hij als ‘traag dieseltje’ wel achter mij als ‘turbo diesel’ “aanpeddelt”. Ik hoef me om hem nooit druk te maken. Martijn beschikt over oerkrachten. Elk fietsavontuur dat ik met hem aanga, volbrengt hij. Met als hoogtepunt ons Zwitserse avontuur in 2015, het platina Alpenbrevet met haar 276 kilometer en 7000 hoogtemeters. We finishten samen na 13 uur en 51 minuten knokken tegen de klok. Acht minuten voor de finish sloot. En Martijn flikte het, omdat hij altijd blijft fietsen. Zo diep als we toen gingen, gingen we niet eerder. Klagend, vloeken, ploeterend, maar stoppen doet hij nooit. Ik bewonder het, want hij heeft met zijn brede bouw geen klimmersfysiek zoals ik dat heb.

Maar Marco… voor hem is deze dag zoiets groots. Zoiets beladens. De energie die hij heeft gestoken in zijn sponsorcampagne, met een bedrag van 15.000 euro als onvoorstelbaar resultaat. De wijze waarop hij zijn gezin onderdeel heeft gemaakt van zijn campagne. Zijn ouders die er vandaag bij zijn, wat het extra beladen maakt. De strijdvaardigheid waarmee hij traint. Trouw volgde hij de voorbije maanden de loodzware trainingssessies die ik voor hem opstelde. Marco moet vandaag zes keer halen, vindt hij zelf. Ik vind het ook. Want Marco wil het niet geloven, maar hij is mij bij de trainingen voorbij gestreefd. Hij heeft meer macht dan ik op de pedalen, hoewel hij blijft zeggen dat ik een niveautje hoger fiets. Het verschil is minimaal en voor hem niet merkbaar, maar het is er… Dan moet zes haalbaar zijn. Maar ja… emoties, gevoelens… Dat kan op een lange dag als vandaag veel met een mens doen. Ik kijk goed naar hem. Ziet er nog goed uit.

Klim twee is een formaliteit. Het tempo zit er goed in, met één verschil met klim één. Martijn rijdt erbij. De man die altijd vijf, zes minuten langzamer een berg oprijdt is in staat om te volgen. Ik kijk lachend naar hem. ‘Mooi man dit.’ Hij glimlacht terug. Weet precies wat ik bedoel. Als we bocht 1 passeren, sla ik aan het rekenen. Dat doe ik altijd. Voor mij staat fietsen gelijk aan cijfertjes. Ik weet op een dijk altijd te zeggen dat het nog 15,4 of 11,3 kilometer is tot het eind ervan, of dat we nog 2 minuten en 11 seconden in deze hartslagzone rijden. Ik richt me tot Martijn, niet tot Marco. Die leeft bergop in zijn eigen wereld en houdt niet van praten. ‘Tinus, die tijd man… Kolere, ik denk dat we binnen de 1 uur en 25 minuten binnenkomen. Netjes hoor.’

1 uur en 25 minuten wordt 1 uur en 22 minuten. Gaan we te hard? Breekt dit ons straks op? Ik schud de gedachte van me af. Anita, de lieve vrouw van Marco, gooit een warme deken over me heen na de finish. Ik krijg kippensoep in mijn handen gedrukt. Het is welkom, want het zal hier op de top niet warmer zijn dan 2 of 3 graden. Ik gooi de deken van me af. ‘Kom op boys, snel aankleden en omlaag weer. Dit was pas de tweede.’ Martijn klaagt ‘mag papa effe bijkomen?’ maar lacht erbij. Hij is in vorm. We storten ons in de afdaling. Op naar nummer drie.

