BOCHT 21 – (De Verrijzenis 1)

806 meter hoogte

 

Een groot deel van de groep was al lang en breed vertrokken. In de groepsapp bereikte ons zo-even al de eerste foto van Jorrit en Ed van de start in Bourg d’Oisans, zo’n dikke duizend meter onder ons. Wij waren later dan gepland. De duisternis stond op het punt zich te vermengen met de lichtgrijze nevel toen wij Alpe d’Huez af vlogen. De mist ontnam ons het zicht op het dal. Het was gestopt met zachtjes regenen. God leek al Zijn bakken leeg te gooien op Alpe d’Huez. Ik daalde achter Norbert. Hij droeg als enige het fel oranje windjackje van Rabobank. Alex Roeka zong in mijn hoofd. “…het is nog steeds diezelfde droom / vliegen door de mist.”

Motards doemden in tegengestelde richting op. Hun koplampen verlichtten de mist waarin de kletterende regen huis hield. Het water stroomde in overdwarse beekjes over het wegdek. Door het beroerde weer nam de afdaling een ruim half uur in beslag. Beneden bij de start namen we kort de tijd om elkaar succes te wensen. Het bleef bij een bescheiden high five zonder knuffel.

Ik zag ons fietsen door de ogen van de verkleumde toeschouwers aan weerskanten van de Route de l’Alpe d’Huez. We passeerden Camping La Piscine links en Camping La Cascade rechts. Er werd geklapt met kartonnen klappers. We waren met zes. Ruud. Lars. Ron. Norbert. Mark. Ik. De weg boog naar links. Bam. Twaalf procent. Lege hoofden. Volle benen.

Lars maakt een selfie.

‘Gezellig dit. We blijven heel de dag bij elkaar.’

Hij heeft het nog niet gezegd of Norbert is er vandoor. Daarna is Ron vertrokken. Even zwijgzaam als Norbert.

In de naar rechts draaiende Bocht 21 staat als vanouds de stand van het KWF. Mijn onbekende vriend staat er ook. Zoals ieder jaar. Zijn oranje hoedje vloekt met zijn vuurrode KWF-poloshirt. Vanaf vier uur ‘s morgens tot acht uur ’s avonds moedigt hij ieder jaar in deze bocht alle deelnemers aan. Onvermoeibaar. Onverzettelijk. Te vroeg kippenvel… al doet Alpe d’HuZes niet aan “te”. Het is uiteindelijk altijd wat het is.

Ooit zal ik hem persoonlijk ontmoeten en zal ik, zonder één woord te zeggen, uit dankbaarheid mijn hoofd tegen zijn borst leggen.

 

 

BOCHT 20 (Een Prachtige Dag)

880 meter hoogte

Gisteravond zag ik wat ik in de Ardennen al voelde: zij draagt een verhaal met zich mee. Ik schudde op die zaterdagochtend 21 april in Trois-Ponts haar handen en keek in de ogen van Francis waarin de waarheid schuil ging van de woorden van Bruce Springsteen. Je weet wel, dat verdrietige ogen nooit liegen.

Toen was toen en nu is nu. Gisteravond hielden dezelfde handen het stalen hekwerk vast. We stond bij het Timoplein. Ze staarde naar haar geknielde teamgenote Monique die namens de ploeg tientallen kaarsjes ontstak. Francis huilde. Het regende tranen van gemis. Anita, gekleed in een witte poncho, omarmde haar. Monique stond nu ook bij het hek. Haar echtgenoot Aad had zijn rechterarm om haar heen gehouden. Zijn gekromde schouders tekenden zijn verdriet. Alpe d’HuZes had de grote sterke Aad een knieschot gegeven. Hij moest buigen zoals de minstens even grote Johnny Cash ooit deed toen hij zag hoe een reus van een vent op de knieën moest vanwege de liefde.

De tocht van Bocht 21 naar Bocht 20 is slecht voor het moraal. Ik denk aan Francis. Ik ken haar verhaal nog altijd niet. Haar vriendin Nicoline wandelt. Zij had gehuild tijdens de shirtpresentatie gisteren. Ik omhelsde eerst Nicoline en toen Francis. Springsteen zong met ons mee. Sad eyes never lie.

 

Bocht 19 (De Piano Man)

900 meter hoogte

 

Het is nog altijd onwerkelijk. Dat ik gistermiddag live in de radio-uitzending van Bert Kranenbarg en Henkjan Smits zat waarin gevraagd werd naar The Piano Man van Billy Joel. Ik vertelde over Kees “Bier” Van Sintmaartensdijk, grootste fan van Chantal Blaak, die, zo ongeveer op het moment dat Chantal wereldkampioen werd in Bergen, te horen had gekregen dat hij slokdarmkanker had en dat Kees’ favoriete nummer dus The Piano Man is. Hij is nu herstellende van een ingrijpende operatie en meldt zijn verbluffende vorderingen via social media. Zijn beste vriend heet Strava. Toen de eerste klanken uit de piano van Joel door mijn koptelefoon klonken gaf Henkjan mij een knuffel, zei iets van “mooi man” en overhandigde mij een tientje voor de CD. Hij had me vergeven dat ik in heel mijn leven nog nooit één seconde van Idols had gezien.

Het gesprek met Bert en Henkjan zat er even snel op als de nu voorbij snellende teamgenoot Jan, veruit de beste fietser van de groep. Hij fietst met een constante lach die jonge gast, iets wat mij in mijn veertigjarige wielercarrière nimmer mocht lukken.

