Fotocredits Cor Vos

Tekst verscheen eerder op de website van Chantal Blaak. 

 

***

“De toekomst behoort aan hen die
geloven in de schoonheid van hun dromen.”
-Eleanor Roosevelt

 

‘Ik deelde kamer 111 van het Thon Hotel met Janneke. Rond half negen wakker werd ik wakker. “Ik heb een raar gevoel”, zei ik haar. “Komt wel goed meid”, antwoordde zij. Vervolgens belde Lars mij. “Veel plezier”, zei hij, zoals hij overigens altijd zegt vlak voor de koers. “Wie gaat er winnen?”, vroeg hij me nog. “Ikzelf hahaha”, grapte ik.’

Oppergod Odin heeft zijn zoon Thor, de stormgod, vandaag het zwijgen opgelegd. Vandaag, zaterdag 23 september 2017, zal het prachtig weer zijn in Bergen. Boven het Thon Hotel cirkelt een eenzame havik parmantige rondjes in de lucht. Wielrenster Chantal Blaak ontwaakt en tuurt uit het raam van kamer 111. Gisteren lag op het kerkhof, het nu is het geopende hotelkamervenster, de toekomst is een labyrint. Terwijl zij staart naar de roofvogel vraagt zij zich af of ze vannacht gedroomd had.

‘Rond half tien gingen we ontbijten. Ik voelde me heel relaxed en at en dronk het gebruikelijke zo vlak voor de koers. Yoghurt. Muesli. Koffie. Brood. Kaas. Ei. En een pannenkoek. Ik zat lekker te kletsen en te lachen met Lucinda, mijn streekgenoot en vriendin met wie ik regelmatig train. De sfeer was zo ontspannen dat ik net iets te laat naar kamer 111 ging om mijn spullen te verzamelen. Normaliter, als ik super geconcentreerd ben, heb ik alles al klaar gelegd. Nu dus niet. De sfeer sloeg volledig om toen we met de ploeg met twee busjes richting de start reden. Door de drukte, de vlaggen, de duizenden supporters gehuld in landenkleuren werd ik plotseling bevangen door de wedstrijdspanning.
Aan de startlijn zocht ik, vermoedelijk op zoek naar het vertrouwde, oogcontact met mijn familie bestaande uit mijn moeder, mijn oudste zus Nelleke, mijn broer Arjan en onze neef Marvin. Ze zwaaiden met een Nederlandse vlag waarop GO BLAAKIE stond. In een seconde, misschien was het wel minder, keek mijn lieve Nelleke dwars door me heen. Zussenogen, je weet wel. Ik was meteen gefocust. Op hetzelfde moment ging het startschot af.’

Bergen. De Noorweegse vissersstad, een krappe 950 jaar geleden gesticht, gelegen op het schiereiland Bergenshalvøyen, telt om en nabij de 280.000 inwoners. De stad is de hele week in de greep van het WK wielrennen. In de 17e eeuw werd Bergen door de Nederlandse koopvaardijvloot bevrijd van de Engelse overheersers. In een muur van de trotse Domkirke rust sindsdien een kanonskogel die als stille getuige herinnert aan de bevrijding van Bergen. De Nederlandse kogel die op zaterdag 23 september 2017 langs de baai van Skuteviken voorbijschiet heet Chantal Blaak. Haar lichaam, zo plat mogelijk over het stuur gebogen teneinde de wind zo min mogelijk vrij spel te geven, verbeeldt een nieuwe Hollandse bevrijding voor de bevolking van Bergen. Juichen de mensen haar om die reden zo enthousiast toe? Gisteren wandelde zij hier nog in haar eentje langs dezelfde baai. Ze trok de rits van haar oranjejas omhoog en tuurde langs de brokkelige kustlijn van de baai over de uitlopers van de Noordzee. Ze had heel eventjes gehuiverd omdat zij zichzelf in een “back to the future”-momentje solo had zien fietsen met een jagende groep wielrensters in haar nek.

