Ik heb een stevige griep te pakken, maar in plaats van onder de dekens te kruipen, ga ik naar het café. Ik neem een paar kranten van de bar en trek me aan een tafeltje in de verste hoek terug.

Een 27 jarige Duitse piloot heeft zijn vliegtuig met 149 passagiers tegen een bergwand te pletter laten slaan. ‘Een stille, doodnormale jongen’. Schijnbaar evenwichtige mensen blijken psychisch gestoorde monsters te zijn en het meest verbijsterende is nog dat niemand in hun omgeving iets in de gaten lijkt te hebben of , als men al iets in de gaten heeft, niet op het idee lijkt te komen aan de alarmbel te trekken. Ik vraag me af in hoeverre onze megalomane ego-cultuur dit soort gruwelen in de hand werkt.

Ondertussen luister ik met een half oor naar de muziek. Ze hebben zo te horen de afspeellijst oude Rock and Roll aangeklikt. Ik ben gek op de nummers van Chuck Berry, Jerry Lee lewis, Buddy Holly, Little Richard en consorten. Wat was de muziek toen fris, jong, wild, vrolijk, optimistisch en temperamentvol! The American Dream in volle glorie.

Flying across the desert in a TWA
I saw a woman walking across the sand
She been a-walking thirty miles en route to Bombay
To get a brown eyed handsome man
Her destination was a brown eyed handsome man.

Nu zijn de Amerikanen bezig met een uitzichtloze oorlog in het Midden-oosten. Hoe hebben we ooit kunnen denken dat de primitieve Arabische cultuur, die sinds de steentijd nauwelijks enige ontwikkeling heeft doorgemaakt, gevoelig zou kunnen zijn voor humanistische waarden als democratie, emancipatie, vrijheid, tolerantie en empathie? Het probleem is mede dat de oude, vertrouwde stammenoorlogen in plaats van met kromzwaarden en kamelen nu uitgevochten worden met geavanceerde wapens die op grote schaal dood en verderf zaaien. Een holbewoner met een nucleaire raketgranaat onder zijn berenvel, dat komt niet goed. En er dan ook nog een wraakzuchtige god bij halen.

God bestaat niet, maar als verzinsel is hij onsterfelijk en zal hij altijd volgelingen blijven houden, want de leegte, de onzekerheid, de zinloosheid en de wanhoop en daarmee de behoefte aan een universeel houvast zijn van alle tijden en wordt in de toekomst waarschijnlijk alleen nog maar groter. De geest is uit de fles. De Arabische lente is een Arabisch inferno gebleken. De mens is een teleurgesteld beest, dat de wereld zal vernietigen. Misschien kunnen in die contreien alleen meedogenloze dictaturen de ellende nog een beetje binnen de perken houden.

Buddy Holly zingt Rave On. Arme Buddy,  hij was pas drieëntwintig toen hij bij een vliegtuigongeval om het leven kwam. Vliegen wordt gezien als de veiligste manier van reizen, maar vandaag even niet. Wat zou er van Buddy geworden zijn? Te gevoelig misschien voor een lange carrière à la Chuck, Mick, of Jerry  Lee.

Rave on, it’s a crazy feeling
And I know it’s got me reeling

Aan het belendende tafeltje zijn twee mannen neergestreken. Ze drinken grote glazen bier en praten over de komende Ronde van Vlaanderen. Ze zijn duidelijk van slag door de blessure van Tom Boonen, waardoor hij volgende week niet van de partij zal zijn. Zegt de een: ‘als hij niet gevallen was, had hij een grote kans gehad hem voor de vierde keer te winnen.’  ‘Als…als…als’, roept de ander kwaad, ‘als m’n tante ballen had, was ze m’n nonkel.’

Een Afrikaanse schrijfster vertelt hoe haar vader zes maanden in de gevangenis had gezeten vanwege kritiek op het Nigeriaanse regime en daar had geluisterd naar ‘het gesleep van boeien en kettingen over de koude betonvloer’. En ‘naar het zachte geneurie van de gevangenen, in de vroege ochtend op weg naar het executiepeloton’. En hoe ze dan zongen: ‘Ik ga met hem naar het land van glorie, ik ga met hem naar het land van geluk; als deze wereld mij niet wil, dan ga ik maar met Jezus naar het land van glorie.’

