“Bright eyes,
burning like fire”

– Art Garfunkel

 

 

‘Niet voor anderen. Voor jezelf. Je fietst voor jezelf die Alpe op. Kanker kan jou ook treffen! Dát besef!’

Peet slikt en staart naar buiten. De regen en wind beuken tegen de huiskamerramen. Ze willen naar binnen. Zijn ogen willen naar buiten, om te kunnen zingen in de storm.

 

‘Ik ben geboren op 30 juli 1959. In Poortugaal…met dubbel O, dubbel A..’, voegt hij eraan toe om zijn Hollandse roots te benadrukken. Had niet gehoeven, want erg Portugees (na een Schwalbe schreeuwen om een gele kaart) komt hij niet over.

‘Ik kom uit een gezin met zeven kinderen. Mijn vader werkte in de tuinbouw. Ik hielp als kleine jongen al mee. Prachtig vond ik dat. Tussen al die grote mannen. Dan voelde ik me ook groot.’

Zijn ogen glunderen als die van een kind dat voor een volle huiskamer mag vertellen achter het stuur van papa’s auto te hebben gezeten. Hij heeft de jeugdigheid van Bauke Mollema. Dat komt door zijn onbevangen lach, zijn hartjesvormige gezicht en zijn oren die naar buiten steken.

Peet ontroert nu al.

‘Ik was eigenlijk best saai volgens mij. Ik was een rustige jongen zonder echte hobby’s. Ik ging naar school, deed mijn huiswerk en moest helpen in het bedrijf van mijn ouders. Mijn moeder deed er de verkoop. Een pittige tante ja.’

Hij was als jongen een niet bijster getalenteerd lid van de WCR drumband in Rhoon.

‘Geen groot succes nee hahaha. Ik ben ook nog lid geweest van de wandelvereniging van WCR. We deden mee aan grote wandelevenementen. Eind jaren zestig, begin jaren zeventig moet dat geweest zijn.’

Hij volgde als puber de MAVO in Hoogvliet.

‘Stappen deed ik niet echt. Wel zuipen ja. Natuurlijk. Ik ging in het weekend graag naar de sociëteit. Zo’n beetje jaren mid jaren zeventig was dat. Ik had lang haar en luisterde graag naar de muziek van AC/DC. Status Quo. Slade. Echt die seventies Rock. Ik weet nog goed dat ik regelmatig over de reling mijn ziel en zaligheid eruit gooide als ik te veel gezopen had hahaha. Hoppa, zo het slootje in. Ik zorgde voor een hoge visstand hahaha.’

Hij pauzeert even.

‘Gedverderries…jij met die hoge visstand…’

Dit is de stem van de goedlachse Gerdian die met schuddend hoofd opstaat om nog een kopje koffie in te schenken. Zij verwelkomde mij een goed half uur geleden in hun knusse huis. Zo’n huis in het platteland dat je met liefde huurt om een paar daagjes bij te komen.

‘Dat weer…’

‘Vreselijk die storm, kom alsjeblieft binnen Marco. Wat leuk om je te ontmoeten.’

‘Wederzijds Gerdian, aangenaam’, antwoordde ik terwijl ik de hand van Peter bleek te schudden. Ik had al meteen besloten om Peter Peet te noemen. Rotterdammers korten graag af. Gerdian hing mijn jas aan de trapleuning en propte mijn platte pet in de rechtermouw van mijn winterjas. Ik zou haar het liefst Ger of, nog beter, Gers noemen.

‘Niet goed Marco’, antwoordde Peet op mijn vraag hoe het ging, voorzichtig de huiskamer in sloffend, ‘helemaal niet goed eigenlijk.’

Hij was gaan liggen en had me vermoeid maar dankbaar aangekeken.

Dat was een half uur geleden, maar het voelde als enkele jaren terug – het leek alsof ik Peet en Gers al jaren kende.

‘Maar waar was ik gebleven?’

‘Bij dat overgeven in de sloot viespeuk, met die visstand’, lacht Gerdian.