‘De avond ervoor was ik gekozen tot wegcaptain. Het is noodzakelijk om iemand in de koers te hebben die knopen kan doorhakken als het nodig is. En een wegcaptain communiceert met de meiden. Wie is goed, wie niet. Dat soort dingen. Je bent een aanspreekpunt in de groep. Natuurlijk reden we met oortjes, zodat Thorwald ons kon sturen. Ik wilde voor en tijdens de koers relaxed blijven, aantonen dat ik die verantwoordelijkheid aan kon. Dat kon ik alleen als ik zeker wist dat de overige meiden en de technische staf hun vertrouwen in mij openlijk en unaniem zouden uitspreken. Dat gebeurde.
Ik had voorgesteld om de eerste vier rondjes alert te zijn, en, voor zover mogelijk, het rustig aan te doen. De kat uit de boom te kijken. De druk op de ploeg was groot. Acht rensters die alle acht een reële kans op winst hadden. Dan kán je met goed fatsoen niet met zilver thuiskomen. Alleen goud telde voor de ploeg, voor wie dan ook.
Volgens mij was het in ronde 5 dat ik onderuit ging. Het gebeurde vlak voor me. Een meisje raakte in de afdaling het wiel van een andere renster en dan is er geen redden meer aan. Dat weet iedereen. Lucinda reed dwars over de fiets van dat meisje heen en ging op wonderbaarlijke manier niet onderuit. Ik daarentegen ging er vol overheen. Ik voelde meteen een stekende pijn aan mijn enkel. Da’s lekker, dacht ik, daar gaat mijn kampioenschap. Toch werd mijn aandacht nóg meer getrokken door mijn ploeggenote bij Boels-Dolmans Megan Guarnier uit de States die ook was gevallen. “Oh my God, I broke my jaw!”, kermde ze. Ik was erg geschrokken. Ondertussen vlogen de auto’s en motoren aan ons voorbij. Sirenes, geschreeuw, fluitjes, wat een hectiek. Ik stond op, hinkte wat en wachtte op een reservefiets die ik bij nader inzien niet nodig bleek te hebben. Tien seconden, vijftien seconden, twintig seconden. De wedstrijd was voor mij dan wel over, maar ik zou alles op alles zetten om terug te keren in het peloton om de meiden in koers nog te helpen. Zo veel als mijn lichaam aan zou kunnen.’

Sland. Zo noemen de bewoners hun dorp Zuidland liefkozend. Zuidlanders spiegelen zich graag aan de bewoners van het heldhaftige dorpje van Asterix en Obelix dat standhield tegen de Romeinen. Op gure winterdagen stookt een Slandenaar zijn open haard met zijn ruwe bolster – zijn blanke pit behoudt hij te allen tijde. De geharde Zuidlanders zijn nuchter, dapper, bescheiden en meesters in het ophalen van hun schouders. Praten doen zij bij voorkeur met de handen in hun broekzakken. Sland, de naam die klinkt als een Scandinavisch dier dat zijn bescheiden lot in de ecologische keten al lang heeft aanvaard, bracht vele fietsende uitvoeringen van Asterixen en Obelixen voort. Eén van hen is boerendochter Chantal Blaak. Denkt zij tijdens het WK aan Sland? Aan de eerste Dikke Bandenrace die zij er als elfjarig meisje won? Het had een beetje geregend die dag. Ze ontving een medaille met het jaartal 2000 op de achterkant. Trainen, trainen, trainen….altijd maar trainen, ondanks de onheilspellende bewolking die, ongeacht het jaargetijde, aan de landerijen rondom Zuidland vastgeplakt leek. Het had er alle schijn van dat Sland zich de donkere wolken had toegeëigend, een beetje zoals wielrenners het alleenrecht op het fenomeen snelheid claimen. 

‘De bondscoach hielp me het eerste stukje, uiteraard volledig reglementair. Daarna moest ik het zelf doen. Van auto naar auto vocht ik mezelf een weg terug naar de tweede groep. Ik zat er net bij toen ik bij de eerstvolgende passage van de lastige Salmon Hill, een soort Cauberg plus, al meteen gelost werd. De meiden reden echt volle bak. Ik kookte van woede, van de teleurstelling en van de pijn. Zo mocht mijn allerlaatste koers van het jaar niet aflopen! Die nachtkaars waar sportjournalisten het zo graag over hebben is voor iemand anders. Niet voor mij. Ook de kater van de ploegentijdrit van vorige week schoot door mijn hoofd. Zilver. Sommige ploegen doen er een moord voor, maar voor ons voelde het als een nederlaag. Ik verbeet de zure pijn in mijn benen en sloot me weer aan bij het peloton. In een split second besloot ik er meteen vandoor te gaan. Hannah Barnes uit Engeland en Audrey Cordon uit Frankrijk volgden.’

