Het moet een jaar of vijftien geleden zijn geweest. Mijn ouders waren teruggekeerd van hun zoveelste kampeervakantie in Frankrijk. Trots liet mijn vader ons de CD zien van ene Maxime Le Foriester. Die had hij gekocht op een marktje ergens in een klein dorpje.

‘Ray, waar heb ik die CD gekocht van die ene jeweetwel?’

Ook de naam van de artiest was hem ontschoten. Hij was maar wát trots op zijn vondst, want zijn kinderen waren muziekfreaks en, inderdaad, we hadden nog nooit van die Maxime Le Forestier gehoord.

‘Beetje Ko de Boswachter op muziek pa. Spannend. We kunnen niet wachten.’

‘Ik heb hem eigenlijk voor jullie moeder gekocht’, antwoordde mijn vader die onze flauwe naamgrappen volkomen terecht negeerde, ‘hier kijk maar… dit lied heet Raymonde…’

Hier schoot hij vol en staakte hij zijn toelichting. Op de keukentafel lagen in drie rijen de cadeautjes klaar die mijn ouders voor hun drie kinderen en hun gezinnen hadden meegenomen. Rode wijn. Jam. Een stukje Reblochon. Een zak Madeleines. En een saucisson sec. Ondertussen had mijn vader Raymonde opgezet. We waren gedwongen ernaar te luisteren, het volume verlamde iedere poging tot gesprek.

In maart van dit jaar zag ik op internet dat Maxime Le Forestier ergens in november ergens in Parijs zou optreden.

‘Ma daar gaan we heen’, appte ik haar, ‘voor pa.’

Mijn moeder liet zich niet gemakkelijk overhalen. Ze vond het zo zielig dat mijn vader niet mee kon naar Parijs. In maart van dit jaar herkende hij mijn moeder nog wel, maar haar naam was met de laatste gure winterwind uit zijn herinnering gewaaid. De laatste maanden sprak hij over “mijn vrouw”. De blik waarmee dat gepaard ging is onvergetelijk. Het moet dezelfde blik zijn geweest toen hij mijn moeder voor zich wist te winnen, ergens mid jaren ’50, langs de kant van het Noorderkanaal in Rotterdam. Aanvankelijk kon hij de Franse naam van mijn moeder moeilijk onthouden. Hij had het op een briefje geschreven. ‘Raymonde heet ze ma’, antwoordde hij zijn moeder, ‘ze komt uit Frankrijk.’

De laatste maanden van zijn leven had mijn moeder hem lachend gevraagd ‘zeg eens op Wim, hoe heet ik?’, waarop hij soms ‘Maria’ antwoordde. Daarmee deed hij de waarheid niet veel geweld aan.

Twee maanden nadat ik de kaartjes had gekocht voor het concert van zaterdagavond 16 november van Maxime Le Forestier in het Théâtre Casino overleed mijn vader. Op Hemelvaartsdag.

Dit weekend was het zover. Ik had geprobeerd achter het e-mailadres van Maxime te komen om hem te vragen of hij Raymonde zou willen spelen, maar zijn website gaf niets prijs. Waar je ook klikte, overal verscheen het vriendelijke lachende gezicht van Maxime, maar geen e-mailadres. In pais en vree, gemoedelijkheid en vrolijkheid kent hij in mijn moeder een gelijke.

In het theater, gezeten in de Fauteuils Orchestre S10 Catégorie 1 zeiden we niet veel tegen elkaar. We vonden de rode stoelen leuk. En de kroonluchters. En de balkons op de eerste etage. We waanden ons een beetje in het vooroorlogse Parijs, maar we waanden ons vooral op Camping Zonneland waar we in de tuin de Tour keken op TV, waar mijn moeder hapjes voor ons maakte en waar we ‘s avonds aten tot de zon onderging. Van de appels van hun eigen appelboom maakte ze appeltaart of appelmoes met extra veel suiker. En altijd kwam Raymonde van Maxime Le Forestier wel voorbij. Dan werd mijn vader stil en zei mijn moeder dat ze dat liedje bij haar afscheid gedraaid zou willen hebben.

