‘Ik kan het gewoon niet geloven.’

Mark is een volwassen man op een racefiets. Hij draagt een oranje koersshirt en een modieus baardje dat hem het uiterlijk geeft van een Italiaanse profvoetballer aan het eind van zijn carrière. Buffon, daar lijkt hij op. Naast de exterieure zorg voor zichzelf, verzorgt hij het interieur van en voor firma’s. Dat laatste beroepsmatig.

‘Ik fietste net achter Joop.’

In deze vijf woorden proefde ik levensgeluk. Daar kon geen zakelijk succes tegenover staan, al mocht Mark de Trêveszaal van een nieuw ameublement voorzien.

Joop had die middag op veler verzoek zijn gele trui aangedaan. Hij leek zich haast te verontschuldigen toen hij zich in het geel meldde op het middenterrein van het hotel. De eerste kilometers reed hij op kop. Niemand haalde hem in. Respect voor het geel. We waren misdienaars die hun plaats wisten tijdens de Hoogmis. Joop was de zwijgende priester die ons voor ging door met zijn pedalen het goede woord te prediken.

We fietsten door de adembenemende natuurpracht van de Gorges de la Nesque en Mark had zojuist in de slagschaduw van Joop Zoetemelk gefietst. Het had zijn wereld veranderd. Zijn horizon was niet verbreed, eerder verlegd.

Mannen als Mark weten hoe de hazen lopen.

Zij leiden hun bedrijf tegen wil en dank, kennen het eiland Ibiza beter dan Schouwen-Duiveland, drukken snor noch baard, doen op kantoor -en in de kroeg- het licht uit, plegen roofbouw op hun lichaam, zijn overal haantje de voorste behalve op de racefiets als een geel geklede Joop de dans leidt. Dan is het een kwestie van aanklampen, van niet opgeven, van het genieten van het granieten zwart, de achterkant van je ogen en de insecten in je opengesperde mond.

Mannen als Mark trekken me onbewust hun jeugdjaren in.

En worden we één.

‘Als mijn vader dit weet. Dat ik nu áchter Joop fiets. Dé Joop… ik kan het gewoon niet geloven…’

We daalden behouden en Mark keek dromerig. Hij voorzag zijn glazige blik van een gelukzalige glimlach die ooit een desastreuze werking zal hebben gehad op menig meisjeshart toen de carrière van Buffon nog handen en voeten moest krijgen en Mark zijn eerste danspasjes zette op de dansvloer. KC & the Sunshine Band heette de muzikale omlijsting van zijn eerste tongzoen.

Diezelfde ogen zijn vandaag de dag een instrument geworden om klanten te verleiden vooral te kiezen voor een product uit zijn schappen.

De tijd leek stil te staan in de Gorges de la Nesque. Een roofvogel bespiedde ons terwijl hij trage rondjes boven het bescheiden pelotonnetje trok. Iemand snoot zijn neus. Het was zo’n dag die er alles aan deed om de allerbeste te zijn. Zo’n dag die slechts op één manier geëindigd kon worden: ernstig dronken.

‘Joop staat gelijk aan Willem’, had Mark gezegd, ‘is toch zo ouwe Spookrijdert?’

In alles klopte de vergelijking.

Uiteindelijk gaven sporticonen als Joop en Willem onze vaders de instrumenten om de opvoeding van hun zonen richting, inhoud en duiding te geven. Om die reden zijn wij op de racefiets, bevrijd van alle vooroordelen, elkaars gelijken.

Al mijn fietsvrienden zijn elkaars tweelingbroers.

Tijdens de fietstocht door de Gorges de la Nesque klopte het verleden onbeschaamd op de deur van het heden. En zag ik Mark in een regenpak van school naar huis fietsen. De door zijn moeder gekafte boeken staken half doorweekt uit zijn pukkel waarop buttons van Deep Purple prijken. Highway Star is zijn favoriete lied. Als hij het te hard afspeelt, moet ie zachter van zijn moeder. Die middag had Mark zijn boterhammen met smeerworst weggegooid omdat hij de verleiding van de roze koeken van de schoolkantine niet kon weerstaan.

We stopten bij een markant uitzichtpunt waar tal van wielertoeristen om Joop dromden. Mensen stootten elkaar aan en fluisterden Joops naam. Hij gunde iedereen een brede glimlach en een foto inclusief een rij imposante tanden en dito tandvlees. Willen we écht wereldvrede realiseren, dan moet iedere gezaghebbende politicus ooit één keer met Joop hebben gefietst. Daarna zal alles even natuurlijk verlopen, zoals een foxtrot met je moeder.

De rest van de fietstocht was ik deelgenoot van de jeugdjaren van Mark. De lucht rook naar vers gemaaid gras en rozenbottels. We gingen samen knikkeren, dronken limonade bij onze moeders en wisselden voetbalplaatjes uit op de rand van zijn bed. Ik was jaloers op zijn poster van Willem, hij op de mijne van Joop.

Anno 2018 steken wilde grijze haren uit onze baarden en maken we ons zorgen om zaken waar onze vaders zich ooit zorgen om maakten.

Ik volgde de blik van Mark die over de abrikoosgekleurde horizon van de Vaucluse gleed:

‘Ik kan het gewoon niet geloven. Ik fietste net achter Joop…’

 

Filmmontage Arjan Smilde

 

 

-