‘Mijn ouders waren streng, maar rechtvaardig. Het was ook niet altijd even makkelijk voor ze. Ik bedoel zeven mondjes te voeden, ga daar maar eens aan staan. Ze runden het tuinbouwbedrijf in Poortugaal. Met eigen kassen, jazeker. Tomaten. Snijbloemen. Chrysanten. Begonia’s. Je weet wel.’

Ik weet van niets. Echt niets. Ik weet het verschil niet tussen een gerbera en een Lelietje van dalen en je hebt tegenwoordig een biologiediploma nodig om een bos bloemen een beetje fatsoenlijk te onderhouden. Lauw water maar niet té lauw, schuin afsnijden maar niet té schuin, in een kamer met veel licht maar niet té veel licht (en zéker geen zonlicht!), en het bladgroen het liefst net iets onder kamertemperatuur maar niet téveel eronder. Voor de bloemen maakt de temperatuur natuurlijk niet uit.

Ik koop nooit bloemen voor Anita. Ik vind ze te duur. Na een krappe week pleur je zo vijfentwintig euro de prullenbak in.

‘Bloemen blijven een luxe product weet je. Ten tijde van crises verkoop je nu eenmaal minder bloemen.’

Ik glimlach met een dieppaars gegeneerd hoofd. Bestond Nederland uit louter Marco Hendriksen (God verhoedde het), zouden alle tuinbouwbedrijven hun faillissement kunnen aanvragen.

Peet doet nog een extra duit in het zakje:

‘Wij droegen in die tijd regelmatig kleren van oudere neven en nichten die er uit gegroeid waren maar die te goed waren om weg te gooien. De vakanties waren eenvoudig maar toch leuk… logeren bij dezelfde neven en nichten, Tante Agatha en oom Theo in IJsselstein.’

Ik heb besloten om morgenochtend een enorme bos ruikers te geven aan Anita. Ik moet het tuinbedrijf van Peets ouders met terugwerkende kracht redden.

‘In de jaren daarna volgde ik een opleiding van het zogenaamde Leerlingstelsel. Ken je dat nog? Een combinatie van leren en werken was dat. Natuurlijk in mijn geval weer tuinbouwgericht. Mijn ouders hadden intussen een winkelruimte gekocht in Rhoon. Daar kwam ik te werken. En die winkel heb ik nog steeds Marco.’

Hij lacht trots. Zijn Bauke Mollema oren lachen triomfantelijk mee.

‘Is dat die winkel met die onuitspreekbare naam? Misotropolis of Misopotis of zo?’

‘Hahaha, Myosotis man!’, lacht Gerdian die uit haar mobieltje een visitekaartje vist.

‘Het klinkt als de naam van een familiespel dat je meest irritante neefje altijd wil spelen omdat ie dan zeker weet dat ie wint, De Schat van Myosotis of zo… of de naam van een medicijn….De Pil van Myosotis…’

‘Hè?’

‘Wat?’

Ik heb geen idee of ik dit hardop op gezegd of niet. Peet is bezig aan zijn levensverhaal en ik verzet pionnen op het bord van een denkbeeldig familiespel. In mijn verbeelding roert Paronamix, de druïde van Asterix, met een pollepel in een grote pot waar hij werkt aan de Pil van Myosotis. De pil die een einde zal m…

‘…die winkel had toen een slechte naam’, vervolgt Peet. ‘Verbaast mij niks’, had ik willen antwoorden maar ik besluit voor de verandering maar eens mijn smoeltje te houden, ‘maar van lieverlee groeide onze klantenkring. Mijn moeder deed de verkoop in de winkel, mijn pa de inkoop op de veiling. Toen ik eenmaal mijn rijbewijs had gehaald mocht ik het zelf doen. En dat doe ik nog steeds. Vanaf mijn 16e zit ik in deze bloemen- en plantenhandel Marco…’

Er valt een stilte.

Ik kijk om me heen. Pas nu valt mij op dat we worden omgeven door de meest schitterende planten.

