In aanloop naar de ontknoping van de vaderlandse competitie waarbij de kans groot is dat Feyenoord voor het eerst sinds 1999 het landskampioenschap binnenhaalt, zal ik een serie verhalen posten om de gestaag groeiende kampioenskoorts het hoofd te bieden.

 Lees hier deel 1, De Baard van Socrates

Lees hier deel 2, De Tattoo

Lees hier deel 3, Dat Shirt

 

“Trots is de van binnenuit komende,
dus directe hoogachting van zich zelf.”
– A. Schopenhauer

 

Het mag als bekend worden verondersteld dat DNA een afkorting is van Deoxyribonucleic Acid, in goed Nederlands Desoxyribonucleïnezuur. DNA is ingewikkelde materie, masturbatievoer voor biologen. Gaan we dus niet op in.

Normale stervelingen als wij kunnen leven met de wetenschap dat in ons DNA onze identiteit verankerd ligt en aangezien er een proces van replicatie van chromosomen aan ten grondslag ligt, spelen erfelijke factoren een rol. Zo vergiftigt de ene generatie de volgende en na verloop van tijd weet men niet beter.

Het DNA van een Rotterdammer laat zich omschrijven als trots, koppig, humoristisch, extreem nuchter (op voetballoze dagen), extreem fanatiek (op voetbaldagen), pijnlijk direct en bovenmatig chauvinistisch.

Regelmatig wordt ons een minderwaarheidscomplex verweten (het vermeende zij-zijn-groot-en-ik-is-klein syndroom van Calimero, het pechkuikentje dat nochtans sympathieker gevonden wordt dan een Guus Geluk, de irritante geluksvogel met hoofdstedelijke trekjes), maar niets is minder waar. Anders gezegd: alles is meer waar.

Sterker nog: wij Rotterdammers lijden eerder aan een meerwaardigheidscomplex, ingegeven door puur chauvinisme op stedelijk niveau (ter verduidelijking: een gemiddelde Feyenoordsupporter loopt niet erg warm voor Oranje. Ook al doet Koningin Maxima nog zo haar best zich als Feyenoordsupporter te profileren, ze wordt in eerste instantie toch gewoon als lekker wijf gezien die met een Ajaxsupporter is gehuwd).

Het bijvoegnaamwoord ‘mooiste’ heeft uiteraard geen enkele juridische waarde, maar past toch uitsluitend bij onze stad, stadion, shirt, legioen, club, clublied, clublogo, stadslogo, stadsbruggen, stadhuis, stadhuisplein, accent, humor, hef en haven.

Bovendien weet iedere Rotterdammert dat 010 niet zomaar een netnummer is.

Volgens Schopenhauer is trots de van binnenuit komende, dus directe, hoogachting van zichzelf. Juist déze trots wordt treffend verwoord door Lee Towers in zijn onvolprezen Mijn Feyenoord. Het is bekend: nie-iets is sterker dán dat ene woord
Dit ‘niets’ moet vooral letterlijk worden genomen: er is voor de Feyenoordsupporter werkelijk niets dat dit gevoel van trots overstijgt, ook al leert de geschiedenis ons dat sinds 1999 tal van ploegen wel degelijk sterker bleken.

De genetisch bepaalde trots is overigens niet te verwarren met zijn lelijke stiefbroertje arrogantie. Arrogantie stoelt op concreet aanwijsbare resultaten, trots leunt daarentegen op het onmeetbare gegeven gevoel. Daarmee gaat de subjectievere trots uiteindelijk dieper dan de objectievere arrogantie. Of om Lord Byron te citeren: de kleinen zijn slechts ijdel, de groten zijn trots.

In aansluiting kan je je afvragen in welke mate de populariteit van een club afneemt naarmate successen uitblijven? Bij Feyenoord lijkt het tegendeel de realiteit: hoe minder gewonnen wordt, hoe groter de cultstatus.

De Kuip wordt gezien als de tempel waar gezamenlijk lied en leef wordt gedeeld. Bemoeit u zich vooral niet met de discussie over het eventueel nieuw te verrijzen stadion. De laatste die ongeoorloofd tempels mocht afbreken was Jezus Christus zelve.

