Naast mij, op stoel 12F dus, zit een dikke Indiër uit Michigan. Hij wil praten, ik niet. Ik kan alleen maar zo beleefd mogelijk van hem afkomen door zo snel mogelijk die onhandige kut oortjes van de KLM op te doen. Hij rochelt en haalt tegelijkertijd zijn neus op. Net als zojuist toen ik voor een laatste plas het herentoilet bezocht bij Gate E17. Een Indiase man poetste in gebogen positie zijn tanden onder de stromende kraan, snoot zijn neus en rochelde hardop. Met zijn rechterhand spoelde hij het tandpastawater, snot en slijm weg. In het vliegtuig sloeg ik een kwartiertje later een bak koffie over.

Steeds dieper India in.

Het ruikt al naar India in het toestel. Mijn buurman uit Michigan gaat zijn ouders bezoeken in het zuiden van India. Hij spreekt met consumptie. Voor mij zit een Amerikaanse dame op leeftijd die ieder moment kan bezwijken aan extreme vermoeidheid. Ze heeft haar zilvergrijze haar in een vlecht gevlochten, zoals vroeger strenge leraressen deden. Ze heeft ook van dat hopeloos uitgeputte van een lerareres. Ze draagt traditioneel Indiase kleding die haar bepaald niet staat. Naast haar, dus tegenover mijn buurman uit Michigan, zit een New Yorker met een rechthoekige Yankee kin die staat voor degelijke vaderlandsliefde. Hij is op weg naar Kathmandu, zo begrijp ik als ik zit te stoeien met die kut oordopjes van de KLM.

Steeds dieper India in.

Bedoeling is dat áchter de oorschelp een plastic klemmetje moet worden geplaatst die mijn oren doorgaans binnen vijf minuten dieppaars doet kleuren. Het gebeurt ook regelmatig dat het klemmetje breekt. Dan geef ik die gebroken kut oortjes terug aan de stewardess die duidelijk maakt wel iets anders aan haar hoofd te hebben. Bijvoorbeeld de Amerikaanse docente ondersteunen met oogdruppels en een paracetamolletje. Mijn buurman uit Michigan rochelt en haalt zijn neus enkele keren op.

Steeds dieper India in.

Ik kijk de film Money Talks met George Clooney. Ik mors een volle hap vegetarische pasta op mijn shirt. Ik mis Anita nu al en we vliegen pas boven Moskou. We moeten nog effe.
Iemand tikt op mijn schouder. We vullen de papieren voor de Immigration in. Waar u heengaat. Of u enge ziektes heeft. Of veel contant geld. Of u bommen bij zich draagt.
Een grijze dame in een lichtgroen gewaad vraagt iets, maar ik heb de kut oortjes van de KLM nog in. Ik krijg ze uit door het rechter klemmetje te forceren waardoor ik het niet meer terug in positie krijg. Het speakerkussentje staat nu verwijderd van mijn oorschelp. “Flight number?”, vraagt ze. De rode stip op haar voorhoofd verraadt dat een verloren potje paintball.

Steeds dieper India in.

“Business and pleasure”, zo verklaarde ik mijn rochelende buurman uit Michigan mijn bezoek. Ik legde hem uit dat ik op uitnodiging later deze week mee zou doen aan een loodzware driedaagse fietstocht in de deelstaat Rajasthan. Hij keek me verbaasd aan en vroeg me waarom ik dit plaatste onder het kopje “pleasure”. Ik had geen antwoord. Pleasure was gisteren de reünie van de Alpe d’HuZes groep. Ik glimlachte toen ik hem “I guess you’re right” antwoordde. Bij dit bezoek moest de pleasure maar eens komen van de business. Wat doet de beurs?

Steeds dieper India in.

De douane van vliegveld Delhi. Wachten in de rij omdat onze vlucht uit Amsterdam net iets ná de vlucht uit Addis Abeba aankwam. Voor me staat een twintigtal uitgemergelde gesluierde Afrikaanse vrouwen in de rij die geen van Engels spreekt. Ze moeten bovendien de Immigration formulieren laten invullen door het snauwende douanepersoneel omdat ze niet kunnen lezen, laat staan schrijven. Als afsluitende film keek ik aan boord de bloedstollende Britse thriller ‘Eye In The Sky’ die zich afspeelt in de Hoorn van Afrika. De vrouwen voor mij lijken zo van de set te zijn weggelopen. In een andere rij zie ik mijn rochelende buurman uit Michigan staan. De New Yorker met de yankee-kin is zijn volgende slachtoffer in zijn conversatiedrang. Een op de schouder van haar vader slapend kind verliest haar slippertje. Het wordt door niemand opgemerkt. Ik zeg niets.

Steeds dieper India in.

De koffer van band 14. Door de aankomsthal heen. Tientalle illegale taxichauffeurs wenken me. Ze zijn broodmager en glimmen. Het is na middernacht maar broeierig warm. Het vluchthavenpersoneel hangt voornamelijk over de caddies heen. De immense hal is belegd met een hoogpolig bruin-oranje tapijt. Het riekt naar oververse mango’s. In de rij bij vertrekhal G, wachtend om in te checken voor mijn ‘connecting flight’ naar Ahmedabad, komt een broodmagere Indiër doodleuk vlak voor me staan. Ik zou zijn middel met duim en wijsvinger van één hand kunnen omringen. Ik moet lachen. Een Indiër achter me scheldt iets in het Hindi naar hem waarop het mannetje als een haas eieren voor zijn geen-geld kiest door achter in de rij aan te sluiten. Iemand duurt zijn koffer hinderlijk tegen mijn linker elleboog.