Gerdian ziet wat ik zie:

‘Mooi hè?’

‘Prachtig Gers’, wil ik zeggen maar ik heb de moed niet. Dus wordt het een veilig ‘prachtig Gerdian.’

Peet omschrijft zichzelf als een harde werker. Een doener, niet zo’n prater.

‘Ik ben best streberig. Ik wil vooruit. Op míjn manier. Ik was vroeger niet iemand die veel tegenspraak dulde. Komt waarschijnlijk door mijn vader. Het was een strenge man die gerust wel eens een tik op onze billen gaf. Word je nooit slechter van toch? Ik heb altijd lange dagen gemaakt. Zes dagen de winkel. En op zondag de administratie. Facturen schrijven. Ik vond het heerlijk. Echt waar.’

Tijd voor plezier was er ook. Volop eigenlijk.

‘Een biljartje leggen ja. In Café Havenzicht in Rhoon. Ik kwam ook nog steeds in die sociëteit in Poortugaal. En Alcazar natuurlijk. In Puttershoek. Die ken je toch wel?’

‘Ja nou Peet…’

Daar laat ik het bij. Ik verzwijg dat mijn tietenobsessie ooit zijn oorsprong vond in discotheek Alcazar. We schrijven 1986. Ik ging erheen met mijn neef Patrick. We kochten een Colaatje en zochten een plaatsje tegen de reling boven de jongensloze dansvloer. We begluurden de op en neer golvende tieten van de dansende meisjes met suikerspinhaar die zich cirkelvormig óm hun handtasjes hadden geposteerd: de handtasjes symboliseerden het heilige vuur waar zij als indianen omheen dansten. Ze hadden geen weet van de keiharde totempaal die zich enkele meters boven hen in mijn spijkerbroek manifesteerde.

Van dat beeld krijg ik nog altijd jeuk in de testikels.

‘…en dat was dus Josette…’

‘Pardon Peet?’

‘Josette! De zus van Ad!’

Door mijn totempaal in Alcazar ben ik weer een stuk van het verhaal kwijt. Gelukkig weet ik deze passage me echter nog te herinneren van het verhaal dat ik optekende uit de mond van Ad van Werkhoven – de fietsende held die aan de uiteindelijke wieg van dit gesprek staat. Op 1 juni zal hij zich inzetten voor zijn toenmalige zwager Peet.

Josette kwam omstreeks 1980 als stagiaire in de winkel Myosotis te werken. De spreekwoordelijke klik resulteerde in een formele klik van een huwelijk dat zich in 1984 zou voltrekken. Helaas werd het stel geen kinderen gegund. Dit gemis bleef drukken op hun relatie.

‘Haar vader, dus ook de pa van Ad, was makelaar. Hij had een leuk huis voor ons gevonden in Poortugaal. Het contact met Ad verliep in het begin wat stroefjes hahaha. Hij was enorm jaloers op mij – dat ik zijn zus had ingepikt hahaha… die Ad…’

Iedere keer als Peet lacht, moet hij het bekopen met een hoestbui. Wás die verdomde Pil van Myosotis maar een hoestmiddel dat aan alle ziektes een einde maakt, bedenk ik me. Hij zwijgt even. Voor aanvang van het gesprek gaf hij al aan dat de kans bestond dat hij af en toe in slaap zou vallen vanwege de morfine.

‘In 1999 gingen we uit elkaar. Uit elkaar gegroeid, zoals dat heet. We zijn overigens prima uiteen gegaan. Geen wanklank gevallen gelukkig. Maar ik was dus weer alleen. Er volgde een rouwperiode van een maandje over zes waarin ik mezelf erg zielig vond. Ik bleef thuis, dronk niet, weigerde uit te gaan. Daarna gaf ik mezelf een schop onder m’n jeweetwel.’

Peet ging daten. Via wat vage datingsites die toen net in opmars kwamen, kreeg hij contact met wat dames maar vele relaties strandden in schoonheid of in afstand. Ze woonden gewoon te ver.