Belangrijk in deze analyse is de aantekening dat onze trots geheel los staat van de resultaten van onze club. Het is genoegzaam bekend: in 1999 werden we voor het laatst kampioen, in 2002 werd een laatste Europese beker gewonnen en als we om de zoveel jaar een KNVB-beker winnen worden we door de rest van Nederland schamper uitgelachen. (Een op zich vreemd gegeven: als in Engeland door egaal welke club een FA-cup wordt gewonnen, trekt voetbalminnend Nederland zich massaal af op een sfeerreportage van Sjoerd Mossou in het AD).

Onze trots is onschendbaar en acteert volstrekt autonoom en onafhankelijk van de bedrijfsresultaten. Zo werden per vandaag (woensdag 12 april 2017) alweer 25.000 seizoenskaarten voor komend seizoen verkocht. Zoals Voltaire zei: het verlies is slechts gering als men de eer behoudt.

Ondertussen zijn er nog vier wedstrijden finales te spelen, is de voorsprong van zeven punten geslonken tot één punt en buitelen de sportpsychologen, analisten, journalisten en cartoonisten (vaak van niet-Rotterdamse komaf) over elkaar heen om ‘het geval Feyenoord’ te analyseren of, liever nog, te ridiculiseren. Deze week viel verhoogde druk op de gulp van Matthijs van Nieuwkerk waar te nemen toen hij met Michel van Egmond aandacht besteedde aan de tragikomische terugval van Feyenoord. De satanische grijns op het gelaat van Matthijs kan niemand zijn ontgaan.

De ene week worden we met de ogen dicht kampioen (Heerenveen-Feyenoord 1-2), dan wordt het nog spannend (Ajax-Feyenoord  2-1), dan is er eigenlijk geen vuiltje aan de lucht (Feyenoord – Go Ahead Eagles 8-0) om de week af te sluiten met het gegeven dat Feyenoord niet meer te redden is (PEC Zwolle – Feyenoord 2-2).

Het is voor niet-Feyenoorders een godsonmogelijks opdracht om Feyenoord als entiteit te duiden. Het is sportief, historisch, psychologisch, demografisch noch geografisch nauwelijks te verklaren hoe het kan dat Feyenoord er jaar in jaar uit in slaagt om géén kampioen van Nederland te worden.

Waar maakten wij ons drie weken geleden met zo’n riante voorsprong druk om, zo vroeg onder anderen Feyenoordwatcher Mikos Gouka van het AD zich af. De vraag stellen is het antwoord geven: hij moet zich nóg meer in het DNA van de club verdiepen.

Het is te eenvoudig om ons fatalisme te wijten aan de factor pech, al moet hier aangetekend worden dat we nou ook niet echt geboren zijn voor het geluk. In de beslissende fase van de competitie wordt de selectie geteisterd door blessures (Karsdorp, Jørgensen, Kongolo), zijn enige sterkhouders ernstig uit vorm (El Ahmadi, Jones, Kuijt) en ervaren we vertrouwde Zeister tegenwind (dubieuze schorsing Vilhena in vergelijking met soortgelijke vergrijpen).

Maar, het zij herhaald, die verklaring is te simpel. Het antwoord van ons noodlot ligt uiteindelijk niet in Amsterdam, niet in Eindhoven, niet in Zeist maar ligt in ons DNA: onze trots.

Onze trots-gen vormt onze oerkracht en is tegelijk onze eeuwige valkuil.

Onze loyale clubliefde maakt ons blind voor de broodnodige over-mijn-lijk realiteit van vandaag de dag die draait om geld, macht, winst, expansie, omzetcijfers en hoofdprijzen. In dat licht bezien is het razend knap dat wij, gezien ons beperkte budget, al 30 wedstrijden soeverein bovenaan staan. (Ter verduidelijking: de Braziliaanse aankoop David Neres van Ajax is evenveel waard als onze basis-11 bij elkaar opgeteld).

Wij Feyenoorders zijn door de jaren heen immuun geworden voor winst, verlies, eer, teleurstelling, hoop, pijn, schaamte, vertrouwen, vrees, euforie, geloof, bijgeloof, geduld, medelijden, twijfel en verdriet.

Fan zijn van Feyenoord is een spelletje levenslang Mens-Erger-Je-Niet.

Ons DNA? Do Not Annoy!

 

…nog vier maar vier potjes winnen…

 

https://youtu.be/wd-fcZhxh_c

 

Lees hier deel 5: Het Natte Washandje

 

 

-