De adrenaline heeft de controle overgenomen. Het hormoon adrenaline is een natuurlijke reactie van het brein om de pijn te verzachten als het lichaam fysieke inspanning moet ondergaan. Soms wil het hoofd doorgaan, maar weigert het lichaam medewerking te verlenen. Soms vertikken de hersenen mee te werken aan het drammerige gedrag van het domme gespierde lichaam. Je hebt ook van die dagen dat lichaam en geest in perfecte harmonie samenwerken. Dagen waarop niets of niemand die heilige twee-eenheid kan doorbreken. Vandaag, zaterdag 23 september 2017, is zo’n dag.

‘Door de samenstelling van de kopgroep moest ik onmiddellijk mijn kansen afwegen. Ik merkte dat ik bergop sterk genoeg was, maar in de sprint was ik niet zeker van Barnes. De afspraak die we gisteravond met de Nederlandse ploeg hadden gemaakt was helder: iedereen mocht voor eigen kans rijden zolang er een reële kans op winst was. Dus geen risico’s. Goud voor iemand in de ploeg. Wie dan ook. Dat was de afspraak en daar hield ik me aan. Ik besloot dus om niet volle bak te rijden en geen kopwerk meer te verrichten op Salmon Hill want ik voelde dat Anna en Annemiek onderweg waren….de meiden hadden ook twijfels over die “gevaarlijke” Barnes. Ik had gelukkig nog de kracht om het laatste stukje Salmon Hill nog aan te klampen, want als Anna gas geeft bergop…..

Als zij zich als een steen van Salmon Hill laat vallen doet Chantal denken aan Freya, de Noorse godin van Schoonheid en Strijd. Als Chantal aanvalt heeft zij de strijdlustige blik van een havik. Toch zal haar schoonheid altijd in tact blijven. De valpartij van zo-even had haar shirt en broek gehavend – daarmee deed ze denken aan Venus de Milo, het armloze beeldhouwwerk dat juist door zijn geschondenheid aan schoonheid had gewonnen. De afwezigheid van een barst in schoonheid is op zichzelf weer een barst, aldus de Britse schrijver Havelock Ellis. Ergo de valpartij had de ontsnapping van Chantal Blaak nóg volmaakter, nóg heroïscher, nóg mooier gemaakt. Volgens de Noorse mythologie zette Freya haar schoonheid in als wapen. Schoonheid inspireert. Dat wist Freya. Maar weet Chantal dit ook?

‘Het was mijn instinct. Denk ik. Ik reed puur op gevoel. Denk ik. Toen de andere meiden eenmaal waren aangesloten wist ik dat ik weer moest aanvallen. Ik wist dat Anna en Annemiek op Salmon Hill kans hadden om het verschil te maken. Na een felle aanval van Annemiek viel het tempo iets wat stil. De meiden reden rechts, ik kwam links uit. Daarna vóelde ik gewoon: Nú gaan Blaakie! De weg liep een beetje omlaag en toen weer omhoog. Ik moest de volledige snelheid van de daling benutten om de helling vól te kunnen pakken. Het was volgens mij een kilometer of acht voor de finish. Ik dook de tunnel in. Daarna hoorde ik Thorwald in mijn oortje schreeuwen: “Gaan! Gaan! Je hebt vijftien seconden! Twintig! Gáán!”
De laatste kilometers voelde ik alleen nog pijn. Pijn, pijn, pijn. Bijtend, stinkend, jeukend, nooit aflatend. Het was niet de pijn van de val nee. Deze pijn kwam van diep. Veel dieper. Ik had nooit geweten dat pijn zo zwart kon zijn en zo ontzaglijk diep kon liggen. Ik dacht maar één ding. Dit is mijn kans om wereldkampioen te worden, al moet ik van mijn fiets afvallen…’