‘Ik heb die tijd mijn puberteit ingehaald hahaha!’, lacht Peet breeduit met zijn Bauke Mollema oren. Hij lacht ondeugend. Dan weer de hoest. En mijn denkbeeldige Pil van Myosotis van Panoramix. De pil die alle problemen oplost.

‘Ik ging op stap, vele vrouwen gezien en jeweetwel en werkte toch zo’n 60 à 70 uur per week. Makkelijk. In 2008 moest ik op zoek naar een woning nadat een kortstondige relatie was gestrand. Ik kwam te wonen op Rotterdam-Zuid. Vlakbij Zuidplein. Dat ken je vast wel.’

Mijn chauvinistisch hart maakt een sprongetje als ik Rotterdam hoor.

‘Wordt Feyenoord kampioen Peet?’, vraag ik hem onverwacht.

‘Tuurlijk!’, antwoordt hij resoluut, totaal niet verrast door deze vraag en evenmin twijfelend aan het antwoord, ‘maar terug naar het Zuidplein. Mijn appartement. Ik had mezelf via een of andere sport-dating-site, iets van Sportmaatje of zo, opgegeven om te gaan hardlopen. In het Zuiderpark. Ik liep echt wel aardig toen. Nou, zo ben ik dus Gerdian tegengekomen. Zo. Nu moet ik plassen. Kan wel even duren.’

Hij houdt zijn hand op zijn gezwollen linkerlies en staat voorzichtig op. Strompelend bereikt hij de huiskamerdeur. Dan is het stil. Gerdian haalt haar neus op. Een neus vol verdriet. Verdriet nestelt zich altijd in ogen en neus. Alleen biologen weten waarom, maar die doen niet mee. Eerst moesten ze maar die Pil van Myosotis uitvinden. Pas dan mogen ze me komen uitleggen waarom mensen snotteren als ze verdrietig zijn.

‘Hoe gaat het met jou?’, vraag ik snel alsof we ieder moment betrapt kunnen worden.

‘Het is zo zwaar’, mompelt ze, ‘we willen nog zó veel Marco. We hebben nog zó veel plannen. Maar ik moet sterk zijn. En ik bén verdories sterk. Alleen ná gisteren is alles….’

Ze maakt haar zin niet af. Gerdian, een geboren Zeeuwse, was na een tijd in Brabant te hebben gewoond verhuisd naar Berkel en Rodenrijs waar zij bedrijfsleidster was over negen bloemenwinkels. Toch waren het merkwaardig genoeg niet de bloemen die het koppel bijeenbracht, want Gerdian was hardloopster.

‘En een goeie ook!’, gaat Peet meteen verder met een oeverbrede glimlach waar een snijboon overdwars inpast, ‘hahaha….wij lopen…voor het eerst…in het Zuiderpark dus… wat denk je? Ze loopt me compleet weg hahaha… ze was veel te snel voor me hahaha!’

Ook Gerdian lacht. Ze gebruikt de schaterlach als alibi voor de tranen die ze uit haar ogen veegt.

‘Maar ik liep niet alleen hard. Ik was ook een fietster. Schaatster. Ik deed alle duursporten graag. Ik schaatste en fietste de Elfstedentocht, liep de Marathon van New York en voltooide een paar keer de Alpe d’HuZes.’

Bij Alpe d’HuZes stopt ze met praten. Ze kijkt me aan met de ogen van een prinses die in een tekenfilm van Disney verdwaald is geraakt in een doolhof. Haar oogwimpers rusten in een bedje van traanvocht. Toch lacht ze de ondanksallesglimlach. De ondanksallesglimlach zal altijd overwinnen. De ondanksallesglimlach is sterker dan de wil van de duivel.

‘En vakanties samen?’

‘Ja nou. Ik hield ervan om gewoon twee tickets te kopen en dan gewoon te gáán. Zonder hotels vooraf. Gewoon weg. Canada. Australië. De VS…’

‘En dat fietsen jongens?’

