Feyenoord heeft zondag 14 mei 2017 historie geschreven door voor het eerst sinds 1999 het landskampioenschap binnen te halen. Om de gestaag groeiende kampioenskoorts het hoofd te bieden, schreef ik een serie verhalen onder de noemer Kampioenskoorts.

Dit is het afsluitende deel 10: mijn ontmoeting met Willem van Hanegem, vier dagen na het behalen van het kampioenschap.

Lees hier deel 1, De Baard van Socrates
Lees hier deel 2, De Tattoo
Lees hier deel 3, Dat Shirt
Lees hier deel 4, Ons DNA
Lees hier deel 5, Het Natte Washandje
Lees hier deel 6, Dagboek Lieve Willem
Lees hier deel 7, Kromme Hoop
Lees hier deel 8, Het Sprookje van Prinses Roos
Lees hier deel 9, Hard Hongerig en In Leven

 

Wat zei u? U vond het leven van Dirk Kuyt net een jongensboek?

 

Het leven is uiteindelijk terug te brengen tot een aaneenschakeling van dialogen en voor een schizofreen als ik, die constant in gesprek is met zichzelf, de ondernemer en de schrijver die elkaar constant de tent uit vechten, is iedere monoloog per definitie een dialoog.

Gebeurtenissen die tussen de dialogen door plaatsvinden zijn niets meer dan onbeduidende toevalligheden die door Hem van bovenaf gecoördineerd worden.

Neem nou mijn gesprek met Frank Vijg van maandag 8 mei om 18:44u:

‘…hallo met Marco…’

‘Hi Marco, met Frank!’

‘Hoi Frank! Hoe is-tie?’

‘Alles goed. Zeg luister eens, naar aanleiding van jouw verhaal Kromme Hoop bel ik jou… Zou jij het leuk vinden om Willem van Hanegem volgende week te ontmoeten?’

‘…’

‘Hallo?’

‘Frank, is de Paus katholiek?’

Daarna meldde ik me met een spierwit gelaat in de woonkamer bij Anita die al 26 jaar voorbereid is op de dag dat ik zal bezwijken aan het overgewicht van het hooi op mijn aan metaalmoeheid lijdende vork.

‘Mijn hemel Mar! Wat is er?’

‘Dat was Frank….Frank Vijg….ik ga volgende week Willem ontmoeten….de Kromme….Willem van Hanegem!’

 

Frank had me uitgenodigd om donderdag 18 mei om acht uur een ontbijtafspraak bij te wonen bij Orange Motors (het voormalige Eef en Huub) van Mister Feyenoord Jacques van Gorp.

Die donderdag de 18e mei werd ik om 4:20u, badend in het zweet, wakker.

Mijn onrustige nachtrust zou op zich te verklaren zijn op grond van mijn alcoholconsumptie de voorgaande dagen. Ik had me tijdens de kampioensdagen grof misdragen en kon me eigenlijk alleen nog herinneren dat ik 48 uur nagenoeg aaneen dronken was geweest. Zelfs een duik in de Hofpleinfontein werkte niet ontnuchterend. Aansluitend had ik de dinsdag na de huldiging van Feyenoord het Fund Raising Dinner in het toprestaurant van François Geurds bijgewoond met onze Alpe d’HuZes ploeg. Ik deed die nacht om 2:45u het licht uit bij François: de Stichting Alpe d’HuZes was €70.000,00 en ik enkele liters bier, gin, witte en rode wijn rijker.

De pagina’s van het jongensboek van de ondernemende schrijver vulden zich de laatste weken veel te snel. De factor tijdsnood lag als een valse kat op de loer.

Op 30 april 2017 reed ik tijdens de Tour de Jordex nog mijn jeugdheld Johan van der Velde terug naar de kopgroep. Gisteren sprak ik nog uitvoerig met François Geurds, overmorgen zou ik met Erik Breukink meedoen aan de Gentleman’s Koppelkoers bij de Ronde van Katendrecht en over enkele uren zou ik een poging doen zo nonchalant mogelijk een bak koffie te drinken met de Grootste Voetballer Allertijden.

De schrijver met de gespleten persoonlijkheid van zijn eigen jongensboek zou zomaar van namedropping beschuldigd kunnen worden.

Toen hij die donderdag de 18e mei om 4:20u badend in het zweet wakker werd, ging hij direct in gesprek met zichzelf. Om de namedrop aantijging hoe dan ook vóór te zijn, had hij zich voorgenomen alle prominenten een andere naam te geven. Hij besloot François Geurds Ton de Geer te noemen. Frank Vijg werd Dick Eenhoorn. Johan van der Velde Bob van den Heuvel. Erik Breukink werd Henk de Jager en tenslotte zou hij Willem van Hanegem Robert Veenhuizen noemen.