We zijn de tel kwijt. Dit is onze derde beklimming van Bocht 19, maar waar zit Jan? Hij lijkt al een oneindig aantal keer langs te zijn gekomen. Wij omhoog, hij naar beneden. Wij naar beneden, hij omhoog. Of zoals nu. Wij klimmend, hij klimmend. Hij gaat alleen sneller dan wij. Veel sneller. En hij lacht meer.

 

 

Bocht 18 (Tijd in een fles)

922 meter hoogte

 

‘Mijn rug. Ik voel hem nu al.’

‘Neem een Paracetamolletje man.

‘Ik kijk wel.’

Mark gaat uit het zadel om zijn rug te ontlasten. Dan gaat hij weer zitten. En staat hij weer.

‘Hou vol Mark’, zeg ik hem als ik naast hem fiets. Hij antwoordt mij niet. Hij baalt. Onze ogen glijden langst de spandoeken die aan de rotsen zijn bevestigd. Kale kindjes. Overleden moeders die ons glimlachend aankijken. Een motard passeert ons toeterend. Een wandelend kind zwenkt uit.

‘David! Daaf!’

De dalende David reageert niet. Gisteravond hadden we een intiem gesprek met hem. Hij sprak over zijn jeugd. Over zijn vrouw. Over zijn zoontje. Over zijn liefde voor de fiets. Hij vertelde over de gemiddelde snelheden van zijn fietsgroep en leek zich hierover wat te generen. God verhoort ijdelheid niet, zo zal hij ooit in de bijbel hebben gelezen. De Lieve Heer zal geen groot fietser zijn en bovendien zit Hij niet op Strava.

‘Gaat ie?’, vraag ik Mark.

Ik zie aan zijn pijn dat zijn Alpe d’HuZes missie beperkt zal blijven tot één beklimming, alsof hij daarmee gehoor geeft aan de wijze woorden van zijn levenspartner Heidi (‘ik kies voor geluk, niet voor gelijk’). Bij de shirtpresentatie noemde ik Mark mijn favoriete knuffelbeer. Iedere keer als ik hem zie móet ik hem vasthouden. En hij mij. “Er is geen grotere liefde dan je leven te geven voor je vrienden.” Dat staat ook in de bijbel.

Jan snelt voorbij. Voor wie is hij op de vlucht?

 

 

Bocht 17 (Geest)

965 meter hoogte

 

Niets is wat het lijkt. Je denkt dat je in Bocht 17 verlichting voelt, maar dat is maar een illusie. Hans Klok wist wel raad met dat gegeven. Zijn wereld bestaat uit waandenkbeelden.

Alpe d’HuZes vergt ook in mentale zin het maximale. De kracht van de herhaling wordt een valkuil, zolang je maar blijft fietsen. De adrenaline van de ochtend maakt van lieverlee plaats voor het geestdodende metrum van je pedaalslag. Bocht 17 inspireert me voor geen meter meer. Zelfs het asfalt irriteert me. Zijn diepgrijze kleur komt mij opdringerig over. Bovendien stoor ik me aan de wandelaars die het liefst vijf rijen breed lopen. Eén renner komt luid zingend de berg af denderen.

Ron zakt langzaam door het ijs. Hij is te hard van start gegaan. ‘ZO DAN! BESTE PLAAT OOIT HOOR, DIT!’, pleegt hij tijdens trainingen in Nederland te schreeuwen, rijdend met één oortje van zijn headset over ’s lands ijskoude polders waar de wind door enkele lagen kleding weet heen te beuken, en waar Ron op zijn rode Willier in zijn zelf verkozen isolement met zijn muziek (bij voorkeur dansmuziek uit de jaren zeventig, toen disco nog gevaarlijk dicht in de buurt van soulmuziek kwam en negers nog trots waren op hun kroeshaar) fietst.

Nu zwijgt Ron als we hem passeren en is er geen “beste plaat ooit”. Op zijn deelnemerskaart aan zijn stuur heeft bij allergieën Ajax geschreven. Ik hoop dat hij momenteel luistert naar Baby Don’t Change Your Mind van Gladys Knight, omdat ik wil dat hij niet verandert. Eén dag zijn humor en dan mogen sterven in het harnas.

Ken je die mop van die rauwe Rotterdammer met dat kleine hart?

 

 

Bocht 16 (De stad van klatergoud in de regen)

980 meter hoogte

 

Nunspeet. Zo heeft men Bocht 16 gekscherend genoemd. We worden er verwelkomd door een doorweekte vrijwilliger die weigert de lach van zijn gezicht te laten verdwijnen. ‘Hij gaat lekker heren….welkom in Nunspeet!’

Uit een huiftrailer klinkt muziek. Net als vorig jaar wil de zanger van dit wonderschone pareltje uit de vaderlandse muziekgeschiedenis dolgraag een foto van zijn schatje.

Over schatjes en foto’s gesproken. Gisteren gingen we na de shirtpresentatie met de ploeg op de foto. Mijn schatjes Fabienne en Estelle sommeerden de teamgenoten zich te formeren in een lang lint. Gerard zong Hand in Hand…Vast-be-ráááá’-den…. Er klonk gelach. Het was dezelfde opwinding die schoolkinderen ervaren vlak voor ze naar de Efteling gaan. Ik leek te genieten, ik betrapte mezelf erop. Als je dan toch voor een bank zou moeten werken, oh Lieve Heer laat dat dan voor Gerard zijn.