‘Ik móest een racefiets kopen natuurlijk. Ik kon er niets van. Het leek wel alsof ik opnieuw moest leren fietsen joh. Schakelen. Remmen. Een bocht insnijden. Aanzetten ná een bocht.’

‘Oost Indisch Doof!’, zegt Gerdian opeens.

‘Pardon?’

‘Hahaha…sorry…OID, zo heet ons fietsclubje. Oost Indisch Doof, omdat niemand de weg verstond of wilde verstaan als we gingen fietsen. Links! Rechts! Je kent het wel. Prachtige tijd gehad.’

‘En Peet? Fietsen?’

‘Verslaafd! Meteen. Ik was verkocht. Gerdian en ik hebben vele tochten gemaakt samen, te veel om op te noemen, waaronder dus een paar keer Alpe d’HuZes, natuurlijk nooit wetende dat…’

De drie lettergrepen zijn gevallen. Alpe d’HuZes. Er valt wederom een stilte. Om zijn rug wat te verlichten, probeert Peet een andere houding. Hij kijkt me voortdurend vriendelijk aan met de ogen van het onschuldige konijntje uit Waterschapsheuvel.

Ik hoor de serene stem van Art Garfunkel in mijn hoofd klinken. Bright Eyes…burning like fire… Het werkt kalmerend. De woede begon zich nét meester van me te maken sinds Peet de woorden Alpe d’HuZes liet vallen.

‘In december 2012 was er al een huidmelanoom gevonden. Bij mijn achillespees. Links. Hier.’

Peet bukt naar voren maar zijn hand komt niet verder dan zijn knie.

‘Controle, onderzoek, operatie, het hele rattenplan. Eind 2012 werd de tumor weggehaald. Alles schoon, zeiden ze nog. Niets aan het handje.’

De storm giert volop rondom het huis. De storm beukt en beukt. De storm wil naar binnen. De storm weet wat er gaat komen. Het verdriet, de onmacht en de vermoeidheid hebben zich genesteld rondom de oogkassen van Peet. Soms sluit hij zijn ogen voor een paar seconden. Dan gaat hij terug naar toen. Telt hij terug. Glimlacht hij. Bauke. Alcazar. Hardlopen met Gers. Zijn prachtige tijd als konijn op Waterschapsheuvel. De Pil van Myosotis.

‘In februari 2016, precies een jaar geleden inderdaad, voel ik een bobbeltje op mijn linkerlies. De huisarts dacht dat het bobbeltje net buíten de lymfeklier lag, maar voor de zekerheid werd ik toch doorverwezen naar het Sint Fransiscus. Daar gingen meteen alle alarmbellen af. Twee dagen later lag ik al in de Daniël (Daniël den Hoed Kliniek in Rotterdam, mjh). Allerlei testen gehad. Als de tumoren in mijn bloed zouden zitten, zou het foute boel zijn. Wij naar huis. Wachten….weet je nog Gerdian?’

Gerdian pakt een zakdoekje en snuit haar neus.

‘Wat een kutweekend was dat.’

‘Wat gebeurde er? Vloeken? Schreeuwen? Dingen kapot slaan?’

‘Nee nee. Eigenlijk heel rustig. Kalm. Maar die onzekerheid. Kijk Marco, we voelden alle twee eigenlijk al dat eh… nou dat het niet goed was… maar zoiets spreek je niet uit. Je houdt hoop.’

Het is de fase die niet voor niets ‘stille hoop’ wordt genoemd. Zodra je de hoop uitspreekt is de hoop niet langer stil. Alsof daarmee een boosaardig geheim verklapt wordt.

Na het kutweekend volgde de uitslag. De tumoren zaten in de lymfebanen, niet in het bloed. Of beter gezegd nóg niet. De opluchting bij Peet en Gerdian was evenzogoed groot. In de Daniël werd de lymfeklier verwijderd, alsmede twaalf andere waarvan acht al besmet bleken. Wekenlang liep Peet met een drain rond.