 

BEKLIMMING 3 – 1 uur en 24 minuten

 

IMG-20160603-WA0010

Mama. Mijn mama. Zij heeft zo haar eigen doelstelling vandaag. Ze heeft zich voorgenomen om lopend af te dalen en de berg erna te beklimmen. We hebben zo onze zorgen. Martijn, zijn vriendin Annet, Daphne en ik. Wij zien hoeveel last ze soms van haar knie heeft. En afdalen op een berg met een gemiddeld stijgings-/dalingspercentage van 7,8 procent is heftig. Ik zie hoe ik op mijn moeder lijk. Hoe hard we ook tegen haar roepen dat ze misschien moet overwegen het niet te doen, hoe stelliger ze wordt dat ze het wel gaat doen. Falen is ook voor haar geen optie. Zij moet dit doen. Het zit in haar hoofd. Het is de belofte die ze aan mijn vader heeft gedaan. In 2013 liep ze samen met hem nog omhoog. Nu gaat ze omlaag en omhoog. Helemaal alleen. Alleen met al haar emoties en haar wilskracht. Ik ben trots op haar. In de afdaling zien we haar. Ze is enkele honderden meters verwijderd van de voet van de berg. Hoe is het in vredesnaam mogelijk? Nu al beneden! Ik roep hard “mama”. Mijn stem slaat over. Ze zwaait en roept iets onverstaanbaars terug. Ik rij dit laatste stukje met 70 aan het uur omlaag. Geen wonder dat ik haar niet versta.

Als we aan de beklimming beginnen, demarreer ik weg bij Marco en Martijn. Op naar mijn moeder, die inmiddels omhoog loopt. Hoe gaat het? ‘Goed lieverd, het dalen viel me reuze mee, omhoog wordt pittiger, maar het gaat me lukken. Succes jij, ga lekker door.’ Meer kunnen we niet zeggen. De weg stijgt hier met 12 procent; geen moment om even af te stappen. Klik dan nog maar eens in de pedalen zonder om te vallen. Ik fiets langzaam door. Martijn en Marco halen me bij.

Ik rij naast Marco. Op naar de tweede bocht, nummer 20. Ik kijk naar zijn voet en dan naar de mijne. Verrek, ik heb een hogere pedaalomwenteling dan hij. Ik kijk nog eens. Ja, hij trapt duidelijk zwaarder dan ik. Ik laat hem passeren en kijk naar zijn houding. Hij houdt zijn handen op de beugels. Dat is verschil nummer twee. Martijn en ik hebben onze handen op het stuur. Dat is niet wat me zorgen baart. Wel dat Marco zwaarder trapt. Hoe zwaarder je trapt, hoe sneller je je spieren zult uitputten. Klimmen doe je zo lang mogelijk op souplesse. Chris Froome heeft bergop het lichtste verzet van iedereen, maakt een duizelingwekkend aantal pedaalomwentelingen en wint er de Tour de France mee. Ikzelf heb van mijn fietstrainer geleerd hier bergop kritisch op te zijn. Ik kijk naar Marco’s tandwielen. Het lijkt dat hij niet lichter kan. Er iets over zeggen heeft dan ook geen zin. Bovendien, het ziet er krachtig uit wat hij aan het doen is. Met zijn duurvermogen moet het ook op dit verzet kunnen lukken.

Als trio zwoegen we verder. Ik rij veel op kop. Marco neemt regelmatig over. Martijn zie ik weinig. Niet dat het uitmaakt bergop. Op het vlakke heb je er profijt van om in het wiel te zitten. Bergop helpt het je niet. Degene op kop bepaalt alleen het tempo. Bij bocht 1 kijk ik naar rechts. Ergens tussen als die kaarsjes staat die van mijn vader. Het geeft me een goed gevoel. Drie jaar terug liep hij hier in goede conditie omhoog. Nu is hij er al ruim een jaar niet meer. Ik slik even, maar wil me niet laten overweldigen door emotie. Dat was op voorhand mijn angst. Gaat goed. Ik herpak me en probeer me weer te focussen op onze tijd. ‘Tinus, we hebben amper verval man, die tijd joh…’ Martijn zegt niks. Marco ook niet. De vermoeidheid begint een rol te spelen. Terwijl ik het me bedenk, voel ik het ook. We zijn pas op de helft, maar de uitputting komt nu al om de hoek kijken. Zomaar. Uit het niets.