Het werkte natuurlijk voor geen meter.

Want het lot had nu eenmaal bepaald dat hij de laatste tijd geen dialogen had gevoerd met Ton de Geer, Dick Eenhoorn, Bob van den Heuvel, Henk de Jager of Robert Veenhuizen, maar dus écht met François Geurds, Frank Vijg, Johan van der Velde, Erik Breukink en last but not least Willem van Hanegem.

In gesprek met mezelf ging ik diezelfde nacht de namen af van mijn all time favourite Top 5. Mijn eregalerij.

‘Wie is je top 5?’, vroeg ik mezelf.

‘Bob Dylan, Bruce Springsteen, Jean-Paul Sartre, Joop Zoetemelk, Willem van Hanegem… in willekeurige volgorde’, antwoordde ik mezelf een tikkie humeurig omdat ik een hekel heb aan vragen naar de bekende weg (en al helemaal als ik die vragen zelf stel).

 

‘IK GA WILLEM VAN HANEGEM ZO METEEN ONTMOETEN DUS ZIT NIET ZO TE ZEIKEN OVER DAT KUTHONDJE VAN JE!’, had ik, stijf van de spanning, moeten schreeuwen in de oren van onze bleke buurvrouw van de tweede die die donderdag de 18e mei om 7:34u met mij de lift deelde, gewoon omdat ik meende dat zij recht had op wat relativering. Die uitkaffertijd was me echter niet gegund omdat de lift van ons appartementencomplex de snelheid van een Noord-Koreaanse kruisraket heeft.

Een half uur later schudde ik de handen van enkele Rotterdamse ondernemers die uitgenodigd waren voor dit ontbijt. Willem was er nog niet.

Voor een moment had ik geen idee in welke hoedanigheid ik nu hier aanwezig was. Schrijver of ondernemer? Of allebei? Sloot het een het andere uit of vulde de een de ander juist aan?

‘Wat? Jij een metaalhandelaar? Ik dacht dat jij een betaald schrijver was. Man ik ken schroothandelaren die nog geen kerstkaart kunnen schrijven’, zo had een fietsvriend het jongstleden verwoord.

Over dialogen gesproken.

 

‘Koffie Marco?’, vroeg Dick Eenhoorn die luistert naar de naam Frank Vijg.

‘Graag Dick’.

De foutieve naam slikte ik nét op tijd in.

Op hetzelfde moment kwam Willem van Hanegem glimlachend binnen. Er viel onmiddellijk een sluier van stilte over de aanwezigen in de bloedhete kamer. Het is het natuurlijke gezag dat iedere icoon toekomt als hij eender welke ruimte betreedt.

Dit heet respect, in hoofdletters geschreven, niet te verwarren met de nieuwerwetse variant die te pas en te onpas gebezigd door de jonge mens die zich per scooter verplaatst door de wijken van de stad en die zijn leeftijdsgenoten begroet met een gecompliceerde serie aan rituele handgebaren (vuist, boks, handje op het hart, tikkie op het hoofd, rukje aan elkaars oorlel).

RESPECT dus.

Willem ging dezelfde rij handen af. Feyenoorders onder elkaar. Jongens onder elkaar. ‘Ik had altijd een poster van jou op mijn kamer hangen Willem’, sprak iemand die een jaloersmakende baard droeg. Vanaf het moment dat Willem de kamer binnenkwam, was de baarddragende man weer die jongen van een jaar of 14 die Feyenoord de UEFA cup tegen de Spurs had zien winnen. Hij schoot een vrije trap die Lex Schoenmaker had willen nemen magistraal binnen. Ik was toen vier. Mijn vader brulde het behang van de muren.

Ik smolt.

Onze club was vier dagen geleden na achttien jaar weer kampioen geworden. We vierden de bevrijding deze ochtend met een kopje thee, een broodje zalm en een gekookt eitje.

Gastheer Jacques, gekleed in een fraai rood-wit colbertje, verwelkomde Willem met een innige omhelzing.

‘Willem, dit is nou de Spookrijdert!’, stelde Frank mij voor.

Ik voelde me een schooljongen die de prijs had gewonnen voor het beste opstel. Frank was de meester, Willem de schooldirecteur. Met mijn opstel had ik Willem, midweeks tussen de twee cruciale wedstrijden tegen Excelsior en Heracles in, dus Hoop gegeven. Kromme Hoop.

Ik schudde de hand van Willem van Hanegem. Het was een surrealistische ervaring die juist om díe reden perfect paste in het jongensboek.