‘Een goed weekend, ergens begin mei, begon zijn been ineens vuurrood te worden. En die plek was bloedheet terwijl Peet het ijs- en ijskoud had. Vreselijk gewoon. Die plek was echt zo rood dat je er akelig van werd als je ernaar keek. Hij moest van mij naar de dokter.’

Gerdian staart naar de salontafel.

‘Maar dat deed ie pas ná het weekend, die eigenwijs. Er moest namelijk eerst gewerkt worden…’

‘Een enorme ontsteking had zich in de lies genesteld. Een preventieve operatie die gepland stond ging om die reden niet door. Vijf dagen verbleef hij in het Sint Fransiscus.’

De aangetroffen oedeem (* een opeenhoping van extracellulair vocht in weefsel, leidend tot een zwelling [bron Wikipedia]) bleek slechts het begin van de ellende. Een nieuwe bobbel op de rug van Peter maakte nieuwe onderzoeken, nieuwe scans, noodzakelijk.

‘Een PET-scan én een CT-scan kreeg ik. Met radioactief contrastvloeistof wordt bekeken óf en wáár zich mogelijke nieuwe tumoren zouden bevinden. Wanneer was dat schat?’

Peet sluit zijn ogen. Kucht zachtjes. Staart dan naar de salontafel waar een glas water op hem wacht. Ik twijfel of ik het glas zal aanreiken. Peet verdient hulp, maar hij komt zo waardig en standvastig over dat hij mijn goedbedoelde hulpvaardigheid als belediging zou ervaren.

Gerdians ogen waren onverminderd gefocust op de salontafel tot deze vraag werd gesteld. Nu draait ze zich naar mij toe:

‘Mei, juni. Daar ergens. Het was slecht nieuws. Het zat overal. Lever, nieren, buikholte…’

Peet vervolgt:

‘Voor een second opinion gingen we naar het AVL (het Antoni van Leeuwenhoekziekenhuis te Amsterdam, mjh). Daar stelden ze, zonder enige zekerheid of wat dan ook af te geven, de zogenaamde Immunotherapie voor. Dat is een therapie waarbij je eigen afweersysteem gemanipuleerd wordt. Om het simpel voor je te houden: er worden eiwitten aangemaakt om de tumoren te bestrijden omdat je eigen natuurlijke afweersysteem de tumoren niet langer herkent. Snap je?’

Ik denk dat ik het snap.

Peet is de rust zelve. Zijn kalmte grenst aan het ongelofelijke. Hij heeft de rust en waardigheid van een sfinx. Hij brengt míj eerder tot rust dan ik hem. Althans, dat vermoed ik. Die gedachte werkt even beschamend op mijn gestel als de herinnering aan mijn totempaal boven de dansvloer van discotheek Alcazar.

Hij hoest en gaat verder.

‘Ik kreeg enkele kuren. Na de tweede was de dokter gematigd tevreden. Toen kreeg ik een leverontsteking en kreeg ik een Prednisonkuur om die ontsteking tegen te gaan. Ik stuiterde door het huis alsof ik aan de LSD had gezeten, weet je nog Gerdian hahaha?’

‘Ja nou… die Prednison…’

Peet bereidt zich met een diepe zucht voor op de finale:

‘In november, december 2016, vijftien weken geleden, werd de immunotherapie weer voortgezet. Kuur na kuur… en maar hopen op goede uitslagen. Maar het mocht niet zo zijn. Neveneffect van de immunotherapie is de mogelijke aantasting van andere vitale organen….’

Peet laat een moment rust vallen.

‘En dus hebben we gisteren besloten om te stoppen met alles. Die chemo…ik had een kans van 5 tot 10% op eh…ja op wát eigenlijk….we hebben gekozen voor de kwaliteit van leven!’

De laatste zin komt er even krachtig uit als de afsluitende zin van een politicus in verkiezingstijd. Zo eentje die tevreden is over zijn betoog dat hij afsluit met één kernachtige zin die alles en iedereen moet overtuigen van zijn gelijk. En gelijk heeft Peet. Op zeker.