Boven wachten de poffertjes en soep op ons. We nemen iets meer rust dan de vorige keer, voor we ons richting beklimming vier begeven.

 

BEKLIMMING 4 – 1 uur en 29 minuten  

3x Spookrijders

Wat gebeurt er met me? Ik stort in. Volledig. De vermoeidheid heeft me te pakken. Maar de pijn is erger. Mijn voorvoet doet pijn. Ik heb er al jaren last van bij fietstochten die langer dan zes uur duren. De continue belasting van de voorvoet in combinatie met de kooktemperatuur in mijn schoen maken het alleen maar erger. We moeten nog vijf kilometer naar de top. Ik ben niet meer degene die het tempo bepaalt. Ik rij in het derde wiel. Moet ik afstappen en de pijn even laten zakken? Nee, dan ben ik Martijn en Marco kwijt. Ik trap door. De continue pijn gaat nu gepaard met heftige steken. Verdomme. Dit is geen doen. Ik word chagrijnig. Pessimistisch. Ik heb tegen iedereen geroepen dat ik zes keer ging halen. Bewust, omdat ik daarmee druk op mezelf leg en er geen ‘ontsnapping’ mogelijk is. Ik heb het die ouwe beloofd, in gedachten. En dan krijg je dit… Ik kan wel janken. Bij bocht 1 kijk ik naar de kaarsjes. Ik ga hier strijdend ten onder. Ik blijf vandaag net zo lang doortrappen tot ik het uitgil van de pijn. Als ik het niet red, dan zal dat niet zijn omdat doortrappen pijn doet. Ik stop pas als het gewoon niet meer gaat. En zover ben ik nog niet. Ik kijk naar Marco. Jezus, wat trapt ‘ie makkelijk. En Martijn net zo. Dit motiveert niet. Ik heb pijn en ben kapot. Die gasten gaan het fluitend halen. Moet je mij zien ploeteren.

Op de top hou ik mijn gevoelens voor me. Ik zeg alleen tegen Daphne dat mijn voorvoet ontzettende pijn doet. Ik vraag haar om schone sokken. De ene sok is de ander niet. Misschien haalt het de druk er een beetje af. Ik neem poffertjes. Kippensoep. Met twee dekens om me heen staar ik voor me uit. Marco wordt gemasseerd door Hans, één van onze twee teammasseurs. Samen met Erna lapt Hans de klimmers weer op. Uiteraard met een grote dosis humor, want waar Hans is wordt gelachen. Ik kijk naar Martijn. Ziet er nog redelijk fris uit. Ik kleed me aan voor de afdaling. Op naar klim 5. Mijn Waterloo?

Daphne vertelt me vlak voor de afdaling dat mijn moeder bijna boven is. Ik voel blijdschap en trots. Abco komt binnen. Gesloopt, maar hij gaat nog een keertje zegt ‘ie. Abco is een prachtvent in ons team. Als ik hem zie, moet ik al lachen. Zijn zoontje Bram is er ook bij. Bram is fietser. Abco en Bram hebben een afspraak. Bij de derde beklimming van Abco daalt Bram mee af, tot aan bocht 7. ‘Dan wacht je daar tot ik omhoog ben geklommen en gaan we samen van bocht 7 naar de finish’, zegt Abco tegen zijn 12-jarige zoon. Als Abco bij bocht 7 arriveert, knalt Bram weg. ‘Ik heb hem nooit meer gezien, hij ging twee keer zo snel naar boven’, zegt Abco. We lachen erom. Abco gaat zo omlaag voor zijn vierde beklimming. Het wordt zijn laatste. Een geweldige prestatie van hem. De voorbije maanden hebben hij, Marco, Martijn en ik veel samen getraind. Abco kreeg zo vaak last van kramp dat hij angst had dat het hem vandaag zou opbreken. Die angst komt niet uit. Abco beleeft een dag om nooit meer te vergeten. En is aan het eind van de dag apetrots op zijn Alpe d’huZes debuut. Vier beklimmingen; een prestatie van formaat!