Wim Ruska meets Roel van Velzen. Dat idee.

(Op donderdag 18 mei 2017 vond om 8:12u een allereerste dialoog plaats tussen een vertegenwoordiger uit mijn Top 5 Allertijden en de schrijver van zijn eigen jongensboek):

‘Mijnheer van Hanegem, het is mij een eer.’

‘Oh is dit nou die Spookrijdert? Ik schrok me te pletter vanochtend Frank!’

Ik voelde een van de hoofdaders in mijn hals kloppen. Mijn rechterslaap klopte in gelijke tred. Wat was er in godshemelsnaam vanochtend gebeurd?

Frank lachte:

‘Ik belde Willem vanmorgen vroeg op en zei hem dat de Spookrijder ook aanwezig zou zijn bij het ontbijt. Willem verstond alleen iets van een Spookrijder. Dus die zegt tegen me: “Een Spookrijdert? hoe kan dat nou? Ik sta verdimme vast in de file hahaha!”’

 

Tijdens een wat onwennige voorstelronde kon iedereen zijn aanwezigheid duiden. Ik introduceerde mijzelf te lang (ondernemer, schrijver, fietser, Alpe d’HuZesser, Feyenoordfan, gejaagde alleswiller, schizofreen in constant gesprek met zijn diverse alter ego’s) en kreeg de lachers op mijn hand toen ik Mijnheer van Hanegem één rang boven de Paus plaatste. Voor een moment vreesde ik mijn hand te overspelen toen ik zei dat ik deze ontmoeting als een audiëntie ervoer. Maar het was niet gelogen, noch overdreven.

Willem van Hanegem had moeten lachen.

(Op donderdag 18 mei 2017 had om 8:34u een vertegenwoordiger uit zijn Top 5 Allertijden gelachen om een grapje van de schrijver van zijn eigen jongensboek.)

Ik heb, gezeten achter de rug van twee ondernemers, perfect zicht op hem. Hij niet op mij. Het is dus eigenlijk de setting zoals ik hem op TV zie: de waarneming is eenzijdig.

Er worden voetbalvragen op Willem van Hanegem afgevuurd.

Het Grote Genieten is begonnen. De ene na de andere anekdote rolt van zijn lippen. Ik schrijf als een bezetene mee. Pagina voor pagina. Het toen is in strijd met het nu. Ik wilde als achtjarige Adidas Van Hanegem voetbalschoenen maar die kreeg ik niet. Niet goed voor mijn enkels, heette het.

Een zijns inziens overbodige vraag (“Willem, gun je Ajax de Europa League?”) wordt beantwoord met omhooggetrokken wenkbrauwen. Dat is het eerste dat mij opvalt: Willem heeft een hekel aan overbodigheid.

Hij is wars van dweperij en lijkt overgevoelig voor originaliteit. Ik kan niet geloven dat Willem het voordeel ziet van het compromis. Polderen is geen Rotterdamse hobby.

Hij is zo authentiek als een onverwoestbaar meubelstuk.

Hij glimlacht (“die Michiel Kramert is gewoon een basketballert”), relativeert (“zo’n goede selectie heeft Feyenoord nou ook weer niet”), analyseert (“Maradonna was het beste met drie tegenstanders dicht om hem heen”), grapt (“omdat heel mijn familie over wilde komen, had ik na dat ene jaar voetballen in Chicago welgeteld 1.932 gulden over”), moppert (“Hilversum is compleet Ajax-minded, gênant gewoon”), zwijgt (“wat vind je van de zonnebril van Bilal?”) en ontroert.

Ontroert. Dat vooral.

“Het mooiste van het kampioenschap? Dat je op het veld mág staan en al die mensen om je heen ziet. En hoort. Wat hebben Feyenoordfans moeten lijden. Achttien jaar lang. Onmenselijk gewoon. En dan die ontlading. Die passie. De liefde voor Feyenoord vind je alleen bij Boca Juniors, Napoli en Celtic.’

Hij zwijgt hier. Zoals hij ook zweeg in de microfoon van Hansie Hansie, enkele ogenblikken na het laatste fluitsignaal en de titel definitief binnen was.

Ik dacht aan óns moment van ontlading. Voor het eerst in mijn leven had ik huilend een polonaise gelopen en luidkeels ons volkslied Hand in Hand Kameraden gezongen. De eerste strofe ging nog, maar vanaf dan is alles wat je hoort” was er geen houden meer aan.

Willem kan strelen met zijn ogen zoals hij vroeger met zijn buitenkantje links de bal aaide. Maar een moment later kan hij iemand met één oogopslag terechtwijzen zoals hij een medespeler ooit met één handgebaar wist te corrigeren.