Vlak voor dit fotomoment werd ik voorgesteld aan Emily, de charmante echtgenote van Gerard. Ze wilde graag de Alpe d’HuZes CD kopen en vroeg me naar de achtergronden van de verhalen die ik schrijf. Het gaat van de hak op de tak: tijdens het gesprek met Emily denk ik aan 2015 toen ik mijn missie moest staken nadat ik na de vijfde beklimming met onderkoelingsverschijnselen werd opgevangen door haar Gerard en mijn vader. Mijn vader kon slechts mijn hand vasthouden.

Ik bleek nog altijd de hand van Emily vast te hebben. Ze zei fan van ABBA te zijn. Pas toen ik de plotselinge gelijkenis zag met Frida Lyngstad liet ik Emily’s hand los, niet in de laatste plaats omdat het mij deed herinneren aan mijn jeugdige verliefdheid op Frida en Agnetha (en mijn frustratie hoe het kon bestaan dat zij waren getrouwd met die oersaaie Benny en met Björn die op een aap leek).

‘Rich! Richard!’

Richard verlaat het kletsnatte Nunspeet dalend in volmaakte eenzaamheid. Eergisteren zag hij lichtgroen toen ik hem tegenkwam tijdens een trainingsrit. Al mijn fietsvrienden zijn fuckin’ helden. Zonder het te beseffen verstaan zij de kunst van het verontschuldigend kijken. Tussen de verontschuldiging en vriendschap ligt de stad van klatergoud die alleen fietsend doorkruist kan worden.

Jan kent geen bezwarende omstandigheden op de vélo. Hij glijdt maar weer eens aan ons voorbij. Vrolijk als altijd.

 

 

Bocht 15 (Laat Het Los)

1.025 meter

 

Voor het eerst voelen we verlichting. Ruud laat een boer. Of misschien was ik het zelf wel. Ik praat niet veel als ik klim. Dat hiaat mag ik graag compenseren met het laten van boeren. Ik heb een heel arsenaal. Die uit het middenrif zijn het fijnst. Die rollen lekker. Soms ruiken ze ook. Zoals nu. Tijdens de vierde beklimming. Of de derde. Ik heb geen idee. Ik weet wel waar mijn boer naar ruikt. Het is een mengsel van komkommer, banaan en een vleugje Isostar. Twee scheppen in de grote bidon.

Boeren is goed. Vloeken is goed. Scheten laten is goed. Eigenlijk is alles goed tijdens Alpe d’HuZes.

Je leert vooral loslaten.

Telkens als ik in de problemen zit verschijnt Moeder Maria aan mij. En spreekt ze wijze woorden: laat het los. Er komt altijd een antwoord, laat het los.

Het zijn deze woorden waaraan ik dacht toen Nadine, de dochter van Virginia, de top van Alpe d’Huez te voet had bereikt tijdens Alpe d’HuZus, het evenement dat een dag voorafgaand aan Alpe d’HuZes is bedoeld om vrijwilligers in de gelegenheid te stellen om de Alpe te bedwingen.
Op een groot beeldscherm bij de finish volgden we Nadine’s laatste meters. Ze rende huilend richting Virginia die haar als Maria, Moeder aller Moeders, aldaar opwachtte.

Er komt altijd een antwoord, laat het los!, wilde ik Nadine toeschreeuwen, maar mijn tong weigerde dienst. De emotie had mij monddood gemaakt. ‘Ren naar haar toe!’, schreeuwde Monique naar Virginia maar zij was vastbesloten te blijven staan. Ik dacht aan de tragedie die Nadine enkele jaren geleden had meegemaakt. Haar vader Paul hing machteloos over de boarding van de finish. Dit is het hart van Alpe d’HuZes waar jaarlijks plaats wordt gemaakt voor emoties die 364 dagen per jaar angstvallig verstopt blijven. Geen mens snapt waarom. Eenmaal terug van de berg doen we weer lelijk tegen elkaar. Proberen we voor te dringen bij de kassa en wijzen we op elkaars fouten in het verkeer. We missen een grote regisseur die ons begeleidt zodra wij de Alpe verlaten. Alpe d’HuZessers zouden apostelen moeten worden van het goede.

‘Ik week van mijn rijrichting door vermoeidheid’, zei ploeggenoot Dennis, ‘thuis gebeurt dat ook wel eens en krijg je meteen een grote bek. Hier maakt het niet uit. Alpe d’HuZes kent geen verwijten. En dan die vrijwilligers… die…’

Hier stopte Dennis. Hij nam een slok bier en slikte daarmee een brok emotie weg.

Masseur Henry, de man met de treurige ogen van een labrador, liet zijn tranen de vrije loop toen Virginia en Nadine elkaar huilend in de armen vielen. Ik dacht aan Moeder Maria en hoe alleen Zij redding kan brengen. Paul keek naar zijn vrouw en dochter en hing nog altijd troosteloos over de dranghekken, even machteloos als de handdoek van Henry toen hij me eerder die middag pijn deed tijdens een liefdevolle massage.

Ik laat weer een boer. Op weg naar Bocht 14. Volgens mij.

De even goed gemutste als druk gesticulerende Jan glijdt maar weer eens aan ons voorbij.