IMG-20160604-WA0012

Na afloop! De trainingsmaatjes Abco en de Spookrijdert (boven), Martijn en Bas beneden

 

BEKLIMMING 5 – 1 uur en 28 minuten

IMG-20160605-WA0010

Hee, waar is de pijn? Ik voel de druk op de voet, maar de pijn is weg. De vermoeidheid ook grotendeels. Ik voel me herboren. Ik rij weer op kop. We zeggen al tijden geen woord meer tegen elkaar. De vele aanmoedigingen die we krijgen, worden niet meer beantwoord. Ons naambordjes staan op het stuur, waardoor je per klim zeker honderd keer je eigen naam hoort. ‘Ziet er soepel uit Bas, knap hoor.’ Soms reageer ik nog wel. Wat kan je ook anders als er twintig man ‘Basje, Basje, Basje’ scanderen? Dan moet ik lachen, wat ervoor zorgt dat ze nog harder aanmoedigen.

Ik krijg vleugels deze klim. Ik rij continu op kop nu. Bij bocht 7 kijk ik om. Geen Martijn. Geen Marco. Shit, ik heb ze gelost. Dat was absoluut niet de bedoeling. Wat nu? Het begint te regenen. Doorfietsen, zegt een stemmetje in mijn hoofd. En dat is wat ik doe. De pijn is er nog, maar het is dragelijk. Ik fiets stug door, met een nieuwe motivatie. Want ik zit druk te rekenen. Deze vijfde beklimming zou zomaar binnen de anderhalf uur kunnen als ik zo doorga. Geen verval nog, hoe is dit mogelijk? Bij bocht 5 ontwaar ik Daphne, mijn lieve vrouw. Ook Annet, de vriendin van Martijn staat er. Ik zie ook Annet –vrouw van de dapper strijdende Abo ergens op deze berg- en teamgenoot Anne, maak meerdere highfives, excuseer me dat ik niet stop maar doorfiets en ben er voorbij. Het begint harder te regenen. Bij bocht 4 komt er een harde wind bij. Het wordt koud, maar ik voel het amper. Zal ik mijn windjack aan doen? Dat lukt niet zonder te stoppen. Nee dus. Ik trap door. Ik stoemp door. De vermoeidheid lijkt verdwenen. Zes keer gaat lukken vandaag; geen twijfel meer. Ik heb mijn breekmoment twee uur geleden gehad en overleefd. Nu houdt niets me meer tegen. Ook niet deze harde regen.

Bij de finishtent word ik onthaald met applaus. Teammaatje Martijn van Willegen, die door een blessure helaas moet afhaken na twee beklimmingen, zegt dat ik een held ben. Ik glimlach erbij. Martijn is een held voor mij, op ondernemersgebied maar bovenal als mens. Deze man kent het woord negatief niet en is gezegend met een lach die ruimtes vult. Bij hem schijnt altijd de zon, zelfs als het zoals nu met bakken uit de hemel komt. Rabobank-directeur Gerard Zwartkruis slaat een arm om me heen. ‘Zo, en nu lekker douchen, ongelooflijk, wat een prestatie.’ Ik kijk hem lachend aan. ‘Ik moet er nog één’.

‘Nee?! Maar jullie kunnen toch niet afdalen met deze omstandigheden. Wel? Wat een drive, onvoorstelbaar.’

