“And I just, and I just, have to sing
Sing my hymns to the silence”
– Van Morrison (Hymns to the Silence)

 

‘Joop, ik moet pissen.’

Het waren niet de eerste, wel een van de weinige woorden die Joop en ik wisselden tijdens onze gezamenlijke beklimming van de Mont Ventoux.

‘Er komt geen eind aan dat kut bos’, zei Joop nog een klein half uur geleden. Hij kan ook kloten bos hebben gezegd, maar in mijn Freudiaanse beleving zei hij kut.

‘Het bos duurt nog  een kilometertje of zes Joop’, had ik gezegd.

‘Kan niet’, had Joop geantwoord waarna ik verbaasd naar een hevig zwetende Arjan keek. Arjan is meer van de cijfertjes dan ik en bovendien durfde ik Joop niet tegen te spreken.

‘Klopt Marco’, zei Arjan.

Joop had niet gereageerd, ik evenmin. Tijdens het begin van de beklimming vanuit Bédoin kon ik nog amper geloven dat ik, gediplomeerd boerenlul uit Rotterdam-Zuid, híer en nu, zaterdagochtend 22 september 2018, daadwerkelijk aan de zijde van mijn fietsheld Joop, dé Joop, fietste.

En nu moest ik pissen.

‘Ik rijd door’, had Joop geantwoord, ‘ik zie jou zo wel weer. Je bent sterk genoeg.’

Dit compliment sterkte mij om vlak voor Chalet Reynard van mijn fiets te stappen. Ik perste de urine uit mijn geslachtsdeel. Iedere seconde was er eentje en Joop reed serieus hard door. Het viel Joop natuurlijk niet kwalijk te nemen dat hij door wilde rijden. Op doorrijden was zijn hele imposante carrière gebouwd en de Tour wacht op Niemand.

Joop is de Tour.

Ik ben Niemand.

Ik plaste nog altijd. Er kwam geen einde aan. Joop en Arjan waren puntjes in de verte geworden. Mijn plas was wit. Na de laatste druppels kneep ik zo hard af dat het even zwart voor mijn ogen werd. Ik klikte mijn voeten vast en trok vol door naar Joop en Arjan.

Zwaar hijgend bereikte ik de stoïcijns doortrappende Joop. Zijn rug was kromgetrokken. Hij dronk amper. Hij zweeg. Ik durfde niet op mijn Garmin te kijken. Ergens binnenin mijn schedel was mijn tong onderweg van mijn huig richting de achterkant van mijn oogbollen. Ik kreeg er geen woord uit. Mijn hart en longen deden mijn borstbeen kraken. Mijn mond smaakte naar metaal.

We passeerden het restaurant Chalet Reynard.

Arjan, Joop en ik gingen op de pedalen staan. Om deze bevrijding te vieren wilde mijn reet het volkslied zingen, maar Wilhelmus was amper van Duitsen bloed of we gingen alweer zitten. We fietsten gestaag voorbij de vrachtwagen van Lars en Norbert.

‘Hey Joop! Arjan! Mar! Klasse mannen!’, schreeuwden ze.

We zwaaiden.

‘Joop wil je stoppen? Banaantje? Repie? Wat drinken.’

‘Banaantje? Is alleen maar gewicht. We gaan door’, had Joop tot mijn spijt geantwoord. De Tour wachtte nog altijd op Niemand.

We vervolgden zwijgend onze weg richting de top van de Ventoux. Er was veel meer wind dan een paar dagen geleden toen ik de Ventoux drie keer had beklommen. Sinds die dag mag Niemand zich Malloot van de Ventoux noemen.

Ik hield Joop uit de wind. Ik voelde overal in mijn lichaam een lome zeurderige pijn. Joop fietste met zijn hoofd omlaag en zijn blik omhoog. Zijn ogen stonden in de vraagstand – deze blik kende ik van de ontelbare foto’s die ik van een zwoegende Joop had aanschouwd. Als jongetje, als puber, als volwassen Niemand:

Wat doen we hier?

Waarom zijn we hier?

Vragen waar menig filosoof zijn hoofd over brak. Huwelijken leden er schipbreuk op. Een berg beklimmen is de facto niets anders dan het zich distantiëren van levensvragen. Je fietst naar het zwartste puntje van de pijn. Uiteindelijk zijn wij wielrenners niets anders dan een mond vol tanden die om vergeving smeken.

Om de paar bochten stonden mechanicien Gutz en Joops vrouw Dany ons op te wachten. Duimen gingen omhoog. Dany riep Bravo! Zij was nog nooit eerder op de Ventoux geweest. Haar Joop, onze Joop, de Joop, leed in zwijgzame stilte.

‘Lekker Joop. Klasbak’, zei Gutz die foto’s van ons maakte. Gutz’ bulderlach horen en het leven is voor een dag ontdaan van al zijn treurigheid.

Arjan cirkelde als een bij om ons heen. Hij filmde ons, fotografeerde ons, liet zich zakken, zette weer aan, dook op achter een boom, filmde vanachter een horde schapen, vereeuwigde ons in de rauwe kale eenzaamheid. Het was Arjans volmaakte opofferingsgezindheid die mij ontroerde.

Ik ging uit de pedalen. Joop zweeg achter mij.

‘Je moet er niet over klagen, je moet er over rijden’, had Joop gisteravond tijdens de Avondetappe nog gezegd. Uit zijn mond klonk het allemaal even logisch als relativerend.

Ik wou dat ik Joop Zoetemelk was.

Nog een kilometer.

