Zondag 20 december 2015

 

“Me and Frankie laughin’and drinkin’
Nothing feels better than blood on blood”

– Highway Patrolman / Bruce Springsteen

 

Ik ben telkens in New York om mijn wedergeboorte te vieren. Dit keer beleef ik de stad door drie paar ogen. Die van van mijn dochters en die van Jeremy.

“Can you believe this guy?”

Frankie houdt zijn arm, zijn linker, niet meer van mijn schouders af.

We zitten in de B.B. King Blues Club & Grill op de 237 W 42nd Street in hartje New York. Van die avonden dat je voelt: dit zou wel eens een van de mooiste avonden uit mijn leven kunnen worden. Dit gebeurt alleen als de realiteit de droom rechts inhaalt.

Op de achtergrond zingt Lucille, de gitaar van B.B., de kou van onze rood aangelopen gezichten. Frank drinkt Budweiser bier. Uit de fles. Jeremy en ik Stella Artois, door onze vaste serveerder Stu fonetisch Stella Ertooiz genoemd. Uit de tap. Lucille huilt over een stormachtige maandag.

New York heeft ons bij de ballen. Het diende zich gisteravond al aan. In de hotelkamer, nog nagenietend van de voetzoolpijn na een overvolle dag wandelen, indrukken verwerkend, foto’s append aan de familie, ons opwarmend aan de in de hotellobby verkregen bekers thee, smullend van op de bedsprei opengerukte zakjes M&M’s (met amandel), kwamen ineens de tranen. Bij Fabienne. Tranen van de overweldiging.

New York is een wedergeboorte. Een stoomwals. Die geen genade kent. Billy Joel heeft gelijk. New York ís een state of mind.

“So you went to see the Radio City Christmas Spectacular, huh?….OK…I sort-a understand…”

Joan, de vrouw van Frankie, roert wat beteuterd in haar cocktail. Ik snap het. Het kerstfamiliespektakel dat wij vanmorgen bijwoonden in de monumentale Radio City Music Hall (1932) aan de Avenue of the Americas in hartje New York staat, voor de leek die MAFJE minder goed kent, haaks op de rootsmuziek artiesten die zojuist de revue passeerden. Name dropping, een ook op internationaal niveau beproefd spelletje: elkaars muziekkennis testen. Een beetje zoals twee honden aan elkaars kontgat snuffelen.

Fats Domino (the greatest of all, volgens Frank, in navolging van Lex). Allen Toussaint. Zachary Richard. Willy Deville. En Darlene Love, de hoofdartieste van vanavond.

“Yes you have to see this legenadary Christmas show, you know…”, zo probeerde ik het bezoek aan het mierzoete kerstspektakel wat recht te breien. Ik maakte van de gelegenheid gebruik om de Amerikaanse showbizz nog een extra veer in de reet te steken waar noch Joan noch Frankie, onze tafelgenoten, gevoelig voor bleken.

“In Dutch showbizz there’s always one dancer with a slight fat ass that’s always one step too late, you know. Who doesn’t quite fit. The female version of Chevy Chase. But this mornings Christmas Show was just perfect.”

Joan en Frank knikken, maar vooral om ons niet te beledigen. Vooral mijn punt over Amerikaans perfectionisme, waar ik doorgaans van smul, niet dat schouderophalende Europese halve werk, wordt door Frank niet geheel op waarde ingeschat. Hij gooit het over de politieke boeg.

“Fuck Trump, fuck Bush, fuck all these right wing fuck-ups.”

Frankie zal een jaar of zestig zijn. Een zestigjarige die zich goddank nog steeds druk maakt om de wereldpolitiek. Die, zoals miljoenen andere Amerikanen, en waarvan Bruce Springsteen dé exponent is, trots is op het vaderland, dat ook Frankie ziet als The Promised Land, maar zich tegelijk ten diepste schaamt voor het gevoerde politieke beleid.

“We visited Ground Zero this afternoon….”, ik wend mijn hoofd tot Jeremy, “Jer bestel jij effies wat bier jongen, wil je dat doen?”

Voor een seconde deel ik een blik met Jeremy. Deze zomer beleefden wij ons hoogtepunt op 1.917 meter hoogte van de Mont Ventoux. Deze middag deelden wij ons letterlijke dieptepunt toen wij in het zwarte gat van het herdenkingsmonument van Ground Zero staarden.

Acht jaar was-ie, Jeremy, op nine eleven. Waarschijnlijk ging hij die dag buiten voetballen met zijn vriendjes in Ommoord. Gisterochtend poseerde hij nog voor de ingang van de majestueuze Madison Square Garden. In zijn glimlach herkende ik het achtjarige jochie uit Rotterdam-Oost dat basketballen stiekem leuker vond dan voetbal.

“Stu! My man! Some more beers please!”

Na zijn bestelling excuseert Jeremy zich bij zijn tafelgenoten voor een snel toiletbezoek. Darlene Love kan ieder moment beginnen. Ik zie dat hij een verplichte stop moet brengen bij de tafel van Rob, een zeventiger uit Baltimore. Jeremy weet inmiddels alles van Rob (een organisator van popconcerten in Baltimore, die Ronnie Spector zonder gêne “the biggest bitch of showbusiness” noemde) met wie hij drie kwartier lang sprak buiten in de rij. Ik bestudeerde vooral Robs kleding. Zwarte broek. Zwarte regenjas. Knalrood colbertje. Zwart overhemd, bovenste knoopjes bijeengehouden door een joekel van een nep robijn. Hij loopt op felblauwe Nikes (met knalgele strepen). Ik ben verliefd op Amerika en op zijn bewoners. Allemaal.