Hij is vanuit mijn jeugd mijn heden ingetreden. Er wordt gezegd dat je je helden niet moet ontmoeten. Dat ze onbereikbaar zijn door de hoogte van het voetstuk dat je eigenhandig en bewust creëerde. Hij stelt echter niet teleur. In tegendeel.

Willem had krullen. Die wilde ik ook. Maar ik had onsamenhangend peenhaar. En sproetjes. Niets aan mij appelleerde aan het rebellenimago van Willem van Hanegem.

Hij is nog altijd verliefd op de bal. Op het gras. We hangen aan zijn lippen. Hij snapt de huidige tijd niet meer. Hij maakt zich zorgen om de ijdeltuiterij van de spelers. Dat beeld herken ik. Toen ik met mijn vader deze winter een training van Feyenoord bezocht, merkte ik dat ik de afslag naar de tegenwoordige tijd had gemist toen ik het malle wapperende wintermutsje van Rick Karsdorp niet langer kon plaatsen.

‘Ook zoiets’, zegt hij zuchtend, ‘zo’n klote pass krijgen waar je van je levensdagen niet bij kan en dan zo’n klote pass gaan belonen met een duimpie…’

Willem van Hanegem verstaat zelfs de kunst in zijn lichaamstaal genadeloos te zijn.

Na afloop van het ontbijt gaan we samen op de foto in de showroom van Orange Motors. Daarna glimlachen we enkele ogenblikken naar elkaar. Het voelt allemaal vertrouwd, omdat we de overbodigheid en overschatting van woorden erkennen.

Willem is een Grand Cru die geen krans behoeft.

(Op donderdag 18 mei 2017 vindt om 10:28u voor het eerst een woordenloze dialoog plaats tussen een vertegenwoordiger uit zijn Top 5 Allertijden en de schrijver van zijn eigen jongensboek.)

Willem verwacht wellicht een luchtige anekdote mijnerzijds maar die éne prangende voetbaltechnische vraag (“Mijnheer van Hanegem, vindt u ook niet dat het spel van Zénadine Zidane belachelijk veel overeenkomsten vertoonde met uw spel?”) houd ik voor me. Laat staan de 101 overige vragen die op mijn lippen branden. Ik wil hem graag bedanken voor alles wat hij in ons leven heeft betekend, maar moet mij tegelijkertijd behoeden voor theatrale verering, want 10 tegen 1 dat Willem daar een broertje dood aan heeft.

Was ik Willems broer maar.

‘Mijn vader heet ook Willem’, zeg ik plompverloren terwijl ik mijn tranen moet bedwingen op het moment dat ik mezelf hardop de naam van mijn vader en van mijn voetbalheld hoor uitspreken, ‘hij was de jeugdvriend van Frans van der Heijde, de schoonvader van Frank. Mijn vader was eh…is een enorme fan van u.’

‘Doet Willem dan de groetjes maar’, lacht Willem vriendelijk.

‘Doe ik. Namens mijn hele familie oprecht dank voor alles. Het was mij een enorme eer.’

‘Bedankt,’ grijnst hij verlegen, ‘en de eer was wederzijds.’

(Op donderdag 18 mei 2017 sloot om 10:27u een vertegenwoordiger uit zijn Top 5 Allertijden een laatste dialoog af door zijn respect uit te spreken voor de sprakeloze schrijver van zijn eigen jongensboek.)

Pas in de auto komen alle kampioenschapsemoties in al haar schakeringen en onderliggende kleurenscala’s volledig tot wasdom.

Door de speakers klinkt The Grass is Greener. Vanzelfsprekend is het de genadeloosheid van de vrouw die, in de gedaante van Brenda Lee, de trekker overhaalt en alle dialogen met mijzelf doet verstommen.

 

 

Een kwartier later laat ik mijn vader het boek WILLEM, DE VOETBALLER zien.

‘Ik heb hem net mogen ontmoeten pa. Hier. Kijk maar.’

Ik laat hem de foto van mijnheer van Hanegem en mezelf zien op mijn iPhone. Ik vergroot de foto met duim en wijsvinger. Hij werd een twintigtal minuten geleden genomen, in het pre-Brenda Lee tijdperk, toen ik nog houvast had.

Met de tranen in zijn ogen sluit mijn vader het boek WILLEM, DE VOETBALLER en ik mijn jongensboek, getiteld KAMPIOENSKOORTS.

 

 

 

Dank aan Jacques van Gorp, Frank Vijg en Willem van Hanegem.

 

 

-