We reden ergens in de buurt van Tiel volgens mij. In ieder geval een ogenschijnlijk weinig ambitieuze gemeente langs de A15. Onderweg van Rotterdam naar Düsseldorf. Naar een concert van Bob Dylan.

“Die rotonde daar, die heb ik ontworpen”, zei mijn vriend met wie ik geen contact meer heb.

Hij wees trots naar buiten.

“O ja joh? Die rotonde? Helemaal ontworpen joh?”

“Ja, én aangelegd.”

Hij was niet ontvankelijk voor mijn sarcasme.

Het was makkelijk scoren voor me. Ik was mid twintig. Ik wist niets. Ik kon niets. Mensen voor lul zetten, dat kon ik wel. Ik deed het graag. Ik vond de rotonde in Tiel die mijn vriend met wie ik geen contact meer heb langs de A15 had aangelegd niet echt Rock & Roll en dat zou hij weten ook.

“Hoe lang ben je daar nou mee bezig geweest?”

“Twee jaar”.

“Twee jaar joh. Die rotonde joh?”

In die tijd, medio jaren negentig, had ik een even helder als kortzichtig wereldbeeld: iedereen buiten de metaalwereld kwalificeerde ik als inferieure burgers die niet wisten wat werken, écht werken, was. Vooral mensen die studeerden nam ik niet serieus. Dat waren theedrinkende ambtenaren die overal de tijd voor hadden en allemaal in Amsterdam woonden.

Mijn vriend met wie ik geen contact meer heb was een afgestudeerde stedenbouwkundige.

“Was een opdracht van Rijkswaterstaat.”

Rock & Roll, dat was de norm. Niet zozeer zijn, meer uitdragen. Maar dan weer niet zo als de infantiele Keith Richards op MTV (met een zonnebril en een peuk in je bek lusteloos en quasi-stoned in een bank hangen en er als opa “you know the reason why we came to Amsterdam ha hahaha…” uit durven kramen), al had ik niet de moed mijn afkeer over die gênante scene met iemand te delen. Zeker niet met mijn broer die in Keith die halfbroer van Jezus Christus herkende.

“Leg uit joh.”

Mijn sarcasme was zo doortrapt dat mijn vriend met wie ik geen contact meer heb wérkelijk dacht dat ik geïnteresseerd was in de bouwkundige uitdagingen in de aanleg van een rotonde in Tiel.

Hij legde me uitvoerig uit over enkelstrooks- en tweestrooksrotondes en hoe toegangswegen, uitvalswegen, spitsuren, daluren, verkeersstromen en fietspaden uiteindelijk de beslissende factoren waren bij de totstandkoming van een rotonde.
En of ik het geen opwindend idee vond dat je op een rotonde per definitie tégen de klok inreed.

Ik kreeg toen nog geen verharde fallus van dit Spookrijdersgegeven pur sang.

De complexiteit van een rotonde blies ik weg met de arrogante gemakzucht waarmee ik een sigaret uitblies. Mensen met parate vakkennis deed ik af door pretentieus Bob Dylan te citeren. “Your useless and pointless knowledge” (i). Vijf woorden die ik als kogels uit mijn strot liet afvuren. Ik misbruikte Bob als alibi voor mijn eigen onwetendheid.

Kankeren op het verkeer deed ik, ook toen al, graag. Ik ging het liefst zo kort mogelijk door de bocht. Niet alleen in het verkeer.

Die avond, toen Bob met zekere voorkennis “Well, he puts his cigar out in your face just for kicks” (ii) zong, schaamde ik me het rood van mijn kaken. Mijn vriend met wie ik geen contact meer heb had me die middag een spiegel voorgehouden en het beeld dat de spiegel gaf beviel me allerminst. Sterker nog: het beeld was zo kortzichtig dat ik uit mijn eigen gezichtsveld was gevallen.

Ik moest aan die rotonde denken tijdens de dramatische Brexit van vorige week.

Stel je eens voor dat de aanleg van die gecompliceerde rotonde zou zijn toevertrouwd aan een onwetende en zichzelf overschattende medeburger als ik. Met aan de zijlijn de stedenbouwkundige wiens deskundigheid simpelweg buitenspel is gezet.

Iemand zoals mijn vriend met wie ik geen contact meer heb.

 

(i) uit ‘Tombstone Blues’ 1965
(ii) uit ‘Maggie’s Farm’ 1965

 

 

 

 

-