New York trekt ons steeds dieper de trechter in.

“We love New York. Today we crossed the Brooklyn Bridge, just to have this great view on the skyline of Manhattan. I mean Rotterd….”

Fabienne spreekt met Joan als Jeremy zich met een nog grotere glimlach aan onze tafel meldt.

“Moest jij niet pissen Jer?”, vraag ik hem.

“Luister friend. Luister jongens!”. Bij groot nieuws zijn we allemaal jongens. Zelfs de meiden. “Volgens mijn vriend Rob doet het gerucht de ronde dat Bruce vanavond optreedt. Hier! Met Darlene Love!”

Jeremy is tweeëntwintig. En herboren.

“Yeah that’s what I heard”, vult Frank aan die blijkbaar geen vertaling nodig had bij deze explosie van opwinding van zijn nieuwe Nederlandse vrienden.

“Oh my God”, zegt Estelle, “mam, ik word misselijk.”

Alleen al het idee om de Messias te mógen zien, brengt al tranen in de ogen van Fabienne teweeg.

“We verdienen dit pap”, zo verklaart zij haar tranen op een nogal cryptische manier. Ze heeft al een hap van de poëzie genomen – ik proefde dit al bij haar Sinterklaasgedicht. Twee weken geleden.

Ik ban het idee van Bruce vanavond in deze bluesclub onmiddellijk uit mijn systeem, ook al weet ik dat hij zijn hand niet omdraait voor regelmatige optredens in dergelijke voor zijn doen bescheiden theaters.

Control-Alt-Delete. Hoppa. Weg ermee. Het kán niet. Het mág niet. Het zál niet.

Darlene, in 2011 samen met haar blanke alter ego Bette Midler opgenomen in de Rock and Roll Hall of Fame, is ondertussen alweer aan haar tweede set begonnen. In de Rolling Stone’s 100 Greatest Singers moest zij met een 84e positie genoegen nemen. Een mens vraagt zich af welke drieëntachtig zij vóór zich moest dulden. Misschien zou ik dit Frankie, bezitter van meer dan 55.000 LP’s, kunnen vragen.

Dezelfde Frankie met wie ik overigens prettig dronken aan het worden ben.

“You’re all ready for one more Bruce song now?”, vraagt Darlene het publiek.

We durven elkaar niet aan te kijken. Kan het? Mag het? Zal het?

Darlene begint met Night Closing In, geschreven door The Boss met een heerlijk zomerbriesachtige Under-The-Boardwalk-Motown schwung.

“Brúúúúúce!!”, gilt het publiek na afloop.

“Well that’s what you people yell, don’t you? Brúúúúce, which actually sounds like boe-oe-oe….you better be careful now!”

“Yeah baby!”, gilt een oversekserige rijpe Amerikaan ergens achter ons.

“Let’s hear it for the Boss Darlene!”, brult Frankie die me weer beetpakt en mijn rechterwang trakteert op een volwassen mannenzoen.

“Oh my God!”, schreeuwt Fabienne of Estelle.

 

Het gebeurt uiteindelijk niet. Natuurlijk niet.

Darlene Love verlaat het podium. De zaallichten gaan weer aan, maar we weigeren te ontwaken. Ook al bleef het gordijn achter het podium dicht, de droom blijft in stand.

“So what’s up for tomorrow guys?”, vraagt Joan die ondertussen hun e-mailadres op een papiertje schrijft.

“Tomorrow we’re going to Freehold New Jersey and Asbury Park New Jersey to find out all about Bruce’s roots.”

“You ain’t no fans, you’re fucking stalkers, come here you fool!”

Frank’s ogen zijn vochtig. Hij weigert me los te laten en da’s wel zo prettig. Natuurlijk beloven zij zo snel mogelijk naar Nederland te komen en natuurlijk zullen wij in april volgend jaar, mét Joan en Frank, het New Orleans Jazz Fest bijwonen. En passant ben ik fan van de ijshockeyeclub de New York Rangers geworden en uiteraard haat ik sinds vanavond de fucking New York Islanders (ik haat ook hun coach, stadion en clubkleuren). Frank heeft een eeuwige belofte gedaan om als Feyenoorder te sterven en het laat zich raden wat deze New Yorker sinds deze zondagavond 20 december van die ene voetbalvereniging uit de hoofdstad vindt.

Mijn hart maakt een nerveus sprongetje. We staan buiten. De gure wind blaast in ons gelaat. Het toeterende verkeer zoekt zich nog altijd hortend en stotend een weg. Een brandweerwagen met sirene loeit. Een travestiet houdt zich niet in bij het oversteken omdat niemand tegenspraak dult in the city that never sleeps. New York is een metaalshredder die gehakt van je maakt.

Morgen bestemming New Jersey, op zoek naar onze bron.

Verdomd. Ik ben herboren.

 

[Klik op de afbeelding voor een vergroting]

(Fotografie Fabienne – Jeremy – Marco)

Filmpje van Jeremy:

 

 

-