 

 

Bocht 14 (Hymne aan de Liefde)

1.055 meter hoogte

 

Vreemden worden vrienden tijdens Alpe d’HuZes. Geen mens die het gelooft, maar Alpe d’HuZessers weten wel beter. Neem nou mijn teamgenoot Bart. Of Alexander. Ivo. Arjan. Of Boris die weet dat jochies van negen hun moeder niet behoren te verliezen. Wie heeft gedurende zijn jeugd pleisters op zijn knieën geplakt?

Of neem nu Danny. Overleefde in 2013 darmkanker en een jaar later lymfeklierkanker. Hij fietst nu met twee stoma’s. ‘Gaat prima’, antwoordde hij in Trois-Points een anderhalve maand geleden. Hij bracht het zo nuchter mogelijk, ik probeerde het zo nuchter mogelijk tot me te nemen. Terwijl Danny fietst met twee stoma’s durf ik te klagen over een vermorzelde banaan in mijn wielershirt.

Vreemden worden vrienden tijdens Alpe d’HuZes. We houden elkaar vast en groeten elkaar met een duim omhoog. We delen onze levensverhalen tijdens het avondeten in restaurant Le Passe Montagne of tijdens het ontbijt in het hotel. We bieden elkaar een kop koffie aan en laten elkaar uitspreken. Op Alpe d’HuZes huist het luisterend oor.

‘Morgen schoonheid, wat ziet dit er goed uit.’

Het valt op dat Jannine op sportschoenen zonder toeclips fietst.

‘Oh hi! Ja, het gaat eigenlijk best lekker’, zegt ze naar links kijkend. Ze kijkt trots zoals de Jannine van de zesde klas lagere school moet hebben gekeken toen ze, tot haar eigen stomme verbazing, had gehoord dat haar toneelstuk op vrijdagmiddag als beste werd gekozen door de juf. Haar wangen gloeien. Ze fietst in een lange broek.

Tot deze reis naar Alpe d’Huez had ik haar nog nooit gezien, maar ik zou er een gevangenisstraf van een jaartje of dertig voor over hebben als iemand haar vandaag íets (wat dan ook) aandoet. Gewoon omdat schoolmeisjes complimenten behoren te krijgen. Op ieder uur van de dag.

 

 

Bocht 13 (Breek door naar de andere Kant)

1.120 meter hoogte

Kwaad ben ik. Kwaad dat kanker bestaat. Kwaad op God. Dat Hij de Duivel ooit toestond dat kanker uitgevonden werd. Ik benijd mijn vrienden die hun woede kunnen beteugelen. Die in staat zijn droefheid te relativeren met een biertje. Ik wou dat ik Brabander was.

Neem nou Thomas. Het gaat allemaal goedkomen, glimlacht hij iedere keer als we naar zijn wederhelft vragen. Door zijn minzame Brabantse tongval geloof ik hem, al was het maar omdat in Brabant altijd licht brandt. Thomas lijkt op Rob de Nijs. Vanochtend klonk in zowel Bocht 7 als even verderop in Bocht 3 Malle Babbe. De versie in Bocht 3 was voorzien van een vreselijke dancebeat, mijn lijntje met Thomas was terstond weg – de woede meldde zich weer.

Thomas fietst hier met zijn maatjes Eelco, Koen (hij heeft geen verhaal, hij ís een verhaal) en Eugène die ik gisteren bij de shirtpresentatie nog niet Eus durfde te noemen, al lag het op het puntje van mijn tong. Ik overhandigde het shirt aan Thomas en drukte zijn lichaam tegen de mijne aan. Mannen zoenen elkaar niet, maar drukken borstbenen tegen elkaar ter verzegeling van vriendschap.

Ik wil doorbreken naar de andere kant. Ik wil deuren opensmijten. Ik wil de duivel met een hakbijl te lijf gaan. En ik wil hakken. Hakken, hakken, hakken. Totdat Satan, inclusief zijn walgelijke uitvinding kanker, tot op het bot is uitgeroeid.

In de kom van Bocht 13 schakel ik op, neem ik een slok uit mijn bidon, dans ik op de pedalen en bid ik tot de hogere machten dat de woorden van Bob Dylan verhoord mogen worden:

“And I hope that you die
And your death will come soon
I’ll stand on your casket
In the pale afternoon
And I’ll watch while you’re lowered
Into your deathbed
And I’ll stand on your grave
till I’m sure that you’re dead”

Laat Satan dus achteraf niet beweren dat hij niet gewaarschuwd was.

 

 

Bocht 12 (Slechts wij Twee)

1.161 meter hoogte

 

Het is hier rustig. Maar niet in het hoofd van Monique. Het rommelt. Het is onweer en zonneschijn tegelijk. Als een bezetene voerde zij campagne de voorbije maanden. Ze stapte op zowat iedere winkelier uit Bleiswijk af en vroeg ze op de man of vrouw af of ze haar wilde sponsoren. Ze maakte en verkocht kettinkjes, tassen van spijkerstof, bijouterie, hoedjes, petjes, kaarsjes. Alles om geld te genereren voor het goede doel. Monique is zelf het goede doel. Ze overleefde een hersentumor en offerde twee mooie borsten op in ruil voor genezing.

(Men neme een flink stuk Monique en men late dit lekker sudderen totdat Monique lekker sappig en vol van smaak is geworden. Men gebruike Monique als hors-d’oeuvre of men voege Monique toe in uw soep of bouillon. Monique geve u dagelijks kracht, vooral op momenten als u durft te ouwehoeren over uw dagelijkse beslommeringen waarin niemand echt geïnteresseerd is).