Steeds dieper India in.

Ik sta maar weer eens in de verkeerde rij. De vlucht Delhi-Ahmedabad wordt vreemd genoeg als International Flight geïnterpreteerd. Ik moet dus terug. Dit zou de goede rij zijn. Een beambte duwt mij in een rij achter een vrouw in een rolstoel. Zij wordt voortgeduwd door een medewerker van Air India die enorm naar zweet stinkt. Hij zegt niets tegen de oude vrouw toen zij hem iets leek te vragen. Security check. Er is geen apart bakje voor mijn iPad. Herstel, die is er wel maar er ligt een verdorde bananenschil in. “You take!”, beveelt de douanier mij. “OK, but not very clean”, antwoord ik hem quasi gevat. Ik zorg ervoor dat de iPad schuin óver de bedorven bananenschil valt.

Steeds dieper India in.

Het is thans 4:17u Indiase tijd, ’s nachts dus. Ik ben als enige blanke westerling overgebleven. Iedereen die die vreemde witte mijnheer aanstaart, trakteer ik op een vriendelijke glimlach. We gaan zo dadelijk boarden. Ik heb de gewoonte te tellen hoeveel mensen pas hun paspoort en boarding pass pakken als ze daadwerkelijk bij de balie staan en dan verrast lijken te worden met dit toch voor de hand liggende verzoek. De score op Schiphol was 78,3% (21,7% was Europees). De score bij de douane van Delhi zojuist was 99,8%.

Steeds dieper India in.

In het toestel. Voor vlucht AI019 was zojuist een gatechange aangekondigd. Gate 11A werd 12A. Alle Indiërs gingen bij de balie navraag doen. Alle. Naast mij, op stoel 5B, komt een islamitische Indiër zitten in een wit gewaad en een lange lichtgrijze mullahbaard. Binnen de kortste keren heeft hij in kleermakerszit met blote voeten plaatsgenomen. In zijn rechteroor heeft hij een papiertje gepropt. Zijn rechterelleboog raakt continue mijn linker. Ik duw hem steeds aggressiever terug. Van het ontbijt eet ik een alleen een droog wit broodje met jam. In het bakje fruit blijkt meloen mango. Mijn maag draait om want ik kan de geur of smaak van mango niet verdragen. Mij buurman weet wel raad met zijn ontbijt. Het zit op zijn witte jurk, hangt in zijn baard en kleeft aan zijn vingers. Als toetje laat hij een enorme boer los. In de vrijgekomen lucht herken ik voornamelijk mango. Op zijn schoot houdt hij zijn handbagage krampachtig vast. Het zou toch niet?

Steeds dieper India in.

Ik schijn in de hoteltaxi te zitten. Een piepkleine chauffeur van het hotel in een hagelwit kostuum wachtte mij op het vliegveld op. In zijn handen hield hij een velletje MR MARCO HENDRIKS. Hij glimlachte toen ik naar hem wenkte. Hij sprak geen Engels. Het was zeven uur ’s ochtends plaatselijke tijd. In Nederland een uurtje of drie ’s nachts. De miljoenenstad Ahmedabad komt tot leven. Is al tot leven. Leeft altijd. We toeteren alweer. Zigzaggend door het verkeer. Nu al. Bussen. Fietsen. Zwerfhonden. Koeien. Ossen. Motoren. Scooters. Vrachtautootjes. Riksja’s. Kinderen in schooluniform worden door hun ouders bij de bushalte afgezet. Daklozen slapen op rieten matjes op straat. Het is nu al drukkend warm. Smerig warm. Bovendien ligt er een mistieke smoglaag over de stad. We worden schimmen. Er klinkt Indiase muziek door de speakers. Een citar. Geklop op Indiase percussies dat mij steeds weer als onritmisch overkomt. Een moeder houdt haar peuter omhoog. Ik verrek mijn nek haast om het allemaal te zien maar er kwamen toch echt stukken stront uit de billen van de kleine, zomaar op straat, vlak voor de duizenden aaneengeschakelde woningen van plaggen. De chauffeur slaat links. Remt niet voor een gat in de weg. Check-in. “Welkome Mister Hendriks”. De receptioniste verwelkomt mij met gevouwen handen. Ik wil slapen. Een bed. Ze heeft de tanden van een haas. Ik ben bijna 24 uur onderweg. Voelt als een week. De hotelbediende is niet te verstaan. In de lift. Naar de zevende. Fitness Sir? Swimming pool sir? You like swimming Sir? Ik hoor de stem Wim de Bie. ‘You can get Nuts on second afloop Sir’. Sleutel. Deur open. Hotelbediende wat geld toestoppen. Familie appen dat hun echtgenoot, vader, zoon, broer, zwager en oom veilig in zijn kamer zit. Ik ben te moe om te verschonen en val binnen enkele momenten met één dieppaarse oorschelp in een diepe diepe slaap. Een slaap die me steeds dieper in India brengt.

 

 

 

 

-