Er zit geen lijn in de kranten. Dat is ook niet de bedoeling, de bedoeling is in fragmenten te laten zien in wat voor wereld we leven. In de nieuwe roman van Annelies Verbeke trekt een vrolijke Senegalese muzikant als klusjesman door West Vlaanderen met een luisterend oor voor iedereen die daar behoefte aan heeft. ‘De dromen zijn niet van mij (…),’ denkt hij, ‘het is de wereld die haar zonden in me uitstort, en ik droom ze weg.’

Ondertussen zingt Fats Domino Blue Monday.  Hoe hij het voor elkaar krijgt, god mag het weten, maar elk nummer van Fats swingt nog steeds als een trein. Sterker nog: hoe meer onze huidige popmuzikanten verder zemelen, hoe intenser Fats lijkt te gaan swingen. Toen New Orleans onder water stond, schijnt de voormalige wereldster in een versleten kamerjas en op een paar kapotte laarzen verdwaasd door de straten te hebben geploeterd, zonder dat iemand hem herkende.

Saturday morning, saturday morning
All my tiredness has gone away
Got my money and my honey
And I’ am out on the stand to play

De mannen aan het tafeltje hebben het over de terminaal zieke zanger Thé Lau, die al jaren vrolijk door de media paradeert en gisteravond weer op de televisie schijnt te zijn geweest. De een: ‘Grandioos hoe hij zijn afscheid viert, zo dien je te sterven, met de ogen open en ter lering en vermaak voor iedereen.’ De ander: ‘Nou, dat zie ik toch anders, die Lau is zijn eigen lijkenpikker geworden, walgelijk hoe schaamteloos hij zijn dood aan het vermarkten is. En dan verwart hij ramptoerisme ook nog eens met erkenning. Zielig gewoon. Nee, laat maar zitten, die gast hoeft voor mij niet meer.’

‘Misschien ben ik niet uit een vrouw geboren, ben ik uit de hel geschoten,’ roept iemand op de kunstpagina. Een van de interessantste aspecten van het einde der tijden is hoe kunstenaars elkaar met dystopische uitspraken proberen te overtreffen.

Ah, hier een recensie van de nieuwe dichtbundel van Ilja Leonard Pfeijffer. Idyllen. We gaan nog even door. ‘Een bedwelmende hellevaart langs het territorium van een Avondland dat aan afbrokkeling onderhevig is.’ En een eindje verder: ‘De wereld is zichzelf kwijtgeraakt en  verworden tot een zwalpend schip waarvan ook de kapitein kompasloos is.’ Mooi citaat ook: ‘Soms ga ik onherkenbaar als mezelf vermomd/ naar plakkerige heiligdommen van weleer.’ Voor iedereen die de verloedering een warm hart toe draagt is deze bundel een absolute must. Zelf ben ik al bij Idylle nummer 16 aanbeland en deze recensie stimuleert me de beker tot op de bodem leeg te lurken.

The Everly Brothers zingen Wake Up Little Susie. Dat was het eerste nummer dat ik, mezelf op gitaar begeleidend, kon zingen. Toen zat ik op kostschool en was een jaar of twaalf. The Everly Brothers, misschien hebben alleen The Beach Boys ooit mooier gezongen. Steeds als ik naar oude filmpjes van ze op You Tube kijk, krijg ik een brok in mijn keel. Ik voel diezelfde verwachting weer, de zoete pijn van het verlangen, de verboden tinteling van de erotiek. De wereld is een hel, maar we hebben nog steeds de muziek om erop te dansen.

Wake up, little Susie
Wake up, little Susie
Well, what are we gonna tell your ma-ma
What are we gonne tell your pa?

Ik word misselijk. Misschien was het toch niet zo’n goed idee de stad in te lopen en de kranten te gaan lezen. Nu moet ik nog thuis zien te komen. Het is gaan regenen en er slaat een schrale wind door de straat. Echt iets voor een longontsteking. Wat is dat toch met me? Om het allemaal niet onder ogen te hoeven zien, slaap ik soms wel twaalf uur achter elkaar, maar eenmaal uit bed, wil ik, ziek of niet ziek,  geen seconde van onze eindtijd missen.

 

 

-