Aad fietst aan haar zijde. Ook al blijkt hij een aanhanger van Hunnie, hij is een man van weinig woorden. Ik gebruikte de hashtag #geenwoordmaaraad op Facebook als Aad ter sprake kwam. Tegenover de negenennegentig woorden van Monique staat één woord van Aad. Aan mij de eer enkele maanden geleden om hun levensverhaal op te tekenen. Het verhaal werd een film die ik Levenslust noemde. Monique speelde de hoofdrol en won een Oscar. Aad verdiende een award vanwege zijn aandeel in de speelfilm. Een staartje van Steven Seagal zou Aad, in tegenstelling tot Steven zelf, niet misstaan. Een soort Aad Staartje après la lettre dus.

Dit jaar zijn zij vijfentwintig jaar getrouwd – hun huwelijksgeluk zal bezegeld worden op de top van deze epische berg. Maar zover zijn ze nog niet. Dit is pas Bocht 12. Telde Alpe d’Huez nu op of af?

De vrolijke Jan glijdt maar weer eens aan ons voorbij.

 

 

Bocht 11 (Zingen in de Storm)

1.195 meter hoogte

 

Ik fiets achter Ruud die, naar ik vermoed, een tikkie harder rijdt dan de vorige klim zo rond Bocht 11. ‘Sorry ik praat niet veel tijdens het klimmen’, zei ik hem nog tijdens de tweede klim toen wij hadden vastgesteld dat we tot elkaar veroordeeld waren vandaag.

‘Geeft niks Mar’, zei hij, ‘ik ook niet. We blijven bij elkaar. De hele dag.’

Het klonk als “tot de dood ons scheidt”.

Ondertussen fluisterde Alex Roeka zachtjes woorden in mijn oor. Laat niet los, geef niet op, blijf erbij, zolang je leeuwenhart nog klopt. Ik keek naar de zwijgende achterkant van Ruuds helm. Naar zijn kont. Zijn kuiten. Zijn rug. Alles aan hem ziet er nu, in de kom van Bocht 11, heroïsch uit. Als ik hem mocht overleven, zal ik precies dít moment in mijn toespraak verwerken.

Tijdens de shirtpresentatie prees ik hem als bescheiden voorzitter van onze Stichting, en hij mij als bescheiden ambassadeur van onze Stichting.

Tijdens het applaus dat volgde trouwden we.

Gezegend zij die helpen in de nood, zong de Ambtenaar van de Burgerlijke Stand.

 

 

Bocht 10 (Houd het Simpel)

1.245 meter hoogte

 

‘Ik haat negatieve emoties’, zo tekende ik ooit op uit zijn royaal lachende mond die menige vrouw uit de slaap houdt. Hij, Lars dus, vertegenwoordigt de good looks van de groep. Ik smelt ook als hij lacht, laat ik dat bekennen. Hij weet zich geen raad met “negatieve” emoties en dat is zonderling omdat hij toch een ervaringsdeskundige van Alpe d’HuZes is. Als de emoties hem te veel worden, mag hij graag vloeken. Lars houdt het graag simpel.

Niet eerder was hij zo goed voorbereid op dit evenement als dit jaar. Hij viel aanmerkelijk af, liet duizelingwekkende prestaties op Strava zien en liet zich pas op het allerlaatste moment lossen als hij met enkele “Slandse” cracks ging trainen op zaterdagmiddagen waarbij de jakkerende wind hem uit zijn verschoning woei.

Al zijn fietsvrienden weten wie en wanneer Lars ooit op zijn knieën zal krijgen. Het is alleen de vraag wanneer wanneer is…

Ook vandaag houdt Lars het graag simpel. Hij is mentaal gehard als topsporter. Hij droomde al maanden van de magische Zes. Daar fietst hij, trap voor trap uit mijn zicht. Hij gaat te hard. Mijn schaduw houdt me op de plaats. Lars is bevrijd.

 

 

Bocht 9 (Als Ik Deze Wereld Ooit Levend Verlaat)

1.295 meter hoogte

 

‘Alpe d’HuZes…dat is de wereld op zijn best…. gewoon perfect…. hoe het moet zijn…’

En het klopt. Wat hij zegt. Ed. Een perfecte dag. Hij zei het haast terloops. Op zo’n stukje niemandsland zo ergens tussen Bocht 10 en 9. Het was onze vierde beklimming van Alpe d’Huez. We fietsten beiden in ons Spookrijderstenue.

Ed zei het zonder Ruud of mij aan te kijken. En zo hoort het ook, als je je gelijk aan je zijde weet. Dan heb je geen bevestiging in de vorm van een instemmend knikje nodig. Da’s het voordeel van de waarheid. Die hoeft niet zo nodig bewezen te worden. Ed miste gisteren de shirtpresentatie omdat hij naar Lyon moest om zijn vrouw en een bevriend echtpaar op te halen.

‘Mijn vriend is ziek… hij móet bij Alpe d’HuZes zijn’, zo liet een licht hijgende Ed mij weten tijdens onze klimtraining op de Col d’Ornon. We hadden net de adembenemende afdaling van de Col Sarenne verteerd en hadden het paradijs gezien. Ed liet zijn onfortuinlijke vriend overkomen naar Alpe d’HuZes. Ed is een apostel. Wees als Ed en vermenigvuldigt u.