Ik stap onze vrachtwagen in. Ik kleed me uit. Dat ik volledig in mijn blote kont sta in een open vrachtwagen, interesseert me niet. Ik hoor dat er weer iemand aan komt. Het is Martijn. Ook hem wacht een heldenontvangst. Hij finisht twee minuten na mij. Hij stapt ook de vrachtwagen in. ‘Ik hield je wiel niet meer, maar ik voel me nog wel ok.’ Ook hij kleedt zich om. Waar is Marco? Daar is Marco. Ik steek mijn hoofd uit de vrachtwagen en zie dat het goed is. Marco komt binnen. Hoofd over het stuur. Hij is moe zo te zien. Omkleden en dalen, op naar de zesde. Masseuse Erna kijkt om de hoek. ‘Gaat het nog toppers?’

Ik: ‘Ja, zo nog één keer omlaag en dan hebben we het geflikt. Als Marco effe opschiet, kunnen we gaan. Want echt warm is het hier niet’

Erna: ‘Marco moet niet meer gaan, die is volledig onderkoeld.’

He?! Niet! Ik stap de vrachtwagen uit. Waar is ‘ie? Daar zit ‘ie. Martijn van Willegen hangt over hem heen. Nou, beter gezegd, Martijn hangt over een lading dekens heen. Negen om precies te zijn, met een ineengedoken Marco erin verscholen. Marco zit op minder dan een meter afstand van de loeihete poffertjes-stellage. Zijn vader staat naast hem, duidelijk van slag. Zijn volwassen en zeer verantwoordelijke zoon zien in deze staat? Dat doet pijn. Anita geeft hem poffertjes. Maar het helpt niks. Marco is volledig van de kaart. Ik loop naar hem toe. Marco schiet vol als hij me ziet. ‘Ik vind het zo erg, zo erg.’ Ik grijp zijn nek vast. Wil het onvermijdelijke nog niet accepteren. Marco moet verdomme nog een keer omlaag en omhoog. Hij heeft alles, maar dan ook echt alles, gedaan om zo goed te worden als hij nu is. Ik stap nog liever zelf af dan dat hij het doet. Ik heb hard getraind, maar hij… Niemand van ons heeft zo’n effort gestoken in de Alpe d’huZes als hij. Voor niemand van ons is het zo belangrijk als voor hem. Hij moet, HIJ MOET, het halen die zesde keer. Ik heb hem geholpen met schema’s, met de fit20-training. Hij was nog nooit zo goed, heeft hij meermaals gezegd. Gezwoegd, gezwoegd en nog eens gezwoegd. En mij voorbij gestreefd. Ik accepteer het niet. Hij moet verdomme mee. ‘Marco, serieus, we hebben nog genoeg speling qua tijd. Als we nog een uur wachten, kunnen we voor 18.00 uur aan de laatste beklimming beginnen. Daar hebben we dan nog twee uur voor. Dat redden we. Ik wacht op je.’ Terwijl ik het zeg, hoor ik de regen in kracht toenemen op de tent waar we onder staan. Ik kijk naar een gebroken man. Ik kijk naar zijn vader, die het te kwaad heeft. Ik zie Anita bezorgd kijken van een afstandje. Wat ben ik aan het doen? Ik zie de zinloosheid in van mijn pogingen. Ik accepteer het. ‘Je bent een held’, zeg ik. Ik meen het. Hij heeft de grens gezocht en gevonden. Dan moet je het accepteren. Ook dat is sport. ‘Ik vind het zo erg voor jou, jij hebt zo je best gedaan voor mij’, zegt hij nog, vlak voor hij onder lichte dwang in een auto wordt gezet. Richting hotel. Richting een warm bad. Voor Marco is het klaar. Hoe is het mogelijk?

