Ik bezocht op uitnodiging de eerste thuiswedstrijd van Feyenoord.

Mevrouw de Spookrijdert had me met de auto aan de noordkant van de Van Brienenoordbrug afgezet. Het resterende stuk zou ik wandelend afleggen. De zon scheen uitbundig.

Ik liep op de Briejenoort op de verhoogde middenstrook die de twee fietsbanen scheidde en kon mijn lol niet op toen ik tientallen zwetende versies van mijzelf de brug op zag fietsen.

Ik werd stapvoets ingehaald door een kale zwaarlijvige Feyenoordsupporter op een scooter. Zijn Feyenoordshirt, waarvan de naden op knappen stonden, was voorzien van het rugnummer 7 (Dirk Kuijt) waarboven de naam DICK stond. Ik dacht de letter C weg. Zijn scooterzadel verzonk onder het geweld van zijn weelderige dijen- en billenpartij.

Taalkundige Wim Daniëls tweette vanochtend dat wandelen eigenlijk ‘zich veranderen’ betekent.

Ik moest aan die Tweet denken tijdens mijn wandeling naar De Kuip waar duizenden trotse supporters eindelijk weer met borst en borsten vooruit durfden te lopen. Dirk Kuijt had de verandering eigenhandig ingezet. Niet alleen de staart tussen onze benen was verdwenen, tevens de gebruikelijke middelvinger toen drie bussen met Duits kenteken vol FC Twente supporters onder politiebegeleiding passeerden.

‘Hebbie het nie warm in je jassie?’, vroeg een dame gekleed in een ruimvallend geeloranje hesje toen ik langs de “verboden de parkeren” entree van een bouwmarkt liep.

‘Ja nou, maar u zelf ook neem ik aan?’, vroeg een te vriendelijke versie van mijzelf.

(“Wat maakt jou het meest bang?”, vroeg de Franse dichter Verlaine aan zijn vriend Rimbaud die daarop antwoordde “dat de mensen mij zien zoals ik mijzelf zie”).

‘Fijne wedstrijd’, antwoordde zij mijn vraag niet.

Ik stak de drukke rotonde bij de Stadionweg over waar mijn aandacht werd getrokken door een Chinese man die met militaire precisie de inhoud van een vuilnisbak ontleedde. Tussen zijn voeten hield hij een lichtgroene boodschappentas klem die was voorzien van een rits. Zijn haar zat in een scheiding waar je een liniaal langs kon leggen. Zijn nagels waren brandschoon.

Nieuwsgierig als ik was naar het resultaat van zijn gegraai uit de vuilnisbak, pakte ik mijn mobieltje en deed ik alsof ik werd gebeld. In werkelijkheid keek ik naar de selfie die ik had gemaakt op de Briejenoort juist toen Dick zonder C was gepasseerd op zijn scooter.

De Chinees haalde met duim en wijsvinger een rood kartonnen bakje van McDonalds uit de vuilnisbak. Zijn pink stak fier in de lucht. Ik vond het indrukwekkend dat hij drie van de vijf vingers bezig wist te houden. Dat kon niet iedere dakloze zeggen.

(En ik kan het weten. Ik heb al jarenlang de bedenkelijke gewoonte, noem het een obsessie, om te stoppen bij iedere uit een vuilnisbak etende zwerver. Van die momenten dat ik aan mijn vrienden Paul Verlaine en Arthur Rimbaud denk).

In de rij voor het Maasgebouw was het een drukte van belang. Vier rijen voor me stond de legende Joop van Daele. Hij droeg een ruitjesoverhemd. Hij stond heel kalm in de rij. Gewoon als een van ons. Zoals je bij de slager op je nummertje wacht.

Alsof hij ons op 9 september 1970 nooit wereldkampioen had gemaakt.

De rij bewoog niet. Het wandelen en de beloofde verandering stierven tijdelijk in schoonheid.

Minutenlang staarde ik gebiologeerd naar het achterhoofd van Joop van Daele. Het hoofd was het hoofd. Het viel niet te photoshoppen. Dat gegeven werkte geruststellend op mijn gemoed.

Iets in datzelfde hoofd deed hem op 9 september 1970 besluiten om de bal niet eerst aan te nemen (Vilhena) of hem huizenhoog over te schieten (El Ahmadi), maar om hem droog en loepzuiver achter de Argentijnse doelman Oscar Pezzano te plaatsen.

In een poging zo dicht mogelijk bij mijnheer Van Daele te komen, wurmde ik mezelf met de behendigheid van een slang door de menigte heen totdat ik vlak achter hem stond. Ooit telde ik, al fietsend, de nekharen van Joop Zoetemelk tijdens de Yellow Jersey Classic in St-Willebrord.

De nekharen van beroemde Jopen vormen blijkbaar de rode draad in mijn leven.

Joop van Daele toonde zijn seizoenkaart aan de medewerkster van Stadion Feyenoord. Als eerste klant ná hem ontvouwde ik mijn A4-tje zo onopvallend mogelijk omdat het printje mijn mooi-weer-supporterschap verraadde.

Het achterhoofd van Joop van Daele zette mij aan tot denken.

Het ene brein gaf zich over aan een ziekte als obesitas waaraan Dick zonder C leed. Het volgende brein was de schaamte voorbij hetgeen een onberispelijk geklede Chinese zwerver deed besluiten om op klaarlichte dag uit een vuilnisbak te eten. Het andere brein was in staat om lederen ballen achter Argentijnse doelmannen te peunen.

Nadat ik een exclusief plaatsje in de zon had gevonden waar het tribunepubliek je altijd aankijkt alsof je vanuit een businessunit nooit van voetbal kunt houden, bedacht ik welke wending vandaag had kunnen plaatsvinden.

“Wat maakt jou het meest bang?”, had ik de Chinese dakloze kunnen vragen.

“Dat jij mij ziet zoals ik jou zie”, had het antwoord zomaar kunnen zijn.

 

 

 

 

 

-