En nu praat Ed over de perfecte wereld op die éne dag die Alpe d’HuZes heet:

‘Ik stopte net bij een motard en vroeg hem of mijn vriend mee mocht rijden om een soort van rondleiding te krijgen op de Alpe. “Ging niet”, zegt die motard. Toen hij mijn teleurstelling zag, pakte hij mijn gezicht beet met zijn twee grote handen. “Ik lees je verdriet”, zegt ie, “laat maar aan mij over.” Is dat nou mooi of niet?’

‘Jezus wat mooi van je man’, zegt Ruud. Op het moment dat ik ervoor kies te zwijgen als het graf, klinkt luid getoeter achter ons. Het is de motard met Eds vriend achterop. Hij lacht als een kind. Je stopt de wereld in een staafmixer en dit komt eruit. Ik kan wel janken.

‘HEY EDJE! HAHAHA! HOE VIND JE DIT DAN! LACH EENS EFFE VOOR DE FOTO!’

En Ed wordt vereeuwigd. Dit moment wordt vereeuwigd. Mochten we de wereld ooit levend verlaten, dan nemen we dit moment mee.

Een wuivende Jan glijdt maar weer eens aan ons voorbij.

 

 

Bocht 8 (Jeanne)

1.345 meter hoogte

 

Ergens, op een dikke duizend kilometer afstand van de Alpe, zit een vrouw in haar tuin. Ze kijkt naar de planten, de bloemen en de daar omheen zoemende insecten. Er hangt onweer in de lucht. De vrouw stuurde een man, een zeer goede vriend van haar dochter annex Alpe d’HuZesser, een brief waarin zij onder meer het volgende schreef:

“(…) de CD raakt mij diep. Dank voor het liedje dat je aan mij hebt opgedragen.”

Die vrouw uit de tuin heet Jeanne en de Alpe d’HuZesser is al dik dertig jaar bevriend met haar dochter. Hij maakt een buiging in Bocht 8. Voor Jeanne.

 

 

Bocht 7 (Proosten)

1.390 meter hoogte

 

Vanaf Bocht 7 mag je dromen van de top van Alpe d’Huez. Pas vanaf Bocht 7 krijg je zicht op het skidorp. Als de mist niet overheerst. Ruud en ik hebben onze regenjasjes alweer aangetrokken. De zon lijkt spijt te hebben van haar uitbundigheid van enkele bochten geleden.

Rechts draait de DJ pompende Hollandse feestmuziek. Je krijgt de lach niet van mijn gezicht, aldus de goed geluimde zanger.

(Die lach kreeg niemand van míjn gezicht toen haptonoom Arendo gisteren bovenop Ed was gaan zitten. Hij ging te werk met de ernst van een dominee en de gratie van een stierenvechter. Het lachen verging mij toen Arendo zijn knieschijf in de rug van Ed leek te manoeuvreren. Toen Ed als herboren opstond schaamde ik me voor mijn primaire reactie.)

Links passeren we het beroemde kerkje met de honderden kaarsjes die zijn ontstoken voor de overledenen. Het illustreert de magische kracht van Alpe d’HuZes – je fietst letterlijk dwárs door de twee dimensies van het bestaan die er toe doen: leven en dood.

Daar staan Sylvia, de vrouw van Ruud, en Anita, de wederhelft van Ron. Ze maken een foto van ons. Het liedje Leef van Hazes Junior knalt nu door de speakers. Leef, alsof het je laatste dag is. Leef, alsof de morgen niet bestaat. Leef, alsof het nooit echt af is. En leef, pak alles wat je kan. De ik, die de hardnekkige neiging heeft om teksten te letterlijk te nemen, kan met moeite mijn ergernis onderdrukken. Ik geloof namelijk precies in het tegenovergestelde van deze Hazesjuniorfilosofie. Laat ik het de Roekafilosofie noemen: ik wil leven ook al kan ik het eigenlijk niet.

We dromen van de top. We weten dat de lachende gezichten ons zullen verwelkomen. De lachende gezichten zullen een erehaag vormen. Er zullen tranen vloeien. We zullen de bevrijding vieren.

Laten we dúrven te proosten. Op het leven.

Een lachende Jan glijdt maar weer eens aan ons voorbij. Waanzin.

 

 

Bocht 6 (Onsterfelijkheid)

1.480 meter hoogte

 

‘Droom maar’, zei de moeder van het aapje dat zo graag vlinder had willen zijn, ‘in dromen gaat alles vanzelf.’

Papillon deed wat zijn moeder hem had opgedragen en strekte zijn vleugels uit. De dromen van het aapje waren zo wonderbaarlijk waar geworden dat hij het eindelijk aandurfde…en zo liet hij zich op eigen kracht als Papillon door de wind meevoeren en vloog hij voorgoed van kinderhand naar kinderhand…. en het vloog….en vloog…. en vloog….

 

 

Bocht 5 (De Bij en De Vlinder)

1.512 meter hoogte

 

De vlinder, als symbool voor de schoonheid en de kwetsbaarheid van het leven.

De man in het Spookrijdersshirt die fietst met het Aapje dat eigenlijk vlinder had willen zijn. De COOZAH vrouw aan de finish die iedere finisher onthaalt als een ware wereldkampioen. De man die de fietsers en wandelaars omhoog schreeuwt terwijl er krakerige muziek klinkt uit een deels haperende speaker met naast hem een doorregende doos bananen. De man die bij een tijdswaarneming tegen iedere deelnemer zegt: ‘u moet hier lachen, zonder lach wordt uw tijd níet geregistreerd.’ De vrouw met hoofddoek die brak op de finish toen een familielid haar opving.