Nummer voor nummer kwam in het Théâtre Casino voorbij. Prachtig. Intens. Puur. Sfeervol. Het waren veelal nieuwe chansons van zijn laatste CD “Paraître Ou Ne Pas Être” die wij de laatste weken voorafgaand aan dit lang weekendje Parijs veelvuldig hadden gedraaid. Verschijnen of niet zijn. What’s in a name want we vragen ons sinds donderdag 30 mei 2019 af hoe levensgroot de krater is tussen verschijnen en niet zijn.

Tussen de liedjes door glimlachten we naar elkaar. Het was mooi, maar het was ook wachten. We hadden geen idee of hij Raymonde zou spelen en stilzwijgend ging het ons vooral dáár om. Een postuum eerbetoon van mijn vader door de mond van Maxime aan mijn moeder. Dat idee.

Over het concert van gisteravond was hoegenaamd niets verschenen op het internet. Geen recensies, filmpjes, setlists of foto’s. Noch Maxime, noch zijn schare fans, veelal mensen van onze leeftijd of die van onze ouders, waren actief op social media. We hadden dus geen idee.

Maxime liet zich begeleiden door een vijfkoppige band, bestaande uit drie akoestische gitaristen (waaronder zijn zoon Arthur die ook nog eens beschikte over een begenadigde tweede, derde en vierde stem), een drummer annex percussionist en een bassist spelend op een staande bas die leek te stammen uit de tijd van de bouw van dit theater. Het geluid was uitmuntend, de sfeer intiem. Bij zijn oudere bekendere nummers zong het uitverkochte theater respectvol, namelijk bedeesd, mee. Tekstvast en gloedvol, zoals de Fransen zijn. Bij Les Jours Meilleurs, een ode aan de beste dagen in een mensenleven, kwam het verdriet al als een horde wilde paarden op ons aangesneld. De beste dagen waren voor mijn moeder ontegenzeggelijk de dagen die zij onafscheidelijk aan de zijde van mijn vader beleefde. Dag in dag uit. Geen dag overgeslagen.

“On était nés sur des ruines
The times were changing.
On pouvait planter des fleurs.
On voulait juste des jours meilleurs,
Juste des jours meilleurs.”

Raymonde stond op de CD Les Essentielles die mijn vader ooit ergens (‘Ray waar was dat ook al weer?’) had gekocht, maar een klassieker was Raymonde beslist niet. Dat zijn San Fransisco en Mon Frère. Maxime Le Forestier lachte op de voorkant van de hoes van Les Essentielles. Geen nieuws. De man lacht altijd en overal. Raymonde is het negentiende lied op de CD Les Essentielles. In hoeverre was Raymonde vanavond een Essentielle voor Maxime?

Zaterdag 16 november 2019, 21:42u, Théâtre Casimo, 16 Rue de Clichy, 9e arrondissement Parijs.

Mijn moeder zat tussen Anita en mij in. Klein, kwetsbaar en sterk als die befaamde Parijse mus die de naam Edith draagt. Naast Anita zaten Estelle, Fabienne en Jeremy. Anita herkende het intro als eerste. Dat heeft ze wel vaker, sterker nog dat heeft ze altijd. We mogen vaststellen dat mijn feitenkennis op muziekgebied groter is dan de hare, maar verdomd als het niet waar is, als een lied live wordt ingezet van eender welke artiest, herkent zij het intro als eerste. Zelfs die van Bob Dylan.

En zo kon het gebeuren dat zij om 21:42u haar schoonmoeder als eerste aanstootte:

‘Ma! Dit is hem!’

En verdomd.

Ik hield de hand van mijn moeder vast. Haar kin bewoog.