‘Ga nou eens mee’, zeiden haar klasgenoten. Ze gingen uit. Zaten achter de jongens aan. Chantal nauwelijks. Zij moest trainen. Wílde ook trainen. Rondom de weilanden van Sland. Soms werd ze stom gevonden. Saai ook. Eén vriendin had ooit, mid jaren ’90, een spreekbeurt gehouden over bijen. Ze had het over de Bijenkoningin gehad, als het meest volwaardig vrouwelijk wezen in de bijenfamilie. Ondanks haar uitzonderlijke kracht en grootte kwam de Bijenkoningin altijd een beetje eenzaam over op Chantal. Tijdens een training vereenzelvigde zij zich met het levenslot van de Bijenkoningin. Na een rondje op het eiland Voorne-Putten betrad ze het erf van haar ouders. Ze zette haar fiets in de schuur en hijgde nog wat na. Op het weiland in de weidse verte hoorde ze haar zwijgzame vader hoesten.

‘Dat geluid van dat publiek. Het weerklonk als een soort massale echo….HOOOHOOOHOOO! Het was een constant gonzende brei van suizend geluid dat ik gewoon niet kan omschrijven. Ik gaf alles. Werkelijk alles. Ik dacht aan niets, er was immers niets. Alleen de streep was er. Ik fietste als in een waas. Alsof ik werd meegezogen in een roes. Als ik het allerlaatste heuveltje zou overleven, zou ik de meet halen. Dat vóelde ik. Ik heb drie keer achterom gekeken. Drie keer.’

Volgens de laatste officiële cijfers van de Verenigde Naties telt onze planeet dik 7½ miljard mensen van wie grosso modo de helft vrouw is. Van die 3,7 miljard is de Zuidlandse Chantal Blaak de allersnelste die zich voortbeweegt op een fiets. 217 Meiden stonden eerder die middag aan de startlijn op de Festplassen in het centrum van Bergen. Uiteindelijk zouden daarvan slechts 76 de finish halen. 141 Rensters moesten voor eeuwig een DNF achter hun naam dulden. Het zal Chantal allemaal worst zijn. Ze draagt het rugnummer 8. Ze heeft iets met cijfers. Met het rugnummer 13 werd ze in juni nog Nederlands Kampioen – Donald versloeg Guus, ongeluk overtrof geluk, geloof overwon bijgeloof. Nu voor de 8e en laatste keer de gemene helling. Weer die 8….de 8….ze telt haar pedaalslagen…1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8…wat rijmt er op 8…de 8…..wie het laatst lacht….en ze lacht…

‘De laatste meters voor de finish beleefde ik in een roes. Het geluid van de mensenmassa was oorverdovend. Ik sloeg de handen voor mijn gezicht. Puur ongeloof uiteraard.…. ik zag het asfalt centimeter voor centimeter onder mijn voorband wegschieten. De werkelijk bleef onwerkelijk en was toch gewoon wáár…’

De wereld heeft zich vandaag, zaterdag 23 september 2017, ontdaan van al haar franje. Niets doet er nog toe. Zelfs de ogen van de Goden zijn naar beneden gericht op Bergen, de Noorweegse vissersstad gelegen op het schiereiland Bergenshalvøyen, waar het WK Wielrennen wordt gehouden. Niet alleen Goden kunnen boven zichzelf uitsteken. Wielrenners net zo goed. In de gedaante van Freya, godin van Schoonheid en Strijd, wordt de eenzame vluchtster Chantal tijdens haar laatste meters gedreven door de bliksemschichten van Thor, zoon van oppergod Odin. Chantal Blaak. 27 jaar oud. Geboren te Sland, Zuidland, waar de bewoners elkaar ook groeten op dagen dat het dondert en bliksemt.

‘Ik kwam over de meet en liet me trillend en huilend in de armen vallen van onze verzorger Ruud Zijlmans. Iedereen schreeuwde, trok en duwde. Ik wist niet wat ik moest doen, zeggen of voelen. Ik kon alleen maar hijgen, ademen, leven, overleven. Zelfs mijn ploeggenootjes moesten zich door de fotografen heen wurmen om me te feliciteren. Het voelde als een gekkenhuis.’