Arjan, de man die zijn gestorven broer eert door de Alpe drie keer de beklimmen met een veredelde bakfiets en één keer hardlopend. Lourens en Simone die gisteren een dik bedrag neertelden voor de aanschaf van de Alpe d’HuZes CD om de gestorven Peter van Heijningen en diens onlangs gestorven broer Gusto te eerbiedigen. Paul Adema die op dit moment in Nederland zijn vierde chemokuur krijgt. De vader van donateur Bram Noordam die een jaar geleden het hoofd moest buigen.

René Carpier. Frans van Dijk. Sjaak Bakker. Raymond van der Putten. Hennie van der Putten. Liliane Spek. Albert Manubulu. Ivonne Kuipers. Lex Stockx. Zier Vuijk. Ardjan Maat. Renate Vastbinder. Peter van Heijningen. Gusto van Heijningen. Lianne Werner. Gerard Wijmans. Wil Bierhuizen. Hans Landré. Marvin Lugthart. Corrie Multem-Merbis. Ad van Leeuwenburg. Piet Leeuwangh.

Alle wandelaars, hardlopers, fietsers vormen een kruisweg.

Ruud laat een wind.

‘Ik begin last van mijn maag te krijgen, Mar’, zegt hij.

 

 

Bocht 4 (De Steen)

1.553 meter hoogte

 

‘Hij demarreert Ruud, achter hem aan!’, zei Vincent lachend toen we hem en zijn broer Maurice passeerden. Ik ging uit mijn zadel en perste er een miserabel glimlachje uit. Ze zijn voor het eerst op de Alpe. Hun vader Gerard, de man van de straat (herstel: de man van ónze straat), moest immers geëerd worden en de Alpe d’Huez vormt iedere eerste donderdag in juni onze kerk.

Wanneer komt de humor terug? Mijn vrolijkheid zit ergens in mijn koersshirt verstopt tussen een energybar en een geplette banaan. Ik zou gruwelijk willen doorzakken met mijn oud-jeugdvrienden Vincent en Maurice. Zo’n avondje uitkiezen waarop de waarheid als troefkaart wordt uitgespeeld tussen de flessen wijn die ik persoonlijk zal ontkurken.

Ik ben toe aan vreugdetranen. Nog maar een paar bochten, volgens een man met een zwaar Amsterdams accent. Hij maakt geen voetbalgrap over ons Feyenoord-getinte wielershirt. Dat kan ook niet als je al vier jaar geen platte prijs hebt gepakt.

De vrienden van Ed zwaaien rechts van de weg naar ons. ‘Ach God’, hoor ik een vrouwenstem zeggen. Het zegt alles over de status waarin Ruud en ik verkeren. Ik zal niet breken.

Waar is Jan?

 

 

Bocht 3 (Seks in Brand)

1.626 meter hoogte

 

De Witte Keniaan. Zo luidt zijn bijnaam. Het is helemaal geen fietser, Norbert, het is een hardloper. Als hij je belt krijg je eerst zijn toptijden te horen, pas dan vraagt hij hoe het met je gaat. Hij is zonder concurrentie noch overdrijving de fanatiekste atleet van ons team. Al bejegent hij het leven berekenend, toch zit er een alles of niets gen in zijn DNA. Dat gen ontroert me keer op keer. Norbert kan extreem excelleren of heroïsch door de ondergrens zakken.

Nu fietst hij naast zijn boezemvriend Lars richting Bocht 3. Hun onderlinge concurrentiestrijd is hun brandstof. Norbert ging er vanochtend vroeg alleen vandoor in de overtuiging dat het vandaag helemaal niets zou worden, maar hij blijkt over superbenen te beschikken. Dat verklaart de lach op zijn gezicht. Dat lied wordt overigens ook hier in Bocht 3 gedraaid.

‘Dit is nummertje zes voor jou, is het niet Norbert?’, vraagt de Brabantse speaker hem. Hij antwoordt met een duim. Toen hij “zes” hoorde besefte Norbert dat hij zal gaan breken als zijn moegestreden teamgenoten en alle supporters hem over een paar bochten zullen toejuichen bij de Passe Montagne.

De Witte Keniaan moet nog maar even. Hij telt de meters en de seconden af terwijl zijn lichaam hunkert naar bevrijding omdat zijn ijzersterke spieren in brand staan. Hij voelt kracht en kracht is leven.

 

 

Bocht 2 (Je Zult Altijd In Mij Leven)

1.669 meter hoogte

 

Herinneringen worden in willekeurige volgorde als losse flodders op ons afgeschoten. Ontwijken heeft geen zin. We worden geraakt. Jorrit haalt ons in en zet ons met een grap (“je moet hier tempofietsen”) terug op aarde. Hij is beresterk de laatste weken. Zijn mindset is een onneembare vesting zoals de Chinese Muur dat ooit geweest moet zijn. Hij liet me onlangs fotootjes zien van zijn mooie vrouw en zijn twee kindjes. Het deed me denken aan de tijd dat mijn dochters jong waren. Ze klommen via mijn onderbenen en schoot naar mijn bovenlijf waar zij mijn bril met het Lee Towers montuur van mijn neus joegen. Als jonge vader durfde ik niet eens naar mijn racefiets te kijken.

Jorrit heeft maling aan conventies.

Vorige week ging hij op de foto met Jantje Smit die ik weiger Jan te noemen. Jorrit draagt thans een kek baardje en heeft zich een tattoo laten aanmeten op zijn onderarm. Hij is mij dus niet alleen op de fiets voorbij gestreefd, maar ook op het terrein van de moed.

Ik dreig mijn focus te verliezen. Ze zitten diep van binnen. Allemaal. Van DJ Jorrit tot aan mijn zieke vader bij wie alle herinneringen zijn verdampt. Hij is nu in slaap gevallen met zijn kin op zijn borst. Hij is geen schim meer van de vader die mij twee jaar geleden naast Gerard opving door over mijn handen te wrijven.

Ik mis Jan.

 

 

Bocht 1 – (De Verrijzenis 2)

1.860 meter hoogte

 

Dit is de verstilling die een wezenlijk onderdeel vormt van Alpe d’HuZes. Het is geen dodenmars, maar een polonaise is het evenmin. Terwijl Bruce onverminderd hoop in mijn hoofd pompt, bekijk ik Ruud en mezelf door de ogen van de toeschouwers.

‘Ziet er goed uit Ruud….hou vol Marco!’

Ik weet niet hoe het komt, maar het ontroert me in hoge mate als vreemden onze naam uitspreken. Ze lachen ons toe. Soms kijken ze vol medelijden. Ik zal wel fietsen met mijn smoel open. De vermoeidheid heeft doorgaans een verlammende werking op mijn kaken en mondspieren. Het gaat allemaal hangen. Ik ga uit het zadel. Er wordt luidkeels geklapt als Ruud en ik voor de allerlaatste keer het skidorp Alpe d’Huez binnenrijden.

Het zal eventjes omlaag gaan.
Dan zullen we naar links draaien.
Daar speelt de rockband de regen uit de lucht.
Dan gaat het weer omhoog.
Onder het houten viaduct door.
Dan zullen wij Le Passe Montagne passeren.
We doen ons shirtje recht.
Het ritsje gaat dicht.

Nog eventjes en dan staan de supporters ons op te wachten. De pompende muziek van DJ Jorrit is al hoorbaar. Zes keer beklom hij de Alpe. We horen zijn stem. De vrolijkheid. Het optimisme. De hoop.

Daar! Daar rijden we!

Al zijn sommige teamgenoten al uit gefietst, we fietsen toch bijeen. Als één groenwit lint, hand in hand vastberaden. Het is immers de allerlaatste beklimming voor ons allen en het leven is een illusie. De waarheid moet bewezen worden, illusies niet. Ik leef niet alsof het de laatste dag is. Ik leef omdat er geen alternatief is.

Het is haar eerste en laatste beklimming. Zijn tweede. Derde. Vierde. Vijfde. Zesde. We fietsen door. Jan rijdt op kop. Voor hem had dit evenement net zo goed Alpe d’HuAcht mogen heten. Dan volgt Jorrit, met Lars en Norbert als een Siamese tweeling vlak achter hem. In het kielzog van deze vier helden die de Alpe zes keer beklommen volgen de overige teamgenoten als één blok.

Onze supporters bij Le Passe Montagne begroeten ons en wij hen.

Emily. Marieke. Erica. Maar liefst drie Anita’s. Nadine. Elize. Sylvia. Annelies. Wieteke. Tamara. Heidi. Fabienne. Estelle. Mark. Wil. Vincent. Maurice. Julia. Kiki. Lilian. Henry. Arendo. Paul. Het bevriende echtpaar van Ed.

Vuisten rijzen in gebalde vorm naar de hemel die zich als een accordeon opentrekt.

Ed. Jorrit. Lars. Mark. Norbert. Richard. Ron. Ruud. Alexander. Bart. Boris. Danny. David. Dennis. Gerard. Jan. Jannine. Thomas. Aad. Arjan. Eelco. Eus. Francis. Ivo. Koen. Monique. Nicoline. Virginia.

Het zit erop. De Rotterdam Fund Racers mogen na totaal 98 beklimmen van de fiets stappen. En dat doe ik ook. Iemand haalt snot van mijn gezicht. Ergens wordt gehuild. En gejuicht. De handen van mijn vrouw halen de helm van mijn tollende hoofd. Ik ben steenkapot. Het is in deze entourage koud en warm tegelijk.

In de kernsplijtende stilte die volgt klinkt het gebed dat pas een end zal kennen als kanker definitief de wereld uit is.

 

***

 

Geniet hier na van een compilatie van unieke live-beelden (beeldmateriaal afkomstig van verschillende deelnemers en supporters):

 

 

 

 

 

En dit zijn de trotse deelnemers van Team Rotterdam Fund Racers Alpe d’HuZes 2018. De schrijver dankt hen voor het vertrouwen.

 

 

 

***

 

De Stichting Rotterdam Fund Racers dankt alle sponsoren en donateurs voor hun bijdrage aan onze campagne waarin wij €205.194,00 ophaalden.

Dank aan alle vrijwilligers en supporters voor hun onvermoeibare en hartverwarmende steun.

Dank aan Restaurant Le Passe Montagne voor hun gastvrijheid.

De Stichting Rotterdam Fund Racers, een initiatief van enkele vrienden en bevriende relaties uit het Rotterdamse bedrijfsleven, heeft zich ten doel gesteld vanuit het hart van de samenleving iets terug te doen voor de samenleving.

Doneren kan nog altijd, bezoek hiervoor onze website.

 

 

-