“Les statues de Lenine partout se dégradent.
On vend la peau de l’ours pour une salade.
Au bal des empires, on se ronge les sangs.
On laisse les allumettes jouer avec les enfants.”

Ik ken vrijwel geen man die zo veel van zijn vrouw hield als mijn vader van mijn moeder. Ik ken vrijwel geen vrouw die zo veel van haar man hield als mijn moeder van mijn vader. Tijdens zijn verblijf dat een kleine achttien maanden in het verzorgingstehuis Aafje zou duren, ging er geen dag voorbij dat ze hem niet bezocht. Mijn vader werd zienderogen slechter, maar de neergang drong niet écht tot haar door.

‘Ik kan alles aan, maar dag voor dag’, zei ze dan. Het was pijnlijk om het verval te moeten zien, het was echter nog pijnlijker om onze moeder met de nodige regelmaat te moeten wijzen óp dat verval.

Als mijn vader een goede dag had tilden we hem uit zijn rolstoel en waagde hij zich aan een dansje met Raymonde, zijn Maria, de liefde van zijn leven. Mijn ouders waren in 1957 aan de oevers van het Noorderkanaal elkaars eerste vriendje en vriendinnetje.

“Plus les pendules s’affolent,
Plus les rongeurs se tirent.
Plus y’a de monde en sous-sol,
Plus je vois les gens courir,
Plus j’entends….”

Ik heb de hand van mijn moeder nog altijd vast. Maxime was er klaar voor om het refrein in te zetten, precies op dit moment begaf hij zich op de grens van paraître en non pas être… tussen verschijnen en niet zijn. Zodra het woord Raymonde uit zijn mond zou rollen, over enkele tienden van seconden zou het moment daar zijn, zou non pas être daadwerkelijk paraître worden.

Het overlijden van mijn vader had de impact van een atoombom en het gemis is, vijf en een halve maand na zijn overlijden, zijn krater.

We wandelden met hem. Weer of geen weer. Met zijn platte pet op noemden we hem Guillaume en was hij onze Fransoos. Onderweg, wandelend langs de Kerstendijk, de straten van Rotterdam-Hordijkerveld waar hij ons leerde lopen en fietsen, zongen we chansons voor hem die hij in flarden fonetisch meezong. Als hij bang was op een bruggetje omdat de rolstoel over ribbeltjes moest, zong ik luidkeels Hand in Hand Kameraden voor hem, omdat Rotterdammers die Hendriks heten voor niets of niemand bang zijn, en als we dat wél zijn dan overschreeuwen we elkaar gewoon.

Mijn moeder gaf hem iedere dag fruit. Uit een bakje. Dat schilde ze ’s ochtends voor hem. Ze voerde hem aan de rand van het basketbalveldje aan het eind van de Appeldijk. Het fruit werd steeds zachter, naarmate het kauwen hem moeilijker afging. Stukjes appel werden peer, gevolgd door kiwi, pruim en pitloze druiven.

‘Pa heeft net een halve banaan op!’, liet mijn moeder verheugd weten alsof zijn leven daarmee met één dag was verlengd hetgeen in feite ook zo was.

Mijn vader was gek op het chanson, gek op Frankrijk, gek op de Franse familie van mijn moeder en bovenal was mijn vader gek op mijn moeder. Dat gevoel heeft Maxime Le Forestier vastgelegd in Raymonde, het negentiende lied van een CD die mijn vader ergens op een Frans marktje tegenkwam, het testament dat hij, Maxime Le Forestier, zonder het te weten, namens mijn vader voor mijn moeder schreef.

 

“Monde, monde, vaste monde,
Si tu t’appelais Raymonde,
Ça ferait peut-être plus intime, monde,
On t’appellerait par ton prénom.
Monde, monde, vaste monde,
Si tu t’appelais Raymonde,
Ça ferait peut-être une rime, monde,
Mais ça ferait pas une solution.”

 

Opgedragen aan Wim en Raymonde

 

 

 

 

 

 

 

 

-