Zij viel en stond op. Chantal Blaak heeft de wereld laten zien dat opofferingen beloond worden, dat het onmogelijke mogelijk is, dat ongeloof zomaar geloof kan worden, zolang je maar durft te dromen, zolang je maar hard, hongerig en in leven blijft. Aangezien de realiteit op dit moment, zo vlak na de finish, groter is dan het leven zelf, kan zij zich niet bewust zijn van de impact die haar winst heeft op haar familie, haar vrienden, haar fans. Hoe schreeuwende reporters in zuurstofarme cabines het goede nieuws door hun microfoons verkondigen, hoe dit goede nieuws overal ter wereld ontvangen wordt (huilend, schreeuwend, omhelzend, dansend), hoe honderdduizenden smartphones en tablets afgaan (pliep pliep…bliep…bliepbliep), hoe de hashtag #chantalblaak trending wordt, hoe in duizenden huiskamers tienduizenden handen naar de hemel reiken, hoe haar vriend Lars zijn vrachtwagentje aan de kant van de Zwitserse snelweg heeft gezet en zijn tranen de vrije loop laat met naast hem, op de passagiersstoel, zijn mobieltje dat als een weerloze schildpad op zijn rug ligt waardoorheen de stem van een geëmotioneerde Michael Boogerd klinkt….”Lars! Lars! Larssie! Ben je er nog?”

‘Ik werd afgevoerd naar achter. Mijn gezicht werd schoongemaakt. Ik kreeg een droog shirt en broek voor de ceremonie protocollaire. Pas vlak voor de huldiging zag ik Nelleke staan. Ik viel in haar armen en toen kwamen de bevrijdende tranen. Nog altijd drong het niet door wát er nu precies gebeurd was. Nelleke snikte met me mee. Eindelijk mochten de emoties eruit. Dat moment voelde zó goed. Ik vloog daarna in de armen van Erwin Janssen van Dolmans, van Richard de mecanicien en van mijn ploegleider Danny. Ik hoorde Danny nog zo tegen Nelleke zeggen “ik zie jou ook alleen maar als je huilt hahaha”. En dat was ook zo. Bij het NK ging het precies eender. Het protocol werd me medegedeeld. De trui. De medaille. De bloemen. Het volkslied. Voordat ik het wist stond ik daar. Te kijken naar die immense mensenzee. Ik, dat meisje uit Zuidland. Hier in Bergen. Op de eerste rij zag ik mijn neef Marvin, mijn broer Arjan, mijn moeder en mijn zus Nelleke. Toen het Wilhelmus klonk en ik naar de vlag staarde, dacht ik in slow-motion tempo aan dat éne moment, het ultieme hoogtepunt uit mijn wielercarrière, hoe ik solo over de finishlijn kwam, hoe ik mijn handen voor mijn gezicht hield. Toen ik na de ceremonie intens gelukkig van het podium afliep, voelde het alsof ik terugging naar de toekomst.’

In een hemel die zich zwanger weet van een verlichtende nevel waar doorheen de zon schijnt, ontstaat de regenboog. De regenboog verbindt niet alleen twee punten aan de horizon, hij verbindt ook mensen omdat de regenboog alle kleuren herbergt. Een regenboog kent geen onderscheid of voorkeur. En hier in Bergen, de Noorweegse vissersstad gelegen op het schiereiland Bergenshalvøyen, wordt de regenboogtrui nu om de ranke schouders gehangen van Chantal Blaak, de 27 jarige wielrenster uit het even bescheiden als trotse Zuidland. Met het regenboogshirt aan lijkt zij meer dan ooit op Freya, de godin van de Schoonheid en de Strijd.

En wij?

Wij zijn allemaal een beetje wereldkampioen geworden. Al was het maar omdat wij geloofden in de schoonheid van haar droom en daarvoor moeten wij haar eeuwig schatplichtig zijn.

 

‘Die medaille…ik had hem voor geen goud willen missen…’, zegt ze.

 

***

 

Lees hier deel 2 van het tweeluik Bergen Goud, getiteld Kippenvel.

 

 

-