Voor mij niet. Voor Martijn niet. En voor Jorrit ook niet. Jorrit… die ik vandaag amper heb gezien, omdat hij langzamer omhoog rijdt. Maar hij is zo constant dat hij zich tussen het klimmersgeweld mengt. En hij staat hier ineens, als een duveltje uit een doosje. Wat ongelooflijk knap, voor iemand die nog maar zo kort fietst en de laatste maanden 2 kratten bier aan gewicht verloor. Ik: ‘We gaan met z’n drieën finishen mannen, bij elkaar blijven.’ Als iedereen ons heeft gewaarschuwd voor de gevaren van de drijfnatte afdaling, gaan we. Ik heb geen angst. Martijn ook niet, weet ik. Toen we in 2014 bij de Ötztaler Radmarathon na 200 kilometer naar Tirol afdaalden, deden we dat 40 kilometer lang in striemende regen. In korte broek en met slecht een mouwloos windjack. Ik ging huilend van ellende omlaag. Moet je ons nu zien, met windjacks en regenjacks over elkaar heen. Dit komt wel goed. Ik omhels mijn moeder. Zij is niet bezorgd. Ze staat te glunderen. ‘Ik ben zo ontzettend blij joh’, zegt ze. ‘En nu ga jij voorzichtig afdalen en die zesde keer omhoog. Je ziet er nog goed uit, dat gaat je lukken.’ Ik geef haar een kus en omhels haar. Mijn dappere mama. Wat is er voor haar veel veranderd het voorbije jaar. Maar haar wilskracht om te leven, te genieten en iets te willen presteren als vandaag bleef fier overeind. Ik ben trots op haar.

2016-06-06 14.04.18

 

BEKLIMMING 6 – 1 uur en 33 minuten

IMG-20160605-WA0005

Een formaliteit. Dat is het. Je weet bij elke bocht dat het de laatste keer is dat je ‘m ziet vandaag. Je weet dat je bij elke bocht nog net wat harder wordt toegejuicht dan normaal. Ook zij, die trouwe supporters, weten dat jij waarschijnlijk bezig bent aan je zesde beklimming. Anders fiets je hier niet, in de vroege avond. Jorrit is eerder de berg opgegaan, terwijl Martijn en ik nog een bouillon namen aan de voet. ‘Jullie pakken me toch wel terug zo, dan hoeven jullie niet op me te wachten.’ Bocht na bocht gaat voorbij zonder dat we Jorrit zien. Bij bocht 9 staat hij te wachten. Die altijd vrolijke kerel ziet er slecht uit. ‘Ik ben echt helemaal kapot gasten’, zegt hij. Dan, bij bocht 6, sprint hij weg. Twintig, dertig, veertig meter. Ik snap het niet, maar trap stoïcijns verder. ‘Wat doet hij nou?’, zegt Martijn. Ik zet aan en bereik Jorrit. Martijn kan niet volgen. ‘Iets rustiger Jorrit, Martijn is gelost en zo komen we niet met z’n drieën over de finish.’ Jorrit lacht. Hij: ‘Maak je geen zorgen. Martijn is er zo weer bij en dan ga ik lossen, let maar op. Ik had even een restje energie en dacht “laat ik dat meteen benutten”.’

De woorden van Jorrit komen uit. Hij moet lossen. Hij is helemaal leeg. Ik roep nog naar achteren dat we op hem wachten voor de finish. Het tempo ligt laag. Ik heb nog kracht, maar durf niet te versnellen. Ik wil niet dat Martijn lost. En welk nut heeft het? Sta ik alleen maar langer te wachten boven in de regen. Regenen…. Dat doet het nog steeds. Ik voel het niet eens. Het interesseert me niet.