We passeren het monument van Tommy Simpson. Geen idee of Joop nog met hem heeft gekoerst. Hebben we het erover gehad tijdens de Avondetappe? Het besef van tijd is weg. Gisteren vond in het Pleistoceen plaats. Ik herinner me slechts de juichende armen van Joop toen ik hem had aangekondigd. Iedereen stond. Een ovationeel applaus viel hem ten deel. De man met het zilvergrijze haar veerde op. Ik zag de wondermooie ogen van Kevin. De vrienden van Nico. Mark ging terug naar zijn jeugd. Denise en Yolandse applaudisseerden vanachter de coulissen. De man waar geen kwaad in zat werd omhelst door zijn maatje Gutz die met een bulderlach foto’s maakte. De Gekke Brabander stond op voor een waardig applaus. Maarten, onze fietsheld met de ogen van een ree, stond aan zijn zijde. Verdomme Kees fluisterde “dank dat ik hierbij mag zijn” in mijn oor. Het kutkeffertje draaide rondjes 31-blank buiten de omheining van het hotel. Joop lachte. Arjan filmde.

De Joop was, is en blijft de grootste.

Nog één bocht. Links de vuurtoren. Rechts de vallei. De wind gaat als een bezetene te keer. Het is een drukte van belang op de top. Er zijn twee fietsevenementen gaande – eentje van de CliniClowns en eentje van Sport for Others. Het is een wirwar van vermoeide en bezweten sporters die geen oog hebben voor Joop die nu vóór Arjan en mij fietst. Wij zijn de dienaren van Koning Joop.

Pal voor ons staat Gutz, onverstoorbaar en imposant als een sfinx:

‘MENSEN UIT DE WEG VOOR JOOP! DE JOOP KOMT ER AAN! RUIM BAAN VOOR JOOP!’

Hij maakt foto’s. Naast hem staat een ontroerde Dany Zoetemelk. Ze klapt haar handen stuk voor haar onverslijtbare echtgenoot. Een speaker van de CliniClowns of Sport for Others pikt de aankondiging van Gutz op:

‘DAMES EN HEREN IS HET ECHT WAAR? IS HET JOOP DIE WE DAAR ZIEN? IS HIJ HET ECHT? DAMES HEREN….. HIJ ÍS HET! ONZE NATIONALE HELD JOOP ZOE-TE-MELK!’

De mensenbrij gaat als vanzelf uiteen. Zo moet Mozes ooit voor de Rode Zee hebben gestaan. Ik voel het kippenvel op mijn armen, mijn rug, mijn reet, mijn dijen, mijn konen, mijn nek.

Heel mijn leven is het waard geweest om dit mee te mogen maken.

Het overkomt me zelden of nooit, maar ik ben dit moment nu gewáár. Niet achteraf genieten met een fotoalbum op schoot, maar nú. Het verleden is niet te vertrouwen – het wordt bepaald door ons selectieve geheugen. De toekomst heeft nooit bestaan. Vraag maar aan Tommy Simpson. Het nú voel ik nú, omdat de herinnering aan nu nu al vastligt. Alsof je vooruit in de toekomst kan terugkijken op het nu.

Dat is het: ik fiets als een voortschrijdende Spookrijder in de teletijdmachine van Professor Barabas.

Gutz baant een weg vrij onder het beroemde met stickers beplakte bord van de Mont Ventoux. Dit moment móet worden vastgelegd.

‘Arjan’, schreeuw ik, ‘Arjan! Foto! Kom op! Met Joop!’

Fietsers slingeren stapvoets links en rechts om ons heen. Iedereen wil een fotomomentje onder het bord. Maar Arjan reageert niet. Hij staat gebogen over zijn stuur. Zit ie aan zijn boordcameraatje te pielen? Ik raak geïrriteerd.

‘ARJAN! KOM OP NOU!’

‘Ik heb het koud’, stamelt Joop naast me, ‘ik ga’. Ik houd hem nog eventjes vast want Arjan móet met ons op de foto.

Dan verschijnt Arjan met rood doorlopen ogen. Zijn wangen zijn nat van de tranen.

‘In 2011 heb ik drie keer de Ventoux beklommen. Ik belde mijn moeder toen ik voor de derde keer boven was. Ze had toen net gehoord dat ze darmkanker had. Twee jaar later, na een oneerlijke strijd waarbij ze tot het allerlaatste moment niet wilde doodgaan, overleed ze…. ’

En werd het op 1.912 meter hoogte oorverdovend stil.

 

Voor Arjan.

 

 

***

 

FOTOGALERIJ

 

 

 

 

 

 

 

Nawoord:

‘Ik was een ventje van 12 en Joop had die zomer de Tour gewonnen. Hij deed mee aan de Ronde van Lekkerkerk. Na de finish wurmde ik me een weg door de mensenzee voor een handtekening en dat lukte! Joop is altijd mijn held geweest.

Daarna werkte ik bij Autobedrijf Roggeveen van mijn vader dat ik intussen heb mogen overnemen. We luisterden in de werkplaats naar Radio de Tour waar Theo Koomen commentaar gaf. Ik veerde op als Joop mee zat in een ontsnapping in een bergrit.

Voor mij is het nog altijd onwerkelijk dat ik drie dagen in zijn nabijheid heb mogen verkeren. De renner Joop kende ik al, maar de mens Joop is zó mooi. Mijn respect voor hem is alleen maar gestegen. Hij hielp Arthur en Gutz mee bij het sleutelen aan alle fietsen en toen wij om vijf uur ’s morgens het hotel verlieten, kwamen hij en zijn vrouw Dany ons uitzwaaien terwijl zij ook gewoon lekker in bed hadden kunnen blijven liggen.

Mede door jou hebben we de mens Joop mogen leren kennen. Daarom heb ik dit cadeautje voor je gekocht…voor alle moeite…’

 

Waarmee uw vraag beantwoord is wie de liefste fietsvrienden van de wereld heeft.

 

 

***

 

-