‘Ik geloof…denk…dat je een verstandige…eh….Peet…..een eh….’

Ik krijg de zin er niet uit hoezeer ik ook probeer. Ik herpak mezelf in een duizendste van een seconde:

‘Sjezus Peet…dat je dit gesprek dóór hebt laten gaan man….ik bedoel…gísteren zo’n besluit….waarom?’

‘Waarom wat?’

‘Waarom dít!’

‘Marco…!’

Hij lijkt me tot de orde te willen roepen.

De stilte is intens. De stilte walst muren omver, blaast deuren op, vernietigt alles wat je wist of dacht te weten.

Peet richt zich op en legt zijn hand op zijn linkerlies. Daar zit ik. Met mijn tietenfobie. Met mijn vurige wens dat Feyenoord landskampioen wordt. Met mijn onbegrip over de oorlogvoerende mens die niet in staat is om de Pil van Myosotis uit te vinden.

Ik weet bij voorbaat al dat iedere nu volgende zin een uitroepteken verdient. Het aangereden konijntje van Waterschapsheuvel is herrezen. De ogen spuwen vuur. Art Garfunkel zingt niet langer. Hij declameert.

‘Marco! Ik heb niet lang meer te leven! Dat wéét ik! Ik ben pertinent niet bang voor de dood! Ik vind het jammer ja! Voor Gerdian! Maar zij móet en gáát verder! God? Hoe kan ik vertrouwen op God? Staat God dit allemaal toe? En jij vraagt mij wáárom dit verhaal, míjn verhaal, naar buiten moet? Omdat júllie naar Alpe d’huZes gaan! Niet voor mij! Maar voor jezelf! Dáárom! Eén op de drie mensen in Nederland krijgt kanker beste vriend! Eén op de drie! Ze kunnen al vreselijk veel, maar nog niet genoeg! Er is geld nodig! Geld geld geld! Voor méér en dieper onderzoek! Zodat kanker een chronische ziekte wordt!’

De storm buiten weigert te gaan liggen. Peet wel. Hij is uitgeput.

Ik doe een plas, staar in de immense spiegel op zoek naar iets van herkenning, doe mijn jas aan, omhels Peet met gebroken stem, vraag hem vooral dapper te blijven, wil niet loslaten maar moet, omhels Gers, mompel wat over sterkte, kracht en moed, draai me om, hoor haar snikken, hoor mezelf met een droge keel hoesten, trek de deur achter me dicht, loop naar de auto, vloek krachtig, houd met vlakke hand mijn platte pet vast tegen de storm, start de auto, rijd langzaam het erf van Peet en Gers af, begraaf mijn gezicht in woede en verdriet, voel de rukwind die mijn auto willen ombeuken, vloek wederom godslasterend en laat dan de woorden van de dappere Peet nog één keer goed tot me doordringen, opdat ik het nooit nooit nooit meer vergeet:

‘…niet voor anderen. Voor jezelf. Je fietst voor jezelf die Alpe op. Kanker kan jou ook treffen! Dát besef!’

 

Niets doen is geen optie: we gaan door met onze strijd totdat de Pil van Myosotis uitgevonden is. De naam had niet beter gekozen kunnen zijn, want bij thuiskomst leer ik dat Myosotis de Latijnse naam voor Vergeet-me-Nietje is.

 

Voor Peet en Gers.

 

***

 

Grote dank aan Peter en Gerdian voor hun vertrouwen en hun openhartigheid om hun verhaal aan het publiek via mij toe te vertrouwen. Peter onderstreept met dit verhaal het belang van een evenement als Alpe d’HuZes. Ook zijn motto luidt: NIETS DOEN IS GEEN OPTIE!

Help Peter en Gerdian en ondersteun de actie van Team Peter op Alpe d’HuZes via deze link!

Peter en Gerdian bedanken iedereen voor de aandacht, de liefde en de compassie.

 

Bezoek hier de Facebookpagina van Team Peter voor al het nieuws en al hun acties ten bate van hun Alpe d’HuZes campagne.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

-