De laatste keer rij ik voorbij bocht 1. Ik salueer. Voor die ouwe. Die hier verdomme bij had moeten zijn. Als 64-jarige hoor je niet dood te gaan aan die kutziekte. Dat kan niet. Dat mag niet. Een brok in mijn keel. Een traan. Ik fiets door. Alpe d’Huez in, met Martijn in de slipstream. Voor de finish wachten we op Jorrit. Als broeders passeren we de finish, waar onze aanhang ons toejuicht en omarmt. Drijfnat en smerig als we zijn worden we omhelst. Marco staat er. In droge kleren. Helden zijn jullie, zegt hij. Dat hij het kan opbrengen om hier te staan. Ik weet niet zo goed wat ik moet zeggen. Kan me even geen houding geven. Moet ik hier euforisch staan doen in zijn bijzijn? Voelt ongepast. Ik glimlach en omhels hem. Net als zijn vrouw Anita. Pieter en Igor, de twee teamgenoten die al in spijkerbroek staan. Zij zijn al lang binnen na zes beklimmingen. Zij acteren dan ook heel wat niveautjes hoger dan Martijn, Jorrit en ik. Pieter slaagde er zelfs in om als eerste van 4.000 deelnemers de eerste klim te voltooien. Mijn vrouw Daphne komt aangesneld. Ze omhelst me. Ze is trots. Ik voel liefde voor haar. Wat is ze toch een geweldige vrouw. Een foto volgt. Met de vijf man die erin slaagden zes beklimmingen te volbrengen. Jorrit steekt er zes vingers bij op. Ik heb een grijns van oor tot oor. Toch voelt het niet helemaal goed. Marco had er bij moeten staan. En Norbert dan… hij creëerde dit team. Een team dat 137.200 euro bij elkaar haalde voor het KWF, een landelijke recordopbrengst. En hij, die alles voor iedereen regelde en alles en iedereen enthousiasmeerde voor dit mooie avontuur, ging vandaag door zijn hoeven. Hij sliep vannacht geen minuut, voelde zich drie beklimmingen lang een vaatdoek en besloot te stoppen. Zes was zijn doel, maar hij kwam tot de helft. Hij was er vanmiddag kapot van, hoorde ik. En zo ken ik hem ook. Sportman als hij is. Hij is niet gewend zijn doelen niet te realiseren. Voor hem baal ik, maar gelukkig staat Jorrit er tegenover. Die boven zichzelf uitgroeide. En Martijn dan. Hoe is het mogelijk dat hij dit soort tijden reed? En datzelfde geldt voor mij. Wat een bizarre tijden. Wat weinig verval per beklimming. Ik glimlach. En sta mezelf toe om blij te zijn. Wat vergde het veel vandaag. Maar de missie is volbracht.

 

IMG-20160605-WA0005

 

2016-06-02 19.02.00

De absolute kampioenen, 6x de Alpe d’Huez beklommen! // V.l.n.r. Igor, Jorrit, Bas, Pieter, Martijn

 

***

 

Marco, Martijn, Jorrit en ik reden onze eigen race. Dan mis je veel om je heen. Bijvoorbeeld dat Ruud Maaskant liefst drie keer bovenkwam. Een bewonderenswaardige prestatie voor deze kampioen fundraising (€ 21.000,-). Maar ook de vijf beklimmingen van Michiel van den Boomen mogen niet onvermeld. Als een diesel bleef hij een dag lang bergop strijden, met dit topresultaat als beloning. Monique Vroom, net gestart als fietster, bleef ook maar strijden –met een lach en een traan- op de berg en kreeg alle lof voor haar prestaties. Esther Glerum-Van Aalst haalde net als Mark van Son vier keer de top, waar ze absoluut trots op mogen zijn. Tot slot wil ik de prestatie van Pieter Rom Colthoff en Igor Meijs nog extra onder de aandacht brengen. Wat zijn presteerden, was absolute buitencategorie. Hun langzaamste klim was sneller dan mijn snelste, wat het niveauverschil treffend aantoont. Zeker als je bedenkt dat ik voor mijn doen toptijden neerzette. Een diepe buiging voor deze twee fietstoppers. Prachtig om dit soort supersporters in je team te hebben.

 

Laat het onderzoek naar kanker niet stoppen en ondersteun de campagne van Bas met een donatie op zijn actiepagina.

 

 

-