A. is een vrolijke meid, maar vreemd genoeg houdt ze uitsluitend van droevige muziek. Het Requiem van Mozart, Orly van Brel, Famous Blue Raincoat van Leonard Cohen, Love Sick van Bob Dylan, de cellosuites van Bach. Dat werk.

Toen ze elf was heeft ze van Edith Piaf het chanson C’ Etait Pas Moi  op een casettebandje gezet. Niet 1 keer, maar anderhalf uur lang achter elkaar steeds datzelfde trieste lied over die onterecht van moord beschuldigde man in zijn cel. Ze kon er geen genoeg van krijgen.

En nu heb ik gevraagd of ze mijn 70 demo’s van de afgelopen jaren eens wil beluisteren om me te helpen bij de keuze van de songs voor de nieuwe cd. In het verleden is gebleken dat ik de neiging heb in potentie goede nummers over het hoofd te zien.

‘Ik ga me voor een paar nummers sterk maken,’ zegt ze, als ze met haar lijst mijn hok binnenkomt. ‘Daar heb ik sterretjes achter gezet.’ Tot mijn grote vreugde zie ik dat onze keuzes elkaar grotendeels overlappen. Toch zijn er een paar bij waar ik mijn twijfels over heb. Dat zijn wel precies de nummers met de sterretjes.

Allereerst is daar ZAL ER AAN HET EINDE IEMAND ZIJN, een lied over een alleenstaande vrouw, die weinig geluk heeft in de liefde.

Hij had weer wonderzacht gelogen
Net als toen het altijd leek
En je ook weer bikkelhard bedrogen
Net als toen, al na een week

De vrouw blijft zoeken. In Praag, Madrid, Londen, tot in Afrika aan toe. De lust bevredigt zo nu en dan wel, maar de prangende vraag blijft: zal er aan het einde iemand zijn? Het probleem met dit lied is dat ik al aardig wat nummers over eenzaamheid en de problematische kanten van de liefde heb en graag een rijke, diverse cd op wil nemen. ‘Zie maar wat je ermee doet,’ zegt ze, ‘maar ik vind dit een goed nummer.’

Zal er aan het einde iemand zijn? Waarschijnlijk niet. God is ‘m gesmeerd en de rest is opgelost of te veel bezig met de eigen besognes om zich druk te maken over het lot van de ander. Hoogstens zal er een beroepskracht zijn, die zich professioneel kwijt van zijn of haar palliatieve taak en ondertussen voor een pannenset zegeltjes spaart bij de supermarkt.

De volgende op haar lijstje is DE CORRESPONDENT. Over een oorlogsverslaggever, die gewond naar huis terugkeert en zijn vrouw belooft dat dit de laatste keer is geweest. Ondertussen is hij wel getraumatiseerd geraakt en kan hij de gruwelijke beelden niet vergeten, wat natuurlijk zijn weerslag heeft op hun relatie.

Ik heb zo naar je uitgekeken
In het hart van de duisternis
Maar nu ik terug ben is het
Of er iets veranderd is.

Ik ben blij dat ze dit lied eruit heeft gehaald. Zelf was het me niet speciaal opgevallen, maar bij nader inzien zit het dicht op de huid van de tijd. Een protestlied. Helpen zal het niet, maar misschien heeft het een artistieke waarde en een algemenere betekenis. Het leven dwingt je tot beslissingen en je komt er niet zonder kleerscheuren van af. ‘Ik begrijp niet dat je dit niet geselecteerd hebt,’ zegt ze, ‘vooral het refrein blijf ik maar horen.’

En dan weer een liefdeslied. De angst verlaten te worden. Wat ik ga doen als ze wegloopt?

Ik zal kreunen, huilen en roepen
Op mezelf en de wereld kwaad
In de hel het einde gaan zoeken
Sterven als je gaat

‘Ik ben helemaal niet van plan weg te lopen,’ zegt ze. ‘Je kunt nooit weten,’ zeg ik, ‘en in dat geval kan ik het lied maar beter alvast klaar hebben, want op het moment zelf komt het er waarschijnlijk niet meer van.’

Zonder jou ben ik die dromer niet meer,
Kan ik die kluns, die lapzwans, die luis,
Die egoïst niet meer zijn.

Sommige liedjes moet je laten liggen om er dan later nog eens naar te kijken. Ze groeien in het onbewuste. Dit is er volgens mij zo een. In veel gevallen schrijf ik snel en intuïtief, maar… ‘Hier moet ik nog mee aan de slag.’ ‘Als je het maar niet vergeet,’ zegt ze.

De laatste is de moeilijkste. OP HET LAATST. Misschien is dit wel het donkerste nummer dat ik tot nu toe geschreven heb. Ik kan me niet herinneren wanneer en in welke omstandigheden. Misschien heb ik het alleen maar gedroomd. Eigenlijk ben ik er bang van. Ik wil het niet op de cd hebben, want heb geen zin dit in het theater te zingen. Het gaat over doodsverlangen.

Laat dan nu de slaap maar komen
Diep vanuit de onderstromen, zonder belofte of zoiets
Nooit wil ik hier nog verschijnen, laat me onbezwaard verdwijnen
Voor altijd in de armen van het niets

Met dit lied zijn we nog niet klaar, begrijp ik. ‘Als je zo’n nummer schrijft, moet je ook de ballen hebben het op de plaat te zetten en in het theater te zingen,’ zegt ze. Ja ja, dat zal wel, maar er is al ellende genoeg en ik heb weinig zin om met de strop om mijn nek op het podium te staan. Als ik me dan toch dood moet zingen, dan graag met een vrolijk nummer.

‘Je hebt geen vrolijke nummers,’ zegt ze, ‘gelukkig maar, anders was ik nooit verliefd op je geworden.’

 

-