“Jane Kya Dikh Jaayei”
(You Never Know What You Might See)

 

Met die reclameslogan gaat de deelstaat Rajasthan tegenwoordig de boer op. Ze hadden geen betere slogan kunnen verzinnen. Voor de geoefende lezer moge het inmiddels bekend zijn dat ik de drang heb liedteksten, citaten, verzen en dus ook slogans nogal letterlijk te nemen. Deze specifieke reclameslogan is zo sterk door het woordje Might. Het is niet You Never Know What You See, maar What You Might See. Dat is een bewuste keuze geweest van iemand die zijn/haar cultuur goed kent en bovendien van taal houdt. Het woordje Might slaat in feite op het hele land India. Op zijn trotse volk, zijn cultuur, zijn geloof, zijn goden, zijn rituelen, zijn gebruiken, zijn talen, zijn verkeersregels (of liever gezegd het gebrek daaraan).

Might is misschien. Might is zou kunnen. Might is you never know.

In India is niets zeker. Dit geldt voor de levens van tientallen miljoenen Indiërs. Voor de toekomst van een weggevaagd dorp na onophoudelijke regenval. Een leven is niets waard in India. Het leven van een dier nog minder, de koe uitgezonderd uiteraard.
Start de motor van mijn “two-Wheeler” vandaag (een soort kruising tussen een brommert, een motor en een scooter), is eerder een levensvraag dan een vraag aan de plaatselijke monteur.

In India is niets zeker. Ook Vinod gebruikt het woordje Might vaak, is mij opgevallen. We might have dinner at seven. We might change the route of stage one. I might book you a room in an other hotel.

We reden van Ahmedabad naar Udaipur, zoveel was zeker. Voor deze trip had Vinod een chauffeur geregeld, een verstandig besluit. Dat was gisteren nog niet zeker. I might arrange a driver. Vinod zit er helemaal doorheen en de Tour moet nog beginnen. Hij slaapt amper en er gaat geen minuut voorbij dat hij niet gebeld of geappt wordt. Het is mij opgevallen dat hij kaler is geworden. You might be a little bit bolder, my friend.

We reden honderden kilometers door het verstrooide land.

Ik keek voor de zoveelste keer in de diepzwarte lege ogen van de uitgemergelde Indiërs, allen onderweg. Waar gingen ze heen? Wat lieten de taaie boerenvrouwen op hun hoofden balanceren? Waarom droegen dorpskinderen vuile kleertjes? Waarom sliepen uitgewoonde mannen op de zadels van hun two-Wheelers? Hoeveel autobanden kon je kwijt voor de deur van je garage? Waarom stopte onze chauffeur bij wat leek (might) op een dodelijk ongeval van een kreperende man bij een gekantelde two-Wheeler nabij een geschaarde vrachtwagen? Waarom keerde die ene vrachtwagenchauffeur tegen de richting in met zijn kont naar achteren een braakliggend terrein op, waardoor onze chauffeur bovenop zijn rem moest staan, Vinod wakker werd geschud en mijn WiFi-docking station op de grond viel en mijn petje half over mijn voorhoofd kwam te liggen? Waarom leek niets te kloppen, de wereld niet te deugen en toch ook weer wel? Waarom is de confrontatie met het putje van de wereld nodig om mijn besmette westerse geweten weer wat op te frissen? Want dat is in de kern van een bezoek aan een land als India: je wordt laag voor laag uitgekleed om naakt te kunnen poseren voor de spiegel van hotelkamer 2107 van hotel Radisson te Udaipur, Rajasthan.

Het is een ontdekkingstocht, iedere keer weer. En iedere keer als het duivelse gevaar van verzadiging op de loer ligt, grijpt India eigenhandig in. India blijft verbazen, ook voor India zelf. Kijk zelf maar. We zijn net aangekomen op de parking van het hotel. Hemant en Nikhil komen ons begroeten. Zij zijn gisteren al vertrokken met de truck met fietsen vanuit de Decathlon Ahmedabad.

‘How was your trip?’

‘Horrible. We got only here very late. The police did not allow us to pass through the city center with this truck. God knows why. Nikhil had to sprak with the police officer for a long time. Only after 10 PM the police said we might pass.’

‘Oh good Lord…’, zeg ik zonder een spoortje overdrijving. Een mega-wielerevent is, in deze omvang, een rariteit in dit gebied in India en de organisatie is in handen van slechts een paar man en vrouw. Deze mensen werken zo gruwelijk hard dat ik er een brok in de keel van krijg. Wij kunnen veel leren van mensen als Hemant en Nikhil. Zij denken in oplossingen, klagen nooit, zijn iedere dag op ontdekkingstocht, omdat de omstandigheden dat verlangen. Aanpassen, niet wachten op de hulp van een ander, zelf doen. ‘The Tour of Aravallis is the time of my life’, zegt hij. Ik geef Hemant een knuffel als een appje binnenkomt van Vinod in de groepsapp.

“Guys, I request everyone not to please reveal cost if your bike to the local people. I know it feels goofd to tell people you have a super machine but still our safety is important.”

 

Op Vinods statement wordt onmiddellijk gereageerd door Vipul met een even grappig als alleszeggend fotootje over de neanderthalerfase waarin het wielrennen zich bevindt in India. Ik sta er wat verloren bij op deze parking. Het land blijft me verbazen. Vinod stuurt me richting een aangesnoerde dromedaris of kameel (ik ben 48 en weet het verschil nog altijd niet) voor een foto.

Het traditioneel geklede hotelpersoneel heeft zich achter de auto verzameld en staart naar onze fietsen alsof er een wereldwonder hun hotel in Udaipur heeft bezocht hetgeen, het is maar vanuit wiens perspectief je het bekijkt, ook zo is. Het bekijken van een racefiets is een ontdekkingstocht voor deze lieve mensen die mijn voorhoofd ter verwelkoming voorzien van een zogenaamde Bindi. Toen ik nog schijtlollig was legden mijn vrienden en ik dit uit als teken van een verloren partijtje paint-ball. Nu ben ik ouder, wijzer en vooral een stuk saaier en weet ik dat de Bindi het derde oog symboliseert dat de focus op levensvragen zou moeten bevorderen.

Morgen begint mijn derde Tour of Aravallis. Ook al is het mijn derde, ik zal mezelf ertoe dwingen dat ik het zal aanvaarden als mijn eerste. Het moet perse weer een ontdekkingstocht worden of, zoals men zegt in Rajasthan: Jaane Kya Dikh